CGN of Noorse Broeders: Geld speelt een grote rol

Een kleine impressie (2)
uit het boek ‘In het huis Mijns Vaders…’     door Jildert de Boer

De plaats van het geld: achteraan of vooraan?

De nadruk op geld en fondswerving voor luxueuze gemeenteprojecten was in vroegere jaren volstrekt ongebruikelijk!

In zijn boek ‘De Bruid en de hoer en de eindtijd’ schrijft broeder Sigurd Bratlie sr. over het resultaat van het werk van de hoer iets zeer opmerkelijks:

“De hoer daarentegen, die belangrijk wil zijn in deze wereld, moet iets hebben om mee voor de dag te komen, een paar glanzende vruchten van haar werk. Zij heeft grote kerken nodig en kostbare tooi nodig… Natuurlijk moeten ze wel ergens samenkomen en het is goed om daar een zaal voor de samenkomsten te hebben, maar als het bouwproject het bindende element wordt, komen we in hoererij terecht. Geld inzamelen wordt het centrale punt op de samenkomst (cursivering van mij, JdB) en als dat lukt, dan gaat het goed, dan is de samenkomst of de conferentie geslaagd. De bouw van de zaal krijgt meer aandacht dan het bouwen aan het lichaam, aan de tempel van de Heilige Geest. Als de zaal af is, dan staat die daar als een toren van Babel, een bewijs van de kracht en de vrucht, ja de eer van de gemeente, een vergaderplaats voor de groep.”

Tot zover dit buitengewoon treffende citaat van wijlen broeder Bratlie. Staat men intussen anno 2013 (de eerste druk van dit boek van Bratlie verscheen in 1946) niet zelf in het kolossale gevaar dat hetinzamelen van geld een veel te grote rol is gaan spelen? Hebben de tegenwoordige broeders en zusters (nog) een boodschap aan deze klare, waarschuwende taal van Sigurd Bratlie, een man met gezag? Wat broeder Bratlie uiterst raak verwoordt, is exact van toepassing op wat momenteel in DKM/BCC/CGN de toonaangevende teneur is.

Dat schrijf ik beslist niet uit leedvermaak, maar het is jammer, zorgelijk en verdrietig dat de zo ernstige beweging – met heiligmaking en geestelijke opbouw hoog in het vaandel – langzamerhand dreigt af te glijden naar een organisatorisch, zakelijk bedrijf, waar gewerkt wordt om geld te verdienen voor het goede gemeentedoel (zeer goed geoutilleerde multi-functionele conferentiecentra). Geld inzamelen door te werken staat veel te hoog op de gemeenteagenda.

Daarmee gepaard gaande lijken de reguliere samenkomsten met opbouw uit Gods Woord nu en dan naar de achtergrond verdrongen te worden. Die worden althans gemakkelijk geannuleerd als er een klus te klaren is! Naar verluidt is de woensdagavondsamenkomst tot geloofsopbouw in bepaalde gemeenten niet meer aan de orde, want er moet gewerkt worden. Wat zou het mooi zijn er weer een gezonde gemeente gaat functioneren, die allereerst de hemelse roeping verkondigt en geloofsopbouw plus geloofsgroei stimuleert. Dan is de funeste ontwikkeling van al het extra werken om geld enaardse paradijzen niet langer aan de orde!

Op de halfjaarlijkse, grote Brunstadfeesten gaat het naast de opbouw met Gods Woord om het binnenhalen van recordcollecten! Wereldwijd schommelt het eindbedrag dat per Brunstadfeest wereldwijd wordt opgehaald rond de twee miljoen Euro. Ieder die deelneemt aan het Brunstadfeest dient een gave te schenken in de zendingscollecte (die in feite geen zending is in de ware zin des woords, JdB). Deelname aan het Brunstadfeest in de eigen gemeente gaat nu gepaard met het zich aanmelden voor de zogenaamde ‘zendingscollecte’ die daarmee een verplichtend karakter krijgt. Wie niet minstens € 125,- kan geven, dient contact op te nemen met de verantwoordelijke broeder in eigen gemeente. Een en ander wordt ondersteund door de vermaning van Kåre Smith dat wij die sterk zijn de zwakken zullen ondersteunen. Broeder Kåre Smith schept het klimaat waarin bepaalde zaken gemakkelijk landen, maar er is een grote groep mensen om hem heen die uitvoerend allerlei praktische dingen regelen.

De gemeenteleden moeten als echtpaar of als individu van 18 jaar en ouder in feite een duur ‘toegangskaartje’ kopen voor het Brunstadfeest in eigen gemeente. Ik proef hier een bijsmaak aan. Bij mensen binnen de CGN, die meegaan in de flow, zal dat allemaal minder opvallen of het hoort erbij en we nemen het goed of het doet gewoon niet zo ter zake. Of zoals iemand zei: “De broeders weten wat goed is, ach en daarom doe ik gewoon mee.” Op deze wijze stomp je af in je geweten voor de minder positieve aspecten die eraan kleven.

Van elke gemeente wordt bepaald hoeveel ‘Davids zuilen’ deze gemeente zou moeten hebben, gerekend naar de grootte van de gemeente. Dit is in feite een semi-verplichte contributie aan Brunstad, naast de gewone giften aan de lokale gemeente. Als de gemeente niet het aantal zuilen haalt, dan ‘brandt de vlam niet.’ Dit houdt in dat tijdens elk Brunstadfeest een wereldkaart wordt getoond en ingezoomd wordt op elk land. In ieder land zie je dan de plek van elke gemeente, met daar een brandende fakkel als die gemeente het aantal zuilen heeft gehaald, of een uitgedoofde fakkel indien niet… Zo’n gemeente heeft het vereiste quotum niet gehaald, dat wordt publiekelijk getoond of tewel openbaar gemaakt, dus in feite wordt zo’n gemeente te schande gezet. “Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Mat. 5:3-4).

Een dergelijke geldcompetitie en concurrentiestrijd tussen gemeenten is geheel en al verkeerd! Moeten arme gezinnen in het Oostblok of gemeenteleden in Afrika met een laag welvaartsniveau, die met hun gemeente een ‘koffer’ vullen, dit werkelijk doen voor de luxe van Brunstad? Dat is ongerijmd. Een zuster zei: “Al die competitiedrang valt onder de noemer ‘ijdel eerbejag’ ” (Fil. 2:3). Een broeder vulde aan: “Want met competitie gaat het om het winnen, de eer van de beste zijn en die eer is ijdel, dat is: leeg. Ik ken maar één competitie: de wedren lopen op de smalle baan!”

Bij het geven volgens het onderwijs van Paulus gaat het om milde gaven en niet om afgeperste giften (2 Kor. 9:5). “Een ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief” (2 Kor. 9:7). “Elke eerste dag der week legge ieder naar vermogen thuis iets weg en hij spare dit op” (1 Kor. 16:2).

In de CGN wordt wel gezegd: “geef je in de collecte, dan geef je aan jezelf” (je bent je geld dus niet kwijt). Geven met een zodanig bijoogmerk strookt niet met de bovenstaande, bijbelse uitspraken over geld. Zo’n uitspraak over de collecte zal wel goed bedoeld zijn, maar weer zie je daarin dat het bij CGN om zichzelf draait.

Voordat de nieuwe koers onder Kåre J. Smith ingezet werd, was er absoluut geen hoge mate van interesse voor geld binnen de Noorse broederschap. Op de samenkomsten werd zo af en toe wel gewaarschuwd tegen geldzucht, hebzucht en kooplust. Eens per jaar legde de penningmeester financiële verantwoording af en lichtte dat toe naar de gemeente. Op ‘De Kroeze Danne’ te Ambt-Delden, het voormalige conferentieoord van de Noorse broeders, werd met al die grote gezinnen in de conferentietijd 1x een ‘warm watercollecte’ gehouden. Bijna alle broeders en zusters gaven regelmatig naar vermogen aan de gemeente ter plaatse en/of landelijk voor het conferentieoord. Hier werd nauwelijks over gesproken, maar het gebeurde gewoon van binnenuit het hart, omdat men gegrepen was van de verkondiging en de gemeenschap. Er was geen tekort aan geld in die tijd! Hoevelen hebben zich niet praktisch met hun lichaam ingezet voor het onderhoud van ‘De Kroeze Danne’ in die lange periode (1965-2004)? Dat hoorde erbij tot algemeen welzijn van de gemeente, maar er werd geen (na)druk opgelegd.

Tegenwoordig verdient men met DWN Service door de inzet van al die gemeentevrijwilligers tussen de twee en drie miljoen Euro per jaar.

Eenvoudig en matig (oude koers) of rijk en verrijkt (nieuwe koers)

Leiders uit het verleden als Elias Aslaksen en Sigurd Bratlie sr. stonden in hun tijd bekend om hun eenvoud, matigheid en soberheid. Zij hadden een bijna ascetische levensstijl en liepen er wel eens wat sjofeltjes bij. Van Aslaksen bestaat een anekdote, die terugkomt in een oud liedje ‘Leven om te geven’ dat br. Paul Kruyswijk eens op een muziekavond zong: “denk aan broeder Aslaksen, die met zijn bruine garen z’n oude schoen weer had gerepareerd.” Hun motto was: Godsvrucht met tevredenheid brengt grote winst (naar 1 Tim. 6:6). Wij denken ook aan een vers als: “voegt u in het eenvoudige”(Rom. 12:16c). “Matigheid” is een vrucht van de Geest (Gal. 5:22, SV).

Hoe schril staat dit in contrast ten opzichte van het handel drijven, waarbij grote sommen geld door middel van internationaal georganiseerde bedrijfsketens verdiend worden, waar de huidige leiders klaarblijkelijk achter staan zonder er transparant over te willen zijn. Het lijkt een groot zakelijk imperium te worden en wij vragen ons af waarom men een zakelijk kantoor in Cyprus heeft, terwijl de gemeente – voor zover ons bekend – geen samenkomsten op dat eiland heeft.

We distantiëren ons wel deels van de berichtgeving in Tønsbergs Blad (april 2013) die de leiders beschuldigt van ‘zelfverrijking.’ Niettemin geldt de oproep: “Onthoud u van de schijn des kwaads” (1 Tess. 5:22, SV), als je zoveel verdient. Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen! Hoewel wij het liefst willen uitgaan van hun te goeder trouw zijn, zien we de deugden eenvoud, matigheid ensoberheid bij tegenwoordige voormannen als Kåre J. Smith en Bernt Aksel Larsen te weinig.

Iemand – en niet de eerste de beste broeder – waarschuwde dat broeder Kåre Smith als de engel van Laodicéa zou kunnen zijn: “Ik ben rijk en verrijkt en heb aan niets gebrek” (Op. 3:17). Dat wil zeggen: Steeds mooiere feesten, steeds grotere gebouwen, steeds meer luxueuze en lucratieve gemeenteprojecten en daarmee samenhangend: steeds meer werken en steeds meer oncontroleerbare geldstromen.

Toen wij in de gemeente waren (1982-1996) – het zij nogmaals gezegd – kreeg alleen de beheerder van Brunstad een salaris van de gemeente en de rest was allemaal vrijwilligerswerk. Tegenwoordig zijn er sommigen die een salaris uitbetaald krijgen van aan de gemeente gelieerde bedrijven. Die bedrijven zijn opgericht om geld de gemeente binnen te laten komen, ze worden niet betaald uit de gemeente. Ze worden betaald met geld dat verdiend wordt door de gemeenteleden.
De hele verstrengeling van geestelijke dingen en zakelijke handelsbelangen is een gevaarlijke ontwikkeling die ons grote zorg baart. Waarom gaat de ‘goegemeente’ hier zo gemakkelijk in mee? Omdat hen geleerd is geen kritiek te hebben op de leiders, maar zich te onderwerpen. Broeder Aslaksen sprak echter over de veiligheidsklep op de wetten der ootmoed in zijn boek ‘Wetten van de Geest des levens”. Daarbij valt te denken aan:

  • God meer gehoorzaam te zijn dan de mensen (Hand. 5:28).
  • Weest geen slaaf van mensen (1 Kor. 7:23).

 

Het is heel goed om opheldering te vragen aan leiders over dingen die twijfels oproepen. Dit vraagt echter om een transparante houding en een kwetsbare opstelling van de leiders die men niet gewend is.

Hoe goed zou het zijn terug te keren tot de kern van wat de gemeente behoort te zijn zonder allerlei randzaken die wezenlijk niets met geestelijke gemeenteopbouw te maken hebben, die bovendien veel tijd en energie vergen en die de aandacht afleiden om de dingen te bedenken die boven zijn, waar Christus is (Kol. 3:1). Het is nodig wakker te worden uit de roes van extra hard aards werk te verrichten (naast het gezin met kinderen en gewone banen in de maatschappij) om geld te genereren! Is het belangrijk om als gemeenteactiviteit samen routinematig werk te verrichten om geld te verdienen of is hetwezenlijk om als christelijke gemeente aan Bijbelstudie, bidstonden, evangelisatie en sociale barmhartigheid te doen?

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *