Bouwen aan de geestelijke tempel, van hoeksteen tot sluitsteen

BOUWEN AAN DE GEESTELIJKE TEMPEL: VAN HOEKSTEEN TOT SLUITSTEEN

Van de grondvesting tot de voltooiing

(Een vervolg op het artikel ‘Gods huis, Zijn tempel, dat zijn wij’)

Zach. 4:1-14

Het vijfde visioen:
de gouden kandelaar en de twee olijfbomen
              De Engel Die met mij sprak, kwam terug en wekte mij, zoals iemand die uit zijn
slaap gewekt wordt.
 
 2  Hij zei tegen mij: Wat ziet u? Daarop zei ik: Ik zie, en zie, een kandelaar, geheel van goud, met een olievaatje aan de bovenkant ervan en daarbovenop zeven bijbehorende lampen met telkens zeven toevoerbuisjes aan de lampen, die daarboven zitten,
 3  met twee olijfbomen ernaast, een aan de rechterkant van het olievaatje en een aan de linkerkant ervan.
 4  Ik antwoordde en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Mijn Heere, wat betekenen deze dingen?
 5  Toen antwoordde de Engel Die met mij sprak, en zei tegen mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
 6  Daarop antwoordde Hij en zei tegen mij: Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel:
  Niet door kracht en niet door geweld,
    maar door Mijn Geest,
      zegt de HEERE van de legermachten.
 7          Wie bent u, grote berg?
    Voor de ogen van Zerubbabel zult u een vlakte worden.
         Hij zal de sluitsteen aandragen
    onder luid geroep: Genade, genade zij hem!
 8  Het woord van de HEERE kwam tot mij:
 9  De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest,
    zijn handen zullen het ook voltooien.
  Dan zult u weten
    dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.
 10  Want wie veracht de dag van de kleine dingen,
  terwijl die zeven blij zijn
    als zij het tinnen gewicht zien in de hand van Zerubbabel?
  Die zeven zijn de ogen van de HEERE,
    die over heel de aarde trekken.
 11  Daarna antwoordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijfbomen aan de rechterkant van de kandelaar en aan de linkerkant ervan?
 12  En voor de tweede keer antwoordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijftakken die door twee gouden buisjes gouden olie uit zich weg laten lopen?
 13  Toen sprak Hij tot mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
 14  Daarop zei Hij: Dat zijn de twee gezalfden, die bij de Heere van heel de aarde staan.

Inleiding

Het bouwen aan het geestelijke huis gaat altijd gepaard met gehoorzaamheid (1 Petr. 2:1-5). Alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij zal moeten worden afgelegd. Daarbij zal er verlangd moeten worden naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien. Onderaan het huis ligt de levende steen of de hoeksteen, Jezus Christus. Van Hem en Zijn woorden uit mogen wij ons leven daarnaar richten. Dat is heel bepalend voor de opbouw.

Gehoorzaamheid gaat nooit zonder lijden in de verzoekingen en zonder gehoorzaamheid is deze geestelijke, hemelse opbouw onmogelijk. Door de gehoorzaamheid aan God krijgt ons leven niet slechts vorm, maar inhoud!

De behoefte aan uiterlijk vertoon en zich uiterlijk goed voor te doen zal van lieverlee wegebben als het verlangen om God te aanbidden in geest en waarheid geboren wordt en zich ontwikkeld tot een leven dat echt en puur voor Hem wordt. Heel ons wezen richt zich erop goddelijk LEVEN te verkrijgen in onszelf (Joh. 6:53). De mensen om ons heen hebben er behoefte aan het leven van Christus in ons te proeven en te smaken. Ze hebben genoeg van een flauw en lauw christendom dat zouteloos is geworden.

Bij het bouwen aan de geestelijke tempel hebben wij veel nuttig ‘steigerwerk’ nodig als middel (dat wil zeggen: kennis en inzicht), maar het draait ten slotte om het doel: dat het leven van God zich in de geestelijke tempel ontwikkelt. GODS BOUWWERK ZIJN WIJ! (1 Kor. 3:9).

Hoeksteen en fundament

God bouwt een heerlijk huis! Hij wil Zijn plan met ons, met Zijn gemeente – de tempel Gods – voltooien, zodat het einddoel van het volwassen, volgroeide zoonschap bereikt wordt. Onderaan ligt daar Jezus als hoeksteen (grondsteen of eerste steen) – door mensen afgekeurd en verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar 1 Petr. 2:6 – en Hij is het hele fundament (1 Kor. 3:11) en op Hem is alles, is het hele geestelijke huis of de geestelijke tempel gegrondvest.

Dat fundament is het eerste onderwijs aangaande Christus en dat telt volgens Hebr. 6:1-3 zeven pijlers:

  • bekering van dode werken,
  • geloof in God,
  • een leer van dopen (een meervoud van het zelfstandig naamwoord doop), d.w.z. waterdoop en Geestesdoop,
  • oplegging der handen,
  • opstanding der doden en
  • een eeuwig oordeel (Hebr. 6:1-3).

In het oude testament vinden we een zijdelingse verwijzing naar deze pilaren:

“De hoogste Wijsheid heeft Haar Huis gebouwd, Haar zeven pilaren uitgehakt” (Spreuk. 9:1).

Dat grondleggende fundament uit Hebr. 6 moet aan de basis goed liggen om de voltooiing van de geestelijke tempel te kunnen bereiken en daarover lezen we meer in Zacharia 4.

De zonen van olie

In Zacharia 4 gaat het om de tempelbouw, in eerste instantie om het herstel van de tempel na de Babylonische ballingschap onder Jozua (zie Zach. 3) en Zerubbabel (= in Babel gezaaid).

Maar het heeft een verstrekkender gevolg voor de gemeente als kandelaar in de eindtijd, voor het herstel van de geestelijke tempel. Door de Geest  – niet door menselijke kracht of geweld van de vijand (Zach. 4:6) – komt het werk van God tot de bovengevel of de topsteen gereed. De tijd nadert dat de volheid van Christus ook in de zonen Gods geopenbaard en zichtbaar tevoorschijn zal komen en gemanifesteerd zal worden! In Zach. 4:14 zijn dat de gezalfden of zonen van olie, waarmee de landvoogd of gouverneur Zerubbabel en de hogepriester Jozua worden getypeerd.

In Openb. 11:4 zijn de twee getuigen  de gezalfde oliezonen en zij worden daar omschreven in termen die ons doen denken aan de geest van Mozes en Elia. In Zach. 4:12 wordt gesproken over de twee olijftakken die door twee gouden buisjes gouden olie uit zich weg laten lopen (van zich doen uitvloeien, NBG-vert.). Wij kunnen bij onszelf nagaan: zijn wij al oliegevers naar anderen toe? De olie staat symbolisch voor de heilige Geest en het goud voor Gods heerlijkheid. Hier zien we profetisch de heerlijkheid van God als uitvloeisel van het delen in de goddelijke natuur in de twee getuigen, die een beeld of model zijn van de eerste zonen Gods die geopenbaard worden.

Dienen in plaats van heersen

Zalving met de Geestesolie werkt altijd uit in beschikbaarheid tot dienstbetoon, niet naar een status, heerschappij of hoge positie zoals de moeder van de zonen van Zebedeüs begeerde voor Johannes en Jakobus: links en rechts naast Jezus in Zijn Koninkrijk (Matth. 20:21).

In het Oude Testament werden de twee getuigen uit Openbaring 11 voorafgeschaduwd door Mozes en Elia, de vertegenwoordigers van de wet en de profeten en door Jozua en Zerubbabel, die het priesterschap en koningschap behartigden na de Babylonische ballingschap.

De grote berg als tegenstand

In beeldspraak wordt het bereiken van het doel geuit met het naar voren brengen van de gevelsteen onder het gejubel: heil, heil zij hem of genade, genade zij hem! (Zach. 4:7). Dit gebeurt nadat de weerspannige en wetteloze grote berg (= een beeld van een grootvorst of wereldbeheerser van de duisternis, Ef. 6:12) voor het aangezicht van Zerubbabel (een nakomeling van David) tot een vlakte wordt. Die berg wordt geslecht. Het geloof kan bergen verzetten (1 Kor. 13:2) en vlak maken. In zijn algemeenheid kun je die berg zien als tegenstand, hindernissen, obstakels, bezwaren, problemen, maar het is in wezen een sterke geestelijke macht.

Wij denken aan de grootvorst Belial. Deze komt in het nieuwe testament alleen voor in 2 Kor. 6:15-16:

“En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? Of welk verband is er tussen de de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn”

Daarnaast komt Belial zo’n 25x voor in de Statenvert. van het Oude Testament. Het gaat dan over Belials kinderen en mannen Belials en dat betekent nietswaardigen, nietsnutten of waardelozen). In het Grieks zegt men ook Beliar en dat betekent: Heer der lucht. Typerend is dat voor de duivel en blijkbaar ook voor zijn rechterhand Belial: de overste van de macht der lucht (Ef. 2:2). Volgens de Bijbelse Encyclopedie is een van de betekenissen van Belial: “die niet naar boven laat komen”, die dus het aanbrengen van de gevelsteen of topsteen wil verhinderen, blokkeren, tegenhouden. Hij wil dat het doel van God niet bereikt wordt en dat het volk van God in de niets- en minderwaardigheid gehouden wordt. Hij wil niet dat de gemeente vervuld wordt van alle gerechtigheid en het einddoel van de volkomenheid zal bereiken. Maar er komt een einde aan het verbrijzelen van de macht vann het heilige volk (Dan. 12:7c).

Het aanbrengen van de sluitsteen: de voltooiing van de tempel en het zoonsleven

Jezus is niet alleen de eerste steen of de hoeksteeen, maar ook de sluitsteen, want Hij is ook de voleinder van het geloof (Hebr. 12:2).

In andere vertalingen wordt de gevelsteen zo schitterend aangeduid met de hoofdsteen (SV), de topsteen (Na. Bijbel), de sluitsteen (HSV) of de kroonsteen op het werk van God! Dat betekent dat de tempel gereed gekomen is. Het is de laatste bouwsteen. Dan wordt het huis ook voltooid.

Broeders en zusters, dan bereiken we het einddoel: Jezus wordt met verbazing verheerlijkt in Zijn heiligen (2 Thess. 1:10), als Zijn beeld in ons wordt onthuld (vergelijk de onthulling van een standbeeld, dat eerst onder een doek, een bedekking, verborgen gehouden is). Wat verbazingwekkend! Hoe is dat toch mogelijk? Omdat dan tevoorschijn komt wat Gods kracht in ons leven bewerkt heeft. De volkomenheid komt na een immens groeiproces openbaar!

De dag der kleine dingen zullen we niet verachten (Zach. 4:9-10) en wij zullen in het kleine getrouw zijn (Luk. 16:10). We zullen ons verblijden over het paslood in de handen van Zerubbabel dat zorgvuldig en nauwkeurig de stenen controleert en de dingen rechttrekt in ons leven. De ogen des Heeren gaan over de ganse aarde om krachtig bij te staan hen wiens hart volkomen naar Hem uitgaat (2 Kron. 16:9). We mogen nu al met de krachten van de toekomende eeuw oefenen (Hebr. 6:5), maar geprezen zij de Heer, die ons voert en stuwt naar dit machtige einddoel tot een leven als de Zoon! Zo’n heerlijk leven is in geest en waarheid ‘zoonsleven’ geworden! Glorie aan God de Vader voor Zijn wonderbare plan!

Jildert de Boer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *