Behoren zuigelingen gedoopt te wezen?

De bovengenoemde vraag wordt in de traditionele kerken met “ja” beantwoord. Zo doet ook ds. J. van Amstel te Ede, die enige tijd geleden mijn boek “Met de doop in de knoop”?in het christelijke gereformeerde blad “De Wekker” recenseerde. Over het algemeen gesproken doet hij dit op een waardige en sympathieke wijze. In zijn bespreking citeert hij ruimschoots uit mijn geschrift, zij het selectief.

Helaas is er inzake de controverse kinderdoop-grootdoop in het verleden vaak vanuit een soort “loopgravenoorlog” gewerkt. Het zware geschut dat men aanvoerde van de ene partij was: “de dwaling der wederdopers” en de andere partij reageerde fel met: “de kinderdoop is uit de duivel”. Op deze wijze komt er geen zinvolle gedachtenwisseling over dit heikele thema tot stand. Met “vegen uit de pan” uit te delen winnen we over het algemeen geen harten van mensen, die menen te moeten vasthouden aan de kinderdoop. Vandaar dat ik een openlijke poging vanuit bijbelse overtuiging doe eventuele misverstanden te verhelderen en een nadere toelichting te geven.

Ten onrechte meent broeder van Amstel als ik het grote, algemene christendom vergelijk met de hoer Babel, de babbelstad, dat ik daarmee alleen de kerk(en) op de korrel neem. Veeleer loopt het Babylonisch-religieuze dwars door allerlei kerken en kringen, ook door de zgn. pinkster- en volle evangeliebeweging. Laten wij er vooral persoonlijk op toezien dat ons leven niet door Gods Woord bestempeld zal worden als “hoer”(God en wereld tegelijk dienen).

Vooropgesteld hecht ik eraan het Woord aan het woord te laten en niet allerlei mensenmeningen. In mijn boek heb ik in voetnoten zo’n 500 keer verwezen naar een Schriftplaats en dat is onze enige toetssteen, ook aangaande de vragen die er over de doop leven.

Gods initiatief
De voorstanders van de kinderdoop hebben helemaal gelijk als zij stellen dat God in ons leven de Eerste is. We kunnen niet groot genoeg denken van zijn vóórkomende genade in een mensenleven. Het bevreemdt mij dat ds. van Amstel het indringende accent dat ik daarop gelegd heb niet citeert. De Heer gaat vooraan! De volgorde is: “één Here, één geloof, één doop…” in Efeze 4:5. (Waarom hanteert men dan voor die ene doop twee heel verschillende formulieren bij de bediening aan volwassenen, of aan kinderen?). Ik zie de volwassendoop niet als ultieme bezegeling van de beslissing van de gelovige. Wij zullen helemaal niet sterk prat gaan op onze geloofskeuze, maar juist roemen in Gods genade en Hem de eer geven! Want we geloven: genade kocht mij vrij! Het is immers de Here die harten besnijdt in het verborgene en daarvan is de zichtbare doop slechts een uitbeelding. Graag volsta ik met het verwijzen naar 1 Joh.4:10,16,19, waarin Gods initiatief duidelijk wordt beklemtoond. De doop zegt iets van Gods werking in ons en niet allereerst van een flinke, stoere keus van onze kant. Van Gods werken in ons binnenste mogen wij echter daadwerkelijk uiting geven door onze oude mens symbolisch te begraven door de doop in de dood (Rom.6:3 en Kol.2:11,12). Het is Zijn geweldige genade dat we met Christus mogen opstaan in een spiksplinternieuw leven, waarin wij door de kracht van de Heilige Geest als discipelen Hem mogen volgen in Zijn voetstappen. Dat is genade op genade! (Joh. 1:16).Van daaruit kunnen wij door de Geest strijden tegen het vlees, zodat wij niet langer aan de begeerten van het vlees voldoen (Gal.5:16-18; Rom.8:13) en niet langer wandelen naar de geest(en) die thans werken in de kinderen der ongehoorzaamheid (Efeze 2:2).

