OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN JEZUS EN ONS
MENSENZOON EN GODS ZOON
De overeenkomsten tussen Jezus en ons
Het accent ligt hierbij op zijn Zoon des mensen zijn en Jezus als eerstgeborene van vele broeders.
We sommen een aantal dingen op zonder de ‘must’ volledig te willen zijn:
- Hij was werkelijk en volledig mens[1] en de eerstgeborene onder vele broeders.[2]
- Hij had hetzelfde vlees als wij: aan dat der zonde gelijk.[3] Omdat Hij als het ware in onze huid kroop, kan Hij meevoelen met onze zwakheden die Hijzelf ook heeft gekend.[4]
- Hij had dezelfde menselijke wil als wij en moest Zichzelf net als wij verloochenen.[5]
- Hij was bij Zijn verwekking ontvangen van de heilige Geest;[6]wij ontvangen bij onze geestelijke verwekking en geboorte de Geest.
- Hij was als baby niet anders dan andere mensenkinderen. Hij huilde als hij honger of dorst had, Hij moest als zuigeling ook verschoond worden net als ieder ander mens.
- Hij kon net als wij moe worden,[7]honger en dorst krijgen en slaap nodig hebben en als mens lijden en sterven. Niets menselijks was Hem vreemd.
- Hij kon zeer bedroefd en zeer angstig worden.[8]
- Hij was sterfelijk, zoals wij en Zijn Vader moest Hem redden en verlossen van de dood door Hem op te wekken.[9]
- Hij kon als Zoon op aarde niets zonder de Vader doen, evenals wij niets zonder Jezus kunnen doen.[10]
- Jezus is de Voorloper[11]en het Voorbeeld[12]dat wij na kunnen volgen op dezelfde weg[13] (met hetzelfde vlees en dezelfde Geest in de geestelijke strijd).
- Wij zijn Zijn deelgenoten.[14]
- Hij leerde de gehoorzaamheid en wij leren na onze wedergeboorte ook de gehoorzaamheid van het geloof.[15]
- Wij hebben dezelfde kracht van de Geest gekregen als de kracht waarmee Jezus Christus uit de doden opstond. [16]
- Hij is de Zoon van God en wij worden de zonen van God.[17] Hij die heiligt en zij die geheiligd worden, zijn allen uit één (zij hadden allebei een link met de eerste Adam, maar wat wezenlijk en beslissend is: zij zijn ook allebei uit God). Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen.[18]
- Hij overwon zonde, vlees, wereld, duivel en dood door de heilige Geest en nu zijn wij aan de beurt om in de kracht van Gods Geest te overwinnen, zoals Hij heeft overwonnen.[19]
- Hij werd in alle dingen op gelijke wijze verzocht als wij.[20]
- Hij is de Eersteling, ook in Zijn opstanding, en wij zijn de eerstelingen.[21]
- Hij is de Heiland en wij worden heilanden.[22] Hij maakt verlosten tot verlossers en bevrijders en herstelden tot herstellers. Als zonen mogen wij samen met de Zoon heling en genezing aanbrengen. Zo mogen wij in Gods toekomst meeregeren en mee tot bevrijding dienen van anderen, nu nog op micro-niveau, op kleine schaal, straks in het vrederijk en op de nieuwe aarde op macro-niveau, op grote schaal in Gods machtige heilsplan.
De verschillen tussen Jezus en ons
Het accent ligt hier op zijn Zoon van God zijn en de eniggeboren Zoon van God zijn. De Vader bevestigde dat een paar keer door uit de hemelen te spreken: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem.”[23]
We noemen een aantal belangrijke elementen zonder per se volledig te willen zijn:
- Jezus’ verwekking door een bijzondere scheppingsdaad van God was uniek. Daarom wordt Hij de eniggeboren Zoon van God genoemd.
- Wij worden uit natuurlijk en vergankelijk zaad verwekt en pas bij onze wedergeboorte door het Woord met onvergankelijk zaad verwekt.[1]
- Hij was heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren.[2]
- Wij waren zondaren[3]die in tegenstelling tot Hem gezondigd hebben.[4]
- Hij zondigde nooit en heeft dus nooit een oud leven geleefd. Jezus had geen oude mens, geen vroegere, verkeerde leefwijze.
- Hij heeft Zichzelf van het begin af rein bewaard door het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen[5]en Hij werd geheiligd door de Vader.[6]
- Wij zondigden en hebben vergeving nodig op basis van Zijn kruisdood voor ons.
- Wij blijven altijd afhankelijk van Hem en bouwen steeds op Hem.
- Hij was van meet af aan de Zoon van God en wij worden na onze wedergeboorte als geadopteerde zonen van God aangenomen.[30]
- Op Golgotha kunnen wij Hem niet volgen. Dat was eenmalig, eens voor altijd heeft Hij Zijn leven, Zijn bloed voor ons gegeven.
- Hij heeft daar verzoening en verlossing voor onze zonden tot stand gebracht en de weg tot de Vader gebaand.
- Hij stierf als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen.[31] Wel zijn wij met Hem gekruisigd, gestorven, opgestaan en in de hemel gezet.
- Hij is en blijft de eerstgeborene onder vele broeders. Hij blijft dus altijd de grootste! Hoewel wij Hem gelijkvormig kunnen worden, kunnen we Hem vergelijken met een hele grote, gave cirkel waarbinnen wij ‘in Hem’ de kleine cirkels zijn.
- Hij is de ene Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.[32] Wel kunnen wij een middel of schakel zijn in Gods hand dat anderen Hem leren kennen.
- Hij is de beginner, de leidsman en de voleinder van het geloof.[33]
- Hij heeft de nieuwe en levende weg ingewijd en wij volgen Hem op diezelfde weg door het voorhangsel heen, dat is Zijn vlees.[34]
- Hij is het fundament[35]en de hoeksteen, wij de levende stenen die daarop gebouwd worden.[36]
- Hij alleen is waardig, de Leeuw van Juda, om de boekrol (Gods plan) te openen.[37]
- Met zeven ‘Ik ben’-uitspraken laat Jezus zien dat Hij de Zoon van God, de Messias is:
-Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger
hebben…[38]
–Ik ben het licht van de wereld[39]en in het verlengde daarvan zijn wij het licht van de wereld.[40]
Wij mogen Zijn licht reflecteren in dewereld.
-Ik ben de ware wijnstok en jullie zijn de ranken.[41] Wij moeten in Hem
blijven.
–Ik ben de weg, de waarheid en het leven[42]en wij volgen Hem.
-Ik ben de opstanding en het leven.[43] Wij hebben door Hem eeuwig
leven ontvangen.
-Ik ben de goede Herder en wij zijn de schapen van Zijn kudde.[44]
-Ik ben de deur, als iemand door Hem naar binnengaat, zal hij
behouden worden.[45]
Met deze ‘Ik ben’-uitspraken (zie ook op andere plaatsen[46]) claimt
Hij de Messias te zijn. De teksten doen denken aan hoe God Zich in
het oude testament openbaarde als de ‘Ik ben die Ik ben’ bij de
roeping van Mozes.[47] Als Messias mag Jezus een goddelijke titel
dragen zonder de allerhoogste God te zijn.
Hij had de Geest zonder maat,[48]want Hij had de zevenvoudige Geest.[49]en was toegerust met alle gaven van de Geest, niet in het minst met die van werkingen van krachten of (in andere vertalingen) werking van wonderen. [50] Jezus zei bijvoorbeeld dat Hij Nathanaël al zag onder de vijgenboom, voordat Filippus hem riep.[51] Dit zei Hij niet, omdat Hij God was en dus alwetend, maar door de gave van (bovennatuurlijke) kennis, een Geestesgave of wat ook mogelijk is door een visioen. Nathanaël erkende overigens wel meteen: “Rabbi, U bent de Zoon van God. U bent de Koning van Israël.”[52]
Iets verderop staat: “Maar Jezus Zelf vertrouwde Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende en omdat Hij het niet nodig vond dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist Zelf wat in de mens was.”[53] Ook dit gebeurde niet door een goddelijke alwetendheid, maar door een volledig functioneren van de gave van onderscheiding van geesten.
God de Vader (Jahweh) had Hem met Zijn gezag, macht en autoriteit bekleed. Daarom is Hij meer dan de tempel en Heere van de sabbat.[54] Hij representeerde of vertegenwoordigde God op aarde. Als Zoon van God wandelde Hij op het water, deed de storm met gezag bedaren door Zijn machtswoord: “zwijg, wees stil” en vermenigvuldigde de broden. De gave van werking van krachten of werking van wonderen functioneerde dan volledig door Hem heen. Zijn Vader verleende Hem deze volmacht.
Daarom bewees men de Heere hulde en eer of aanbidding toe[55]en kon Hij namens God, als Gods vertegenwoordiger van Wie Hij de macht gekregen had, zonden vergeven.[56] “Toen de menigten dit zagen (genezing van een verlamde en zondenvergeving), verwonderden ze zich en verheerlijkten God die zulk een macht aan de mensen gegeven had.”[57]
Het eerste en het tweede lichaam van Christus
Wij mogen dezelfde werken doen als Jezus en zelfs grotere.[58] Op welke manier wordt dat bedoeld? In elk geval bijvoorbeeld in de betekenis dat Hij geen mensen de handen oplegde voor de doop in de Geest en wij wel. Daarnaast ook in de zin dat Jezus Zich beperkte tot het land Israël met Zijn aardse lichaam op hoge uitzonderingen na (bij de bezetene van Gardara in het Overjordaanse en de genezing van het bezeten dochtertje van de Syro-Phenisische vrouw).
In Zijn eerste, aardse lichaam was Christus begrensd tot het land Israël. Wij kunnen als het tweede of geestelijke lichaam van Christus wereldwijd en internationaal werkzaam zijn door middel van de vele leden van dit lichaam. Ook daarom kan het tweede, geestelijke lichaam van Christus (= de Gemeente) grotere werken doen dan het eerste, aardse lichaam van Christus.
Wij zijn nog in ontwikkeling wat betreft het groeien naar alle volheid van God[59]en bij ons functioneren de gaven van de Geest nog niet optimaal, maar ten dele. Bij Jezus had op een gegeven moment, toen Hij het einde (= het einddoel of de volmaaktheid) bereikte[60]al de volheid van God lichamelijk woning in Hem gemaakt[61]en wij hebben in principe die volheid gekregen in Hem.[62]
Maar dat wat aan ons is toegerekend, mag meer en meer werkelijkheid worden in ons leven langs de weg van een groeiproces. “En uit Zijn volheid hebben wij ontvangen, en wel genade op genade.”[63] Niet enkel genade tot het onverdiend ontvangen van zondevergeving, maar ook dubbele genade om door dezelfde kracht van de heilige Geest als Jezus overwinningen over de zonde te boeken. Geprezen zij God voor de weg van heil tot heerlijkheid!
Jildert de Boer
[1] Hebr. 2:14
[2] Rom. 8:29
3 Rom. 8:3, NBG-vert.
4 Hebr. 4:15
5 Joh. 5:30; Joh. 6:38; Luk. 22:42
6 Luk. 1:35; Matth. 1:20
7 Joh. 4:6
8 Matth. 26:37-41; Luk. 22:42-44
9 Rom. 6:4, NBG-vert.; Hebr. 5:7
10 Joh. 5:19; Joh. 15:5b
11 Hebr. 6:20
12 1 Petr. 2:21-22
13 Hebr. 10:19-22
14 Hebr. 1:9: Hebr. 3:1
15 Hebr. 5:8; Rom. 1:5; Rom. 16:26
16 Ef. 1:19
17 Rom. 8:14,19, NBG-vert.
18 Hebr. 2:11
19 Openb. 3:21
20 Hebr. 4:15
[21] Openb. 14:4
[22] Obadja 21, St.vert.
[23] Matth. 3:17; Matth. 12:18; Matth. 17:5
24 1 Petr. 1:23
25 Hebr. 7:26
26 Rom. 5:8
27 1 Joh. 1:10
28 Jes. 7:15
29 Joh. 10:36
30 Ef. 1:5
31 1 Petr. 3:18
32 1 Tim. 2:5; vergelijk Hebr. 9:15
33 Hebr. 12:2
34 Hebr. 10:19-22
35 1 Kor. 3:11
36 1 Petr. 2:4-6
37 Openb. 5:4-5
38 Joh. 6:33-35,38
39 Joh. 8:12
40 Matth. 5:14
41 Joh. 15:1-8
42 Joh. 14:6
43 Joh. 11:25
44 Joh. 10:14-16
45 Joh. 10:9
46 Joh. 4:26; Joh. 6:20; Joh. 8:24,28,58; Joh. 9:9; Joh. 13:19; Joh. 18:5-6
47 Ex. 3:14
48 Joh. 3:34
49 Openb. 4:5; Openb. 5:6; vergelijk Jes. 11:2-3
50 1 Kor. 12:8-11
51 Joh. 1:49
52 Joh. 1:50
53 Joh. 2:24-25
54 Matth. 12:6-8
55 Matth. 2:11; Matth. 14:23; Matth. 15:25:
Matth. 28:9,17; Luk. 24:52; Joh. 9:38;
Hebr. 1:6; Openb. 5:13-14
56 Matth. 9:1-8; Marc. 2:1-12; Luk. 5:17-26
60 Hebr. 5:9
62 Kol. 2:10
63 Joh. 1:16
Geef een reactie