IS JEZUS CHRISTUS DE ZOON VAN GOD OF GOD? (1)
Waarom vindt men het onvoldoende als Jezus ‘alleen maar’ de Zoon van God is?
Inleiding
Wat de identiteit van Jezus Christus is, dient voor ons allen van groot belang te zijn. De klassieke, kerkelijke leer heeft van Hem een ‘God-mens’ gemaakt. Teksten die deze twee naturenleer direct ondersteunen, in de zin dat ze allebei in dezelfde tekst voorkomen, zijn er niet. Deze leer leidt tot de consequentie dat men zich bij elke tekst over Jezus afvraagt of Hij als God, dan wel als mens spreekt. Dat maakt het beschouwen van Hem nogal gekunsteld. Onze Heer Jezus was namelijk één en dezelfde!
De twee naturenleer is een verdere uitwerking van de drie-eenheidsleer, waarin men belijdt dat God één Wezen is, dat bestaat uit drie Personen, maar ook dat is buitengewoon lastig uit te leggen. Ga maar eens het verschil verklaren tussen een wezen en een persoon, dat lukt – heb ik het idee – gewoonweg praktisch niemand. Deze termen hebben gefungeerd als hulpbegrip, maar we moeten scherp zien dat deze begrippen ‘Wezen’ en ‘Personen’ uit de Griekse filosofie komen en niet uit de Bijbel zelf.
In het Grieks gaat het om het woord ousia, dat is essentie of wezen,en in het Latijn heet het substantia, wezen of essentie, dan wel: dat wat op zichzelf staat. Men spreekt in de drie-eenheidsleer over de wezenseenheid (homo-ousios) of het ‘eenswezens’ zijn van de Vader, de Zoon en de Geest. Zo leest men bijv. de woorden van Jezus “Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30) als een wezenseenheid, in plaats van als een openbarings- of relatie-eenheid. De Vader en Zoon hebben een innige relatie, een nauwe band en ze zijn één van gedachten, streven en doelstellingen.
Het latijnse woord persona betekent persoon of masker. In het Grieks spreekt men van hypostasis. Daaruit hebben sommigen afgeleid dat God Zich openbaart onder drie maskers of gestalten (het Sabellianisme of het Modalisme). Dat probeerde iets meer duidelijkheid te verschaffen over de Godheid, maar is als dwaling afgewezen door de vroege kerk.
In de drie-eenheidsleer wordt Jezus Christus als God gezien. We gaan bekijken wat Gods Woord zegt en hoe Hij aangeduid wordt.
Bijbelse passages die ervan getuigen dat Jezus de Zoon van God is
Het is altijd beter in de Bijbel zelf te kijken hoe Jezus wordt beleden: is Hij God of Zoon van God:
- De engel Gabriël:
“En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden” (Luk. 1:34-35).
- Een stem uit de hemel met Gods bevestiging van Jezus:
“En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb” (Matth. 3:17).
- Satan:
“Als u Gods Zoon bent” of “Als U de Zoon van God bent” bewijs dat dan maar (volgt: verzoeking). (Matth. 4:3,6; Luk. 4:3,9).
- Demonen:
“En telkens wanneer de onreine geesten Hem zagen, vielen zij voor Hem neer en riepen: U bent de Zoon van God” (Marc. 3:11; vergelijk Luk. 4:41).
“En met luider stem schreeuwde hij: Wat heb ik met u te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste” (Marc. 5:7; Luk. 8:28; Matth. 8:29).
- Nathanaël:
“Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël” (Joh. 1:30)
- Petrus:
“Hij zei tegen hen: Maar u, want zegt u dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God” (Matth. 16:15-16: Joh. 6:69).
- Johannes de Doper:
“En ik heb gezien en getuigd dat Hij de Zoon van God is” (Luk. 1:34).
- Discipelen:
“Zij die in het schip waren, kwamen Hem aanbidden en zeiden: Werkelijk, U bent de Zoon van God” (Matth. 14:33).
- Martha: “Zij zei tegen Hem: Ja, Heere, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God die in de wereld komen zou” (Joh. 11:27).
- Johannes: “Maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn naam” (Joh. 20:31).
“Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God” (1 Joh. 4:15).
- Jezus Zelf:
“Als de wet hen goden noemde tot wie het woord van God kwam, en aangezien de Schrift niet gebroken kan worden, zegt u dan tegen Mij, Die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: U lastert God, omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon?” (Joh. 10:35-36).
“En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt” (Joh. 11:4).
“En zij zeiden allen: Bent u dan de Zoon van God? En Hij zei tegen hen: U
zegt dat Ik het ben” (Luk. 22:70; Matth. 26:63; Marc. 14:61).
“Want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon” (Matth. 27:43, vergelijk Matth. 27:40; Joh. 19:7).
- Hoofdman:
“Werkelijk, dit was Gods Zoon” (Matth. 27:54; Marc. 15:39).
- De kamerheer uit Ethiopië:
“En Filippus zei: Als u met uw hele hart gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is”(Hand. 8:37).
- Paulus:
“En meteen predikte hij Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is” (Hand. 9:20).
- Paulus’ uitspraak uit de Romeinenbrief:
“Wat de Geest van heiliging betreft, is Hij met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden, namelijk Jezus Christus, onze Heere”(Rom. 1:4).
- Paulus’ uitspraak uit de Filippenzenbrief: “Christus Jezus…Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als een roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar zichzelf ontledigde (leeg maakte)…Hij was voor korte tijd minder gemaakt dan de engelen (Hebr. 2:7a). Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en Hem een Naam geschonken boven alle naam…” (Fil. 2:5-9).
- Paulus’ uitspraak uit de Kolossenzenbrief:
“Hij is het beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping…En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles de Eerste zou zijn. Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou” (Kol. 1:15,17-19).
- De Hebreeënschrijver:
“…God heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid (wezen), die alle dingen draagt door Zijn krachtige woord…” (Hebr. 1:1b,2-3).
“Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden” (Hebr. 4:14).
Dit zijn getuigenissen van 15 verschillende bronnen die allen Jezus zonneklaar de Zoon van God noemen.
Ook de laatste teksten uit de brieven van de apostelen zeggen – naast dat Hij Zoon van God is – geweldige en bijzondere dingen over Jezus, maar niet dat Hij God is, zoals de traditionele leer zegt. Jezus is het beeld van God (Kol. 1:15), de afstraling van Zijn heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen (Hebr. 1:3, NBG-vert). God kon al Zijn heerlijkheid kwijt in de mens Jezus Christus, die ook Zoon van God is en Jezus weerspiegelde zo Gods heerlijkheid.
Conclusie
Dit zijn allemaal getuigenissen van mensen, demonen en Jezus Zelf die verklaren dat Hij de Zoon van God is. Volgens de leer van de kerk hadden daar verwijzingen tussen moeten zitten dat Hij God is. De teksten geven klip en klaar weer dat Hem belijden als Zoon van God absoluut toereikend is. Maar om het stempel ‘orthodox’ of ‘rechtzinnig’ te krijgen eist men dat je Jezus per se als God moet belijden.
Doe je dat niet, omdat je bijbels gezien Zoon van God voldoende en genoeg vindt om Hem als Heer, Christus en Verlosser te erkennen, dan noemt men dat dwaalleer. Ondanks je integere opstelling als christen ben je zo in hun ogen een dwaalleraar geworden, voor wie geen plek meer is in de reguliere kerken en gemeenten van het ‘mainstream’-christendom. Je komt buiten te staan. En zijn er zelfs die je christen-zijn in twijfel trekken en durven stellen dat je niet behouden bent, maar verloren gaat. Men moet maar durven! (wordt vervolgd).
Jildert de Boer
Geef een reactie