Charismatische aspecten: impulsen en gevaren

Niet onder laten sneeuwen en niet in het extreme trekken

 

(Dit is hoofdstuk 20 uit het boek ‘Facetten van het werk van de heilige Geest’
in balans met het Woord van God)

Bijbels-charismatisch: geestelijke gaven voor vandaag

Paulus schrijft dat hij ons niet onkundig wil laten ten aanzien van de uitingen des geestes (1 Kor. 12:1) en hij roept ons op de liefde na te jagen en te streven naar de gaven des Geestes (1 Kor. 14:1). In het tussenliggende hoofdstuk 13 geeft hij aan: “De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen zij zullen verstommen; kennis zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben” (1 Kor. 13:8-10).

Zoals eerder gezegd menen sommigen, dat het “volmaakte” al gekomen is met de dood van de apostelen of in elk geval bij het afsluiten van de canon. De conclusie die men daaruit trok was dat wij sindsdien de Bijbel hebben en daarom de Geestesgaven, althans de zogenaamde bijzondere gaven zoals profetie, genezing, uitdrijven van boze geesten en tongentaal niet meer voorkomen. Bovendien ook de veronderstelling dat wij deze niet meer nodig zouden hebben. We hebben deze verkeerde visie besproken en op bijbelse gronden afgewezen. De gaven van de Geest voor onze tijd sneeuwen daarmee onder.

In Reformatorische kerken is dit ‘cessationisme’ (dat de gaven opgehouden hebben te bestaan), ofwel de ‘streep’-theologie vaak verdedigd en in vrije kringen, zoals in de oorspronkelijke visie van de Vergadering van Gelovigen, heeft men op grond van het ‘dispensationalisme’ of de bedelingenleer op dit punt in feite dezelfde opvatting aangehangen.

Nergens maakt het Nieuwe Testament onderscheid tussen gewone en bijzondere gaven. Vanuit geen enkele Schriftplaats valt af te leiden dat God Zijn gaven of een bepaald aantal zogenaamde bijzondere gaven heeft ingetrokken of dat deze geen functie meer zouden hebben.

Wel worden de gelovigen opgeroepen de Geest niet uit te doven, de profetieën niet te verachten, maar alles te toetsen en het goede te behouden (1 Tess. 5:19-21). De laatste zinsnede wordt regelmatig aangehaald in een andere context, maar deze slaat specifiek en primair op het toetsen van geestesuitingen! Er moet altijd beoordeling plaats vinden (1 Kor. 14:29), omdat de geestesuitingen nog onvolkomen (dat wil zeggen: beperkt, ten dele) zijn (1 Kor. 13:9), al kunnen ze al naar gelang het geloof aan inhoud groeien (Rom. 12:6-7). Zij mogen beoordeeld worden aan de hand van het geschreven Woord van God en ook getoetst aan het leven van degene die een geestelijke uiting doorgeeft. Binnen de criteria stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Kor. 14:3) is de richtlijn: “zo moet ook gij,omdat gij naar geestelijke gaven streeft, trachten uit te munten tot stichting van de gemeente” (1 Kor. 14:12).

Met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem verzoekt Paulus “dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door de brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak” (2 Tess. 2:2).

Paulus schrijft eveneens: “Deze opdracht vertrouw ik u toe, mijn kind Timoteüs, overeenkomstig de profetieën, die vroeger aangaande u zijn uitgesproken, opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten” (1 Tim. 1:18-19). Verder: “Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten” (1 Tim. 4:14). In zijn tweede brief vuurt Paulus hem aan met: “Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is. Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid” (2 Tim. 1:6-7).

De gaven van de Geest hebben hier een werking die het Woord bevestigt en op die wijze een aanvullende functie “tot het volmaakte komt”. Daarbij denken wij aan de wederkomst van de Heer, Zijn komst in en met de Zijnen, dat wil zeggen: de Zoon van God met de zonen Gods die Hij tot heerlijkheid gebracht heeft (Hebr. 2:10; 2 Tess. 1:10; Rom. 8:19).

Gezonde bijbelse balans

Charismatisch met een goede balans tussen Woord en Geest en een gezond evenwicht tussen vrucht en gaven van de Geest is een opstelling waar we van harte achter kunnen staan. Op het charismatische erf is er een grote verscheidenheid: van gezond omgaan met de geestesuitingen als middel tot opbouw van de gemeente variërend tot het verabsoluteren van de gaven, terwijl de vrucht van de Geest, de liefde voorop, daarmee niet parallel opgaat. De vrucht van de Geest houdt de openbaring van het leven van Jezus met Zijn karaktertrekken (deugden of eigenschappen) in. Dat is het doel. Waar de karaktertrekken van Jezus op de weg van heiliging tevoorschijn komen, ontstaat zonder meer eenheid tussen christenen!

De ene valkuil: niet-charismatisch willen zijn

Satan is erop uit de ‘slinger van de klok’ naar links of rechts te laten ‘door-slaan’. De duivel probeert een tweespalt te brengen om verdeeldheid te zaaien tussen charismatischen (en ultra-charismatischen) en niet-charismatischen.

Naar de ene kant gebeurt dit door niet-charismatischen die de ‘slinger van de klok’ laten ‘doorslaan’ met hun bewering dat de ‘speciale’ Geestesgaven voor vroeger in de tijd van de eerste apostelen waren. De gaven van de Geest zouden niet voor nu zijn en alles wat zich tegenwoordig aandient op dit terrein zou humbug, suggestie, dan wel namaak zijn of nog krasser gesteld: van de duivel. Bij de niet-charismatischen is er het gevaar van verstarring, saaiheid en droogheid, omdat alleen het