Besprenging?
Het gaat mij niet allereerst om de hoeveelheid water, maar om de inhoud van de doop volgens de betekenis, die Gods Woord eraan geeft. Een besprenging kan echter hooguit iets van de afwassing van zonden uitbeelden. In deze uitdrukkingswijze zit echter niets van het bijbelse element van sterven aan jezelf, het afzweren en verbreken van de verbindingen met boze geesten, het begraven worden met Christus en opstaan met Christus als HEER van je leven. Dit wordt in de onderdompeling zo prachtig weergegeven! Het Griekse woord “baptizoo” betekent onderdompelen of indopen. Het woord “dopen” heeft niets te maken met “dippen”, maar staat in 1 Petr.3:20,21 in vergelijking tot de zondvloed, waarin de oude, zondige wereld verdronk. Daarom zullen wij ons veiliger dicht bij de Schriften houden die zonneklaar van de ondergang in het water getuigen (zie als schaduwbeeld Ex.14:28 en Ps. 106:11).

Doopformule en doper

Terecht merkt ds.van Amstel op dat Johannes Jezus niet doopte met de trinitarische (=drie-eenheids) formule van Matth.28:19. De christelijke doop gaat zeker verder dan die van Johannes. Het is een discipeldoop in de dood en opstanding van onze Heer (Rom.6:3,4). Discipelschap houdt kort gezegd in: alles opgeven ter wille van het volgen van Jezus (Luc.14:26,27,33). Dat vraagt om een radicale toewijding aan de Heer!
Helaas staan de gevestigde kerkinstituten vanwege hun kerkordes het niet toe aan hedendaagse Filippussen (Hand.8:12 en 38) en Ananiassen (Hand.9:17,18; Hand.22:12-16) om mensen te dopen. Om de sacramenten te bedienen moet men ambtelijk bevestigd “dienaar des Woords” zijn.
Het is merkwaardig dat de kerkvader Eusebius Matth.28:19 maar liefst 21x in verkorte vorm citeert, namelijk: “doopt hen in Mijn naam”. We zien deze formule dan ook steeds opduiken in de Handelingen der apostelen: het dopen in de naam van (de Here) Jezus Christus (Hand.2:38; 8:16; 10:48 en 19:5). Deze formulering “in de naam van Jezus”, die het nieuwe testament veelvuldig uit, wordt echter -met betrekking tot de doop- niet als volwaardig geaccepteerd in vrijwel alle kerken. Dit ondanks het feit dat deze uitdrukking bij het dopen reuze bijbels blijkt te zijn, zoals in onze kringen werd (her)ontdekt.

Erfschuld?
De doop van zuigelingen wordt over het algemeen in verband gebracht met het afwassen van de zogeheten “erfzonde”.
In bijna alle gemeenschappen en kerken gelooft men in een zogenaamde “erfschuld”. Deze houdt in dat God ons allen voor verantwoordelijk zou houden voor de zonde van Adam in de hof van Eden. We zouden daar allemaal hebben meegedaan, al weten we niet hoe…
Deze gedachtengang rust sterk op de Statenvertaling van Rom.5:12, die met betrekking tot Adam weergeeft: “in welken allen gezondigd hebben”. Veel beter en logischer is het hier met de nieuwe vertaling te lezen: “zo is ook de dood doorgegaan tot alle mensen, omdat allen gezondigd hebben”. Niemand ontkomt in deze gevallen, gebroken wereld aan de zonde. Zij is bezet gebied geworden door de invasie van de machten der duisternis. Er staat immers dat de gehele wereld in het boze ligt (1 Joh.5:19). Dit zou men eventueel “erfsmet” kunnen noemen, maar merk op dat dit al weer geen bijbelse term is, waardoor dit begrip beter vermeden kan worden. Adam heeft immers de wereld prijsgegeven aan de overste van deze wereld en daardoor onderworpen aan de vloek (Luc.4:6; Rom.8:20). Een zuigeling in de wieg kan men evenwel niet aansprakelijk stellen voor Adam’s overtreding. Daarom leggen wij de nadruk op de oorsprong van de zonde: de duivel zondigt van den beginne (1 Joh.3:8). Dit addergif heeft hij bij het ganse menselijke geslacht ingespoten. Hoe nodig hebben wij het verlost te worden van de vader(=verwekker) der leugen (Joh.8:44) én van onze persoonlijke zonden als opgestapelde schuld door het verzoenende werk van Christus! Daarna gaan wij niet langer door met schatten des toorns (Rom.2:5, Statenvertaling) op te hopen, maar wij willen voortaan schatten in de hemel verzamelen (Matth.6:20).
Overigens zij opgemerkt dat het Joodse denken onbekend is met het fenomeen “erfzonde”. De traditionele kerken, die het begrip “erfzonde” hanteren, doen dit veelal vanwege gebrek aan inzicht omtrent het ontstaan van de zonde in de geestelijke wereld. Zonde is niet allereerst een biologische zaak, maar vindt zijn geestelijke bron van ontstaan bij de satan, die als een belager aan de deur ligt (Gen.4:7). Het is verstandiger ons aan Schriftuurlijke uitdrukkingen te houden, bijv. “zonde hebben” (1 Joh.1:8), of “de zonde die in u woont” (Rom.7:17,20). Wij moeten de ernst van de zonde geenszins onderschatten, maar de bron ervan is niet allereerst de mens, maar Lucifer is de aanstichter van de zonde, die de mens verleidde. Wat wij scherp mogen zien is het gegeven dat de eerste zondeval in de engelenwereld plaatsvond. Omdat wij medeplichtig zijn geworden aan het vlees der zonde is Christus juist in dat vlees gekomen als mens (Rom.8:3), om ons te verlossen, opdat wij deel zouden krijgen aan de goddelijke natuur (2 Petr.1:4).

Wedergeboorte bij zuigelingen?
Sommigen zien in het opspringen van Johannes in Elisabeth’s schoot bij Maria’s groet (Luc.1:41,44) een aanwijzing voor diens (veronderstelde?) wedergeboorte. Nu is Johannes als voorloper en wegbereider van de Messias een speciaal geval, waarvan we onder meer lezen: “en met de Heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan” (Luc.1:15).
Normaliter mogen wij er vanuit gaan dat de wedergeboorte in elk geval plaats vindt na de natuurlijke geboorte. Er is immers sprake van een voor de tweede maal, van boven, uit God geboren worden (Joh.1:13; Joh.3:3-7). Een klein kind heeft geen weet van goed en kwaad (Deut.1:39). Wij hebben echter bij het opgroeien allen gezondigd en volgens de oude mens met zijn praktijken geleefd, waardoor bekering tot vergeving van zonden en wedergeboorte uit God noodzakelijk is! Kleine kinderen van (een) gelovige ouder(s) zijn geheiligd (1 Cor.7:14), dat wil zeggen afgezonderd, apart gesteld. Zij liggen als stenen klaar op het terrein van het huis van God, om ingevoegd te (gaan) worden in dat geestelijke huis, de gemeente van de levende God. Daarom dopen wij geen natuurlijke kinderen, maar zegenen hen zoals Jezus deed (Marc.10:13-16). Wij dopen wedergeboren kinderen Gods die persoonlijk gelovig ingevoegd worden als een levende steen in het geestelijke huis (1 Petr.2:5; Tit.3:5).

Conclusie en oproep
De doop komt aan zuigelingen en jonge kinderen niet toe! Als wij dit zouden behoren te doen, dan zou de Heer een duidelijk bevel tot kinderdoop hebben gegeven. Zo’n gebod om van de kinderdoop een “stalen wet” te maken in de christelijke gemeenten ontbreekt eenvoudigweg in het nieuwe testament. De afgezonderde positie van kinderen met gelovige ouders naar 1 Cor.7:14 is een voorrecht van God. Kinderen van ouders in de Gereformeerde Gezindte hebben dan ook -door de kinderdoop- niets voor op kinderen van Baptisten-, Vergadering-, Volle Evangelie- of “Noorse Broeders”-ouders, die hun kinderen aan de Heer opdragen en (laten) zegenen in de naam van Jezus.
Bij de doop van gelovige discipelen van Jezus door onderdompeling gaat het niet primair om een schitterende belevenis, of een sensationele gevoelservaring. Het gaat om de ernstige, maar ook vreugdevolle gehoorzaamheid aan het Woord van God! Met recht kunnen we dit een “feestelijke begrafenis”noemen!
Wanneer de kinderdoop inderdaad niet in de Bijbel voorkomt -zoals wij oprecht gezien hebben- dan is er geen sprake van een zogenaamde “overdoop”, maar een duidelijke terugkeer naar de leer en de toepassing van de waterdoop naar de Schriften.
We willen dan ook elke christen opwekken de bijbelse doop door onderdompeling te ondergaan. Het onder houden duurt maar een ogenblik (en dat is maar goed ook!), maar daarna leren we te onderhouden AL wat de Heer bevolen heeft! (Matth.28:19). Welkom op deze weg van heil en ontwikkeling!

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *