ZIJN ONZE WERKEN DOOD OF LEVEND? (1)

In dit onderwijs maak ik mede gebruik van wat de Indiase bijbelleraar Zac Poonen hieromtrent schreef

Dode werken

Het nieuwe testament spreekt over het afleggen van de werken van het vlees (Gal. 5:19-21) en het afleggen van de oude mens met zijn daden (Kol. 3:9). Zij die zich overgeven aan de werken van het vlees zoals overspel, onreinheid, losbandigheid, ruzie, jaloersheid, woede-uitbarstingen, enzovoort zullen het Koninkrijk van God niet beërven, staat er dan.  Deze werken zijn zo duidelijk zondig dat het voor een gelovige moeilijk zou zijn om een van deze genoemde zaken te verrichten zonder gewaarschuwd en geoordeeld te worden door zijn geweten. Als hij ze doet, dan wordt zijn geweten onrustig en hij lijdt in zijn geweten. Het zijn openbare zonden, die slechte of boze werken zijn, waarbij ook de beïnvloeding van de duivel een grote rol speelt, al zijn wij er ook zeker persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor.

Het nieuwe testament spreekt daarnaast ook twee keer concreet over dode werken:

  • Bekering van dode werken (Hebr. 6:1).
  • Je geweten reinigen van dode werken (Hebr. 9:15).

Dode werken zijn geen zaken die duidelijk zonde zijn. Het zijn geen slechte of zondige werken, zoals de werken van het vlees. Het zijn ogenschijnlijk in de zichtbare wereld goede werken, maar toch worden ze dood genoemd. Ze hebben een goede uiterlijke verschijningsvorm en toch worden ze als dood beschouwd. Ze zijn niet uit God, want levende werken worden in God verricht, dan werk je met de kracht van de heilige Geest. Dode werken zijn misleidend, want het zijn werken waarbij de bron troebel is en daarom zijn ze zo misleidend, want ze zijn menselijk en met verkeerde motieven vermengd en daarbij ook nog eens de infiltratie van de duivel. Daarom zegt de Bijbel: “Al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed” (Jes. 64:6) in Gods ogen. 

Het bloed van Christus reinigt van zonde en reinigt ons geweten van dode werken

Het is overbekend onder gelovigen, dat het bloed van Jezus ons kan reinigen van alle zonde. Wat minder bekend is het bijbelse gegeven dat het bloed van Christus ons geweten ook van dode werken moet reinigen, opdat we de levende God op de juiste manier kunnen dienen (Hebr. 9:14). Het is daarom nodig dat we een duidelijk inzicht hebben of anders krijgen van wat dode werken concreet zijn.

Het fundament en het geestelijk huis

Daarom worden we opgeroepen om ons niet alleen van onze zonden, van onze verkeerde werken te bekeren, maar ook van de dode werken, al zien die er vaak mooi uit aan de buitenkant. Bekering is je omdraaien, je afkeren van slechte en dode werken en je toekeren naar God. Bekering is een verandering van gezindheid en het begin van een vernieuwing van denken. Slechts wanneer wij zo’n fundament hebben gelegd onder ons leven, kunnen we doorgaan naar het volkomene (Hebr. 6:1). Het is de bedoeling om na het leggen van het fundament te gaan bouwen met goede werken op dat fundament, om ons uit te strekken en net als Paulus te jagen naar de volmaaktheid. We moeten niet steeds bezig blijven met het fundament te leggen schrijft Hebr. 6:2-3, maar als God het vergunt, zullen wij zo nu en dan teruggrijpen op basiszaken, zoals nu de bekering van dode werken. Het gaat bij het fundament om de leer van Christus. Hijzelf als persoon wordt ook het fundament genoemd (1 Kor. 3:11). Je kunt daar met materiaal van God op bouwen (goud, zilver, edelstenen, die zijn tegen het vuur bestand, vuurbestendig) of met menselijk materiaal (hout, stro, stoppelen, dat zijn menselijke materialen die verbranden. Zelf kun je uit een brandend huis met het vege lijf worden gered, maar al je kleren, beeld van onze werken, verbranden. De Bijbel noemt dit schade lijden, als door vuur heen behouden worden.

Het verschil tussen religieus bezig-zijn of  geestelijk leven

Want we kunnen bezig zijn met allerlei religieuze daden en activiteiten, maar als ze niet zijn gebaseerd op een duidelijke bekering en een reiniging van ons geweten door het bloed van Christus, dan zijn ze onaanvaardbaar voor God. Dode werken kunnen zijn: het trouw vervullen van je christelijke plichten (zoals naar de kerk gaan en bidden) en het nalaten wat daarbij volgens de wet niet hoort (zoals niet stelen, niet liegen). Maar dat alles zonder persoonlijke relatie met God, zonder levende verbinding met Jezus, zonder werkelijke bekering en wedergeboorte en zonder de kracht van de heilige Geest. Dan blijf je hangen in dode werken. Als je een echte christen bent, kun je ook bij jezelf soms nog dode werken opmerken.

Veel zogenaamde christenen zijn niet meer dan een bos snijbloemen in een vaas, die – hoewel misschien mooi geschikt en op kleur gesorteerd – afgesneden zijn en dus zonder levenskracht. Alleen maar fris opgezet in de vaas voor dat ene uurtje in de week als er op zondags dienst of samenkomst is. Je bent daar trouw aanwezig, doet op zichzelf genomen niets slechts, maar het is een dood werk, als het leven uit God ontbreekt. Zo’n leven vanuit plicht, wet, vorm, sleur en traditie draagt geen vrucht, al worden er religieuze rituelen uitgevoerd en gaan de uiterlijke ceremoniën gewoon door. Je kunt je broek verslijten op de kerkbanken of de stoelen van een samenkomst: zonder bekering van dode werken levert dat niets op.

Het christelijk leven wordt zo een uiterlijk vertoon. Het kan of aan de ene kant heel zwaar verpakt zijn door uiterlijkheden in de rechterflank van de reformatorische gezindte, of aan de andere kant heel oppervlakkig worden door het religieus entertainment in ultra-charismatisch kringen. Laten wij dan maar serieus en blij tegelijk zijn in de Heer, precies in het midden van die uitersten, en levend gemaakt door Gods Woord en Gods Geest.

Het is vaak aan het ene uiterste een wettisch, godsdienstig bestaan, waarbij men niet innerlijk van harte leeft met de Heere. Het gaat dan vooral om het zichtbare, het natuurlijke, het aardse en het traditionele en dat hoor je ook als je met zulke religieuze mensen in gesprek bent. Jezus zei: “Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde” (Joh. 3:31). Het is goed merkbaar waar de interesse ligt: veel meer in het zichtbare-tijdelijke, dan in de onzichtbare, eeuwige dingen. Als het dan op geestelijk leven en wandelen als hemelburgers (Fil. 3:20) komt, worden er soms wel dierbare orthodoxe en vrome uitdrukkingen gebezigd, bijvoorbeeld over de uitverkiezing, maar velen blijken dan niet blij te kunnen getuigen: door genade weet ik zeler dat ik een kind van God ben!

Of men is aan het andere uiterste zogenaamd vrij in de Heer bezig, maar erg gefocust op gevoelssentiment en manifestaties die in wezen geen bijbelse klankbodem hebben, al durft men ze toe te schrijven aan de Geest van God. Ik denk bijv. aan het zogenoemde vallen in de geest, dat in de bediening van Jezus en van de apostelen niet voorkwam. In werkelijkheid is er veel vermenging: er zit iets van de Geest bij, maar het is een mix. De menselijke dode werken vibreren erin mee samen met de emoties van het zieleleven naast demonische geesten die ook hun invloed willen doen gelden.

Maar als de heilige Geest samen met Gods Woord u werkelijk van binnen gaan aanraken, dan kan het ‘eigenlijk moeten’ veranderen in van binnenuit ‘echt willen’ en het ‘niet mogen’ in vanuit het hart ‘niet meer  willen.’ Dan komt er leven en kracht in je geloof en dat draagt vrucht. Het werkt aanstekelijk en aantrekkelijk. Er komende levende werken uit je geloof tevoorschijn. En er komt meer ‘leven in de brouwerij’, die in de Bijbel de gemeente heet en daar wordt klare wijn geschonken in plaats van water bij de wijn te doen. Wijn spreekt als geestelijk beeld in de Bijbel van het bloed van Christus, het vol zijn van de Geest en de vreugde in de Heer. Heerlijke gemeente wordt het dan.

Geestelijke mensen hebben levende werken en gaan op Jezus lijken. Religieuze mensen gaan op Farizeeën lijken, die vaak het goede wel zeggen, maar het niet doen, en hun werken zijn dode werken voor God, al kunnen ze voor de mensen heel gewichtig lijken. De hoofdzonde van de Farizeeër is huichelarij, het doen alsof, het schijnheilig zijn. Misschien kunnen wij daarvan ook nog een percentage vinden bij onszelf als we heel eerlijk worden, om het vervolgens weg te doen uit ons leven. Laten we breken met elke vrome schijn die niet echt is, want met een schijn van godsvrucht verloochenen we de kracht ervan. God zoekt waarheid in het verborgene, een oprecht leven voor zijn aangezicht.

We gaan in op een aantal kenmerken waaraan je dode werken kunt herkennen.

  1. Dode werken worden zonder blijdschap gedaan

Het Koninkrijk van God bestaat in rechtvaardigheid gepaard gaande met vrede en blijdschap door de heilige Geest (Rom. 14:17). Slechts wie met vreugde Gods wil doen, kunnen bijv. met blijdschap in het hart aan God voor de verspreiding van Zijn Koninkrijk hun geld geven.

Denk bijvoorbeeld aan het geven van de tienden. Dit was onder het oude verbond een wet waaraan voldaan moest worden, maar het is nooit expliciet door Jezus of de apostelen bevolen onder het Nieuwe Verbond. Er zijn echter predikers die in hun gemeente of campagne het verplicht stellen tienden te geven. De mensen betalen dan weliswaar, maar zonder vreugde en dat is een dood werk. Het is geen spontaan geven, maar met tegenzin, onwillig geven. De Bijbel leert dat het geen afgeperste giften zullen zijn, maar milde gaven (2 Kor. 9:5, NBG-vert.) en ieder zal vrijwillig geven naar vermogen en naar wat je in je hart hebt voorgenomen. Daarom wil de Bijbel niets weten van geldklopperij van rondreizende evangelisten. We moeten dus geen leurende en zeurende predikers hebben, zoals die ook in onze tijd optreden, al beweert men dat het voor het werk van de Heer is (laten we daar maar het allerbeste van hopen). God houdt niet van druk en dwang, maart Hij heeft (alleen) de blijmoedige gever lief (2 Kor. 9:7). De richtlijn van het nieuwe verbond zou je zo kunnen weergeven: “Geef zoveel als je met vreugde kunt geven. Dat is bij God genoeg” (2 Kor. 9:6; Luk. 6:38). God wenst geen giften, die met tegenzin of gedwongen gegeven zijn. Wat we zonder vreugde toepassen is een dood werk. Met vreugde geschonken giften zijn een levend werk. Wie gegrepen is van het evangelie, gaat vanzelfsprekend ook het nodige geld geven voor het werk van God. Die vrijgevigheid en gulheid ontstaat van binnenuit en mag niet uiterlijk door anderen worden opgelegd. En die liefdegave zal in het verborgene zijn en hoeft alleen opgemerkt te worden door God de Vader, niet gezien door mensen (Matth. 6:6). Het is geven uit liefde voor God en uit liefde voor je naaste, dat zal onze motivatie zijn.

  • Dode werken worden zonder liefde gedaan

De twee kapstokken, waaraan elk ander gebod hangt, zijn de liefde tot God en de liefde tot mensen (Matth. 22:40). Haal je deze twee kapstokken weg, dan stort alles in elkaar. Dit was de reden waarom de leider van de gemeente in Efeze vermaand werd. Zijn werken werden niet langer meer gedreven door de liefde voor God en de mensen (Openb. 2:2-4). Hij was zijn eerste liefde kwijt geraakt die hem van binnen levend en warm voor God wilde houden. Daarom staat er ook dat hij van zijn hoogte gevallen was, dus uit de hemelse gewesten weer op aarde terecht gekomen en niet meer werkelijke gegrepen van de hemelse en geestelijke dingen. Als we uiterlijk gehoorzaam zijn aan Gods geboden zonder dat we de geest ervan houden, worden onze werken dode werken.

Er staat: “Zegent wie u vervolgen, zegen hen en vervloek hen niet” (Rom. 12:14). Het is niet voldoende om degenen ons vervolgen, of over ons smaad en laster uitroepen, of ons beledigen alleen maar te zegenen. We moeten ze ook van harte liefhebben, zelfs als het onze vijanden zijn, zegt de Bergrede (Matth. 5:44) . Anders houden we alleen de letter van Gods Woord, maar niet de geest die erin ligt.

Hetzelfde geldt als we de broeders en zusters in de gemeente dienen, omdat ons dat zo geleerd wordt, maar – misschien omdat ze ons niet daarvoor bedanken – nog steeds kritiek op hen hebben in ons hart, of dat zelfs rondstrooien naar anderen die er ook door besmet worden. Als we zo handelen (met kritiek in ons hart), wordt in onze dienst een grote stapel dode werken opgehoopt. Al onze offers voor de zaak van de Heer worden waardeloze dode werken, als ze niet uit liefde voor Hem geboren en verricht worden, want de liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest (Rom. 5:5). Het is zonde om het kristalheldere water van de Geest te vermengen met het vissen in troebel water (heb je al gehoord wat die en die gedaan heeft…).

  • Dode werken worden zonder ijver – zonder vurig van geest te zijn – gedaan

Halfhartige en halfslachtige werken zijn dode werken. We zullen de Heere onze God liefhebben uit GEHEEL ons hart, GEHEEL onze ziel, GEHEEL ons verstand en GEHEEL onze kracht (Marc. 12:30).

We kunnen ‘halleluja’ roepen in de gemeente, maar als we daarover nadenken kan dat bij de een aanbidding zijn diep uit het hart en bij de ander een kreet of ritueel, al is het woord juist. De klank is bij beide goed, maar de inhoud verschilt van levend tot dood. Er zijn er ook die nooit eens spontaan ‘halleluja uiten’, dat betekent: Loof de Heer! Wat we ook doen voor de Heer, het zal dienen te gebeuren met een ongedeeld hart. Ons bidden zal met een aandrang van God gebeuren, wat heel iets anders is dan een formeel of ritueel gebed opdreunen. Lofprijs en aanbidding zal met ons hele hart en ziel plaatsvinden: “Looft de Here mijn ziel en AL WAT IN MIJ IS, Zijn heilige Naam” (Ps. 103:1).

Veel christenen zijn in een levenloze uiterlijke vorm of sleur terecht gekomen, dus dood, want het vurig van geest zijn ontbreekt. Hoe dichtbij is het om bijna bewusteloos te leven, dat is leven in de waan van de dag die als een roes aan je voorbijgaat. Zo zullen we als  christen niet leven, want op die manier gebeurt er niets van het werk van God bij ons van binnen tot verandering en produceren we veel dode werken. Denk eraan dat uiterlijk gezien een bewusteloze niet veel van een dode verschilt. Het enige verschil is dat hij nog ademt. Daarom mogen we wakker zijn om bewust te leven door waakzaam en alert te zijn in een levende afstemming op God, waardoor ons leven verder vernieuwd wordt naar Jezus’ beeld.

In Laodicea was de toestand destijds zo: “Ik weet uw werken……omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud……wees dan ijverig” (Openb. 3:15-19). De gemeenteleden van Laodicea waren bijna rijp om door de Heer verworpen te worden vanwege hun lauwheid en laksheid (Openb. 3:16), of anders gezegd door hun gebrek aan ijver en hun gemis van het vurig van geest zijn. Wij kunnen ons bekeren van zulke dode werken in ons eigen leven.

  • Dode werken worden zonder geloof gedaan.

Zoals geloof zonder werken dood is (Jak. 2:26), precies zo zijn werken zonder dat zij met geloof gepaard gaan dode werken. Ze worden dan vanuit gewoonte en routine gedaan. Veel bidstonden zijn doods vanwege het gebrek aan geloof. Een gebed van vijf minuten met geloof uitgesproken is meer levend en krachtig voor de voortgang van Gods plannen, dan een bidstond van een hele nacht die ervaren wordt als een soort prestatie van doorzettings- en uithoudingsvermogen. Wel, Jezus ging soms ook de berg op en zocht in de nacht gemeenschap met God. Maar we moeten niet denken in prestaties alsof het zou gaan om de lengte van onze gebeden. Jezus zei: “Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want zij denken door de veelheid Van hun woorden verhoord te worden. Wordt dan hen niet gelijk, want Uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt” (Matth. 6:7-8).

Geloof betekent ook een persoonlijke overtuiging hebben bij jezelf tot God (Rom. 14:22). Een overtuiging in de waarheden van Gods Woord. Wat we zonder persoonlijke overtuiging doen, is een dood werk. Wanneer een bepaalde geestelijke leider een bepaalde manier van doen heeft of in een bepaalde leer gelooft, betekent dat niet bij voorbaat dat wij hem zomaar moeten nadoen zonder het zelf te toetsen. Toch is het christendom vol van gelovigen die klakkeloos of zelfs blindelings bepaalde leiders volgen, zonder een persoonlijke overtuiging, zonder dat het door henzelf heengegaan is. Imitatie of nabootsing brengt altijd de dood voort. De Israëlieten gingen door de Rode Zee door geloof. De Egyptenaren probeerden hen na te doen en werden verzwolgen in de zee (Hebr. 11:29). Dat is tot ons voorbeeld en tot waarschuwing geschreven. Imiteer geen handelingen of bedieningen van anderen. Wij moeten ook niet de nadruk die sommigen op hun bediening leggen nadoen. Dat zou een dood werk zijn, wij moeten leven en profeteren naar de hoeveelheid van ons eigen geloof, naar de mate van het geloof dat wij persoonlijk hebben (Rom. 12:6). God wil dat niet dat u iemand anders bent, maar dat u uzelf bent, en geen naäper, omdat Hij een unieke bijdrage aan het lichaam van Christus heeft te geven door uw eigen persoon. Wees daar dankbaar voor! U heb iets van de Heer dat een ander niet heeft, en die ander heeft iets van de Heer dar u niet heeft. Samen heb je meer en met elkaar als gemeente heb je veel aan elkaar te geven en te ontvangen in een heerlijke wisselwerking. Wees daarom geen papegaai-christen die lukraak roept en herhaalt wat zijn omgeving zegt. Je bent Gods origineel en van jou is er geen duplicaat.

  • Doden werken worden niet vanuit de rust in God gedaan

‘Het werk van de Heere’, waarin we standvastig en overvloedig mogen zijn is niet allereerst het werk voor de Heer, maar het werk van de Heer! (1 Kor. 15:58). Actief en bedrijvig te zijn in het werk voor de Heere, blijkt in de praktijk niet altijd het werk van de Heere te zijn! Met onze drukte en goedbedoelde tomeloos bezig-zijn kunnen we de Heer zelfs flink voor de voeten lopen. We leven dan als ‘drukke baasjes’ en ‘bezige bijtjes’. In onze goedbedoelde inzet en ijver voor de Heer kan veel opgejaagdheid zitten. Merk op dat het de boze is die je graag op wil jagen en ontregelen. De duivel is een drijver die ons graag opjut en zo komen we gemakkelijk buiten de rust van God in de onrust terecht. Anderen kunnen de bijruis van allerlei ‘gezoem en gegons’ dat meevibreert ook ervaren. Daar zit ondanks al onze goede bedoelingen te weinig wijsheid in. “De wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken (kinderen)” (Matth. 11:19, NBG-vert.; Luk. 7:35). Aan de resultaten of vrucht in je leven kun je vaak achteraf zien of je iets met Gods wijsheid hebt gedaan of niet.

Spreuken zegt: “Zonder verstand (of wijsheid) deugt zelfs ijver niet” (Spreuk 19:2a, NBG-vert.). Het is nuttig voor onszelf de vragen te stellen: Leef ik ontspannen met de Heer? In hoeverre straal ik de rust van God uit, terwijl ik goede werken doe ? Word ik beheerst door Gods vrede? Of hol en ren ik mijzelf voorbij en rol ik van de ene activiteit in de andere? Wij mogen leren werken vanuit de rust van God. Als ik geen rust vind om tot mijzelf te komen, dan openbaar ik onrust in al mijn ijver en werk voor de zaak van God.

Ik heb bij mezelf een heleboel onrust gezien als ik terugkijk hoe ik gewerkt heb met en voor het evangelie. Op de keper beschouwd heb ik vaak dode werken gedaan die vanuit mijn menselijke impulsiviteit gedaan werden en, hoe goed bedoeld ook, niet vanuit de rust in God of in de vrede van God. Veel werken voor de Heer, maar dat zijn niet altijd de werken van de Heer, werken die hij van te voren bereid heeft om daarin te wandelen. Zelfs onze goede werken heeft God voor ons klaargelegd. Als wij in de door God klaargelegde werken geloven, kan ons dat behoeden voor veel ‘draven’ buiten de rust van God, zelfs als het onze bedoeling is anderen te winnen voor het evangelie. Het is de bedoeling dat wij niet zomaar links en rechts goede werken doen die God niet voorbereid heeft, maar dat wij in alle goed werk vrucht dragen (Kol. 1:10). Besef in nederigheid dat je een eigen actie radius hebt en verbeeld je niet dat je buiten jouw gebied, zomaar buiten jouw grenzen moet gaan. Blijf binnen jouw eigen omlijsting. Vergelijk in een museum, daar heb je schilderijen met grote lijsten en schilderijen met een klein lijstje. Wees niet jaloers op mensen die veel meer aankunnen dan jij. Jij hebt te maken met je eigen tempel van de Geest.

Ik heb mezelf erop betrapt dat ik soms na de samenkomst wel tien mensen wilde spreken. Maar dat laat veel onrust en koude drukte zien en de gesprekken zijn dan oppervlakkig en fragmentarisch. Je neemt dan ook bijna geen tijd om te luisteren, want je wilt alweer naar de volgende broeder of zuster. Het is niet gezond als je als christen van hot naar her vliegt, als een soort postbode die voortdurend expressebrieven rondbrengt, omdat de zaak van de Koning haast heeft. De Bijbel zegt nota bene: “Hij die gelooft, haast niet” (Jes. 28:16). Dat werkt door een ongecompliceerd vertrouwen op God, in plaats van op eigen inspanning. Het is nuttig voor onszelf de vragen te stellen: Leef ik ontspannen met de Heer? In hoeverre straal ik de rust van God uit? Beheerst Zijn vrede mij? Of hol ik mijzelf voorbij en rol ik van de ene gemeenteactiviteit in de andere? Dan is er nauwelijks tijd om tot mijzelf en tot mijn gezin te komen en tot een verborgen omgang met God. Het is beter om na de samenkomst bijvoorbeeld twee mensen en meer de diepte in te kunnen gaan en ook ruimte te hebben om te luisteren naar de ander.

Als ik geen rust vind om tot mijzelf te komen, dan openbaar ik onrust in al mijn ijver voor de zaak van God. Hoe gemakkelijk is het dan met ‘mijn werken voor de Heer’ een naam op te bouwen onder de mensen, terwijl geen van mijn werken vol bevonden wordt voor God (Openb. 3:1-2), zodat het bij de engel van Sardes was.

Jildert de Boer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *