IS JEZUS CHRISTUS DE ZOON VAN GOD OF GOD? (3)
Waarom vindt men het onvoldoende als Jezus ‘alleen maar’ de Zoon van God is?
“Hij die geopenbaard is in het vlees” (1 Tim. 3:16).
Er zijn handschriften die in 1 Tim. 3:16 het woord ‘theos’ (= God) hebben (zoals de SV en de HSV, steunend op de Textus Receptus), dus: “God geopenbaard in het vlees” en er zijn andere handschriften die dat woord ‘God’ (theos) niet hebben. Het gaat hier om het grote geheimenis van de godsvrucht: ‘Christus geopenbaard in het vlees’ (Hij werd door God gezonden ‘in gelijkheid van het vlees der zonde’, zegt Rom. 8:3, letterlijk vertaald). De vertaling is dan: “Die (of: Hij die) Zich geopenbaard heeft in het vlees…” (zie: NBG-vert, Telos-vert., Herz. Willibr. Vert., Na. Bijbel, Leidse Vert., Vert. Brouwer, Can. Vert.). Of met de NBV21: “Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam.” Dus: God was in Christus.
“Terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus” (Tit. 2:13).
De kernvraag is hier: gaat het hier alleen om Jezus Christus, of om God en Jezus Christus? Worden hier twee personen aangeven of slechts één? De vertalers kiezen ook hier verschillende wegen, zoals blijkt uit de vertalingen.
De Statenvertaling heeft “Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onze Zaligmaker Jezus Christus” en daar is onderscheid tussen God en Jezus Christus. De NBG-vertaling zegt: “verwachtende de zalige hoop van de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus…” Daar slaat God en Heiland beide op Jezus Christus, evenals in de NBV21: “onze grote God en redder Jezus Christus.” Deze tekst met twee vertaal- en interpretatiemogelijkheden kan de doorslag niet geven. De HSV en de Herziene Willibrord Vert. gaan uit van twee personen.
“Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid” en “Daarom heeft Uw God U gezalfd, o God” (Hebr. 1:8-9; Ps. 45:6-7).
In dit vers gaat het erom dat God de Messias zalft. De Messias draagt hier ook de titel God, net zoals in Jesaja 9:5, dat niet de allerhoogste God (Jahweh of de Vader) hoeft te betekenen. Als regel onderscheidt het nieuwe testament God de Vader van de Heere Jezus Christus, maar hier vinden we een uitzondering.
In Ps. 45:7-8 staat drie keer ‘Elohim’ (vergelijk Elohim als het over rechters gaat: “u bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste, Ps. 82:6, dat door Jezus treffend werd aangehaald, Joh. 10:35) en in Hebr. 1:8-9 is het grondwoord drie keer ‘theos.’
We moeten altijd goed naar de context kijken. De ‘god van deze eeuw’ (2 Kor. 4:4) betreft satan en ook daar staat ‘theos.’ De Zoon wordt hier met de titel ‘God’ aangesproken. Waarom? De Studiebijbel zegt (en daar sluiten we ons hier volledig bij aan): “Omdat Hij God vertegenwoordigt op aarde en op bijzondere wijze Zijn beelddrager is.” God zalft Jezus met vreugdeolie boven Zijn metgezellen of deelgenoten (Hebr. 1:9; Hebr. 3:1). En voor ons geldt: “Want wij zijn deelgenoten/metgezellen van Christus geworden (meer letterlijk, zoals de Telos-vert., de vert. Brouwer en de Leidse vertaling doen). (Dus niet: ‘Wij hebben deel aan Christus gekregen’), als wij tenminste het beginsel van de vaste grond van het geloof tot het einde toe onwrikbaar vasthouden” (Hebr. 3:14).
“Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus” (2 Petr. 1:1)
Dit is een soortgelijke tekst als de vorige. De SV, de HSV, de NBG-vert. vertalen alsof het om één persoon gaat. De NBV2004, de Lutherse Vert. en de Vertaling Brouwer geven het zo weer dat het om twee personen gaat. Het enige, dat we er verder van kunnen zeggen, is dat Petrus en Paulus normaal gesproken onderscheid maken tussen God en Jezus Christus.
“Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven” (1 Joh. 5:20).
In de uitleg gaat het om het woordje dat de HSV met ‘die’ (cursief gezet) vertaald. Dat is ‘houtos’ en de vraag die opkomt is: slaat dit terug op Jezus Christus of op de Waarachtige (= God de Vader). Wij weten dat de Zoon de middelaar is, om ons de waarachtige Vader te doen kennen. We lezen: “Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen” (Jes. 53:11b). Het woordje ‘die’ laten velen slaan op wat vlak vooraf gaat, op Jezus Christus en zij zien dit als een duidelijke verwijzing naar Zijn godheid. Toch zegt dezelfde Johannes zonneklaar het volgende: “En die is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt” (Joh. 17:3).
Grammaticaal-technisch gezien is het zeer wel mogelijk om houtos verder terug in de tekst te laten slaan op de Waarachtige (God de Vader). Er zijn ook andere vertalingen die de waarachtige God in de laatste zin niet per se op Jezus Christus laten slaan. Hier is de NBV2004: “We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de Waarachtige te kennen. En wij zijn in de Waarachtige, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven.” De Naardense Bijbel geeft zo weer: “En wij zijn geworteld in de waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus; Hij is de waarachtige God en het eeuwige leven.”
“Ik ben”-teksten.
Met zeven ‘Ik ben’-uitspraken laat Jezus zien dat Hij de Zoon van God, de Messias is:
-Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben
(Joh. 6:35).
-Ik ben het licht van de wereld (Joh. 8:12) en in het verlengde daarvan zijn wij het licht van de wereld (Matth. 5:14). Wij mogen Zijn licht reflecteren in de wereld.
-Ik ben de ware wijnstok en jullie zijn de ranken (Joh. 15:1) Wij moeten in Hem
blijven.
-Ik ben de weg, de waarheid en het leven (Joh. 14:6) en wij volgen Hem.
-Ik ben de opstanding en het leven (Joh. 11:25). Wij hebben door Hem eeuwig
leven ontvangen.
-Ik ben de goede Herder (Joh. 10:11-14) en wij zijn de schapen van Zijn kudde.
-Ik ben de deur, als iemand door Hem naar binnengaat, zal hij behouden worden
(Joh. 10:9).
Met deze ‘Ik ben’ uitspraken uit het Johannesevangelie claimt Jezus Christus de Messias en de Zoon van God te zijn. Ook in nog enkele andere Schriftplaatsen wordt duidelijk gezinspeeld op het toepassen van ‘Ik ben’ met betrekking tot Jezus Christus. Dat betreft de volgende teksten:
– Joh. 4:26: “Jezus zei tegen haar (de Samaritaanse vrouw): Ik ben het, Die met u
spreekt.
-Joh. 6:20: “Maar Hij zei tegen hen (de discipelen): Ik ben het, wees niet bevreesd.”
-Joh. 8:24: “Ik heb u (de Farizeeën) dan gezegd dat u in uw zonden zult sterven,
want als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven.”
-Joh. 8:28: “Jezus dan zei tegen hen: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult
hebben, zult u inzien dat Ik het ben, en dat Ik vanuit Mijzelf niets doe,
maar dat Ik de dingen spreek zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen.”
-Joh. 8:58: “Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham
geboren was, ben Ik.”
-Joh. 13:19: “Nu al zeg Ik het u voordat het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, u
zult geloven dat Ik het ben.”
-Joh. 18:5-6: “Zij antwoordden hem: Jezus de Nazarener. Jezus zei tegen hen: Ik ben
het. En Judas die Hem verraadde stond ook bij hen. Toen Hij dan tegen
hen zei Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond.”
-Joh. 18:8: “Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd dat Ik het ben. Als u dan Mij zoekt,
laat deze heengaan.”
De teksten doen denken aan hoe God Zich in het oude testament openbaarde als de ‘Ik ben die Ik ben’ bij de roeping van Mozes (Ex. 3:14). Als Messias mag Jezus een goddelijke titel dragen zonder God de Allerhoogste te zijn.
Jezus is Koning (leeuw, Mattheüs-evangelie), Dienaar (rund, Marcusevangelie), Man (mens, Lukas), Zoon van God (adelaar, Johannesevangelie). Denk hierbij aan de visioenen van de vier levende wezens in Ezechiël 1:10 en Openbaring 4:6-7.
“De Alpha en de Omega”-teksten.
“”Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige” (Openb. 1:8; vergelijk Openb. 21:6). Het gaat in dit vers duidelijk over God de Vader. Vrij aan het begin van Openbaring wordt gesproken over “Ik ben de Eerste en de Laatste en de Levende. Ik ben dood geweest, en zie Ik ben levend tot in alle eeuwigheden” (Openb. 1:17-18). Daar gaat het zonneklaar over Christus. Achterin Openbaring staat: “Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste” (Openb. 22:13). Ook daar gaat het over Christus.
Deze titels worden dus zowel aan de Vader als aan de Zoon gegeven, wat niet hoeft te zeggen dat zij samen één God vormen. De Zoon ontleent Zijn autoriteit en Gezalfd-zijn altijd van de Vader. Zij dragen meer titels die voor Hen allebei gelden, zoals Heer, Zaligmaker, Heiland, Koning der Koningen, enzovoort. God staat aan het begin van de Schepping. Christus aan het begin van de herschepping. God heeft het laatste Woord. Christus is de Voleinder van het geloof (Hebr. 12:2). Dat zijn geen zaken om tegenstellingen van te maken.
Besluit
Bijna de hele christenheid – kleine minderheden uitgezonderd – is blijven geloven in de klassieke dogma’s van de drie-eenheid van de concilies van Nicea (325 na Chr.) en Konstantinopel (381 na Christus) en de twee naturenleer van het concilie van Chalcedon (451 na Christus). Vooral de Godheid van Christus is een teer en uiterst gevoelig punt. Men associeert je gauw met de Jehovah’s Getuigen als je daaraan tornt of op zijn minst de nodige vragen bij hebt.
Zelfs als je in zachtmoedige wijsheid uit je goede levenswandel je werken kunt laten zien (Jak. 3:13) – overigens ook puur door de genade en kracht van God – dan vindt men de dogmatische kennis in het hoofd belangrijker, omdat je kijk op de kwestie afwijkt van de klassieke leer. Maar de boom wordt toch herkend aan zijn vruchten (Matth. 7:17,20), dat is het resultaat of gevolg in hoe je levenswandel zich openbaart. De leer koste wat het kost in stand houden is blijkbaar dan van groter belang geworden, dan het leven met Christus uitleven.
Er is een handvol teksten waarin Jezus de titel ‘God’ krijgt. Het zijn geen directe beschrijvingen van Jezus Zelf: Hij noemt Zichzelf nergens God en zegt nergens: “Ik ben God.” Wel is er altijd sprake van ‘God was in Christus’ en wel de hele volheid van God (Kol. 1:19; Kol. 2:9). De teksten die de titel ‘God’ aangeven hebben veelal een tweevoudige of dubbele betekenis, mede al naar gelang van welke grond- of brontekst en van welke vertaalmogelijkheden er uitgegaan wordt, zoals we geconstateerd hebben bij het langslopen van de relevante Bijbelteksten.
De meeste mensen zijn niet bereid, om door het te onderzoeken de traditionele leer te heroverwegen en deze hernieuwd te toetsen aan de Bijbel. Velen zijn er bang voor als zij ervoor zouden kiezen de klassieke leer ‘Jezus is God’ im Frage te stellen, dat daarmee niet alleen hun lidmaatschap van kerk of gemeente op het spel kan komen te staan, maar ook hun redding in Christus Jezus. Maar dat is helemaal niet het geval, zoals we hebben aangetoond met een brede waaier aan teksten over het Zoon van God-zijn van Jezus Christus.
Wij geloven van harte dat Jezus Gods Zoon en tegelijkertijd de Mensenzoon is en dat dit absoluut voldoende is om gered te worden van onze zonden. Dat hangt echt niet van het buiten-bijbelse woord ‘drie-eenheid’ af. Waarom is die drie-eenheid een HOOFDgedachte (in dubbele betekenis!) geworden in de christenheid? Is het niet, omdat deze leer is gebaseerd op menselijk-filosofisch denken en menselijke, theologische begrippen? Als men die bevraagt, zegt men: het is een mysterie…
Hoe goed is het om alleen de Schrift te laten spreken!
Jildert de Boer
Geef een reactie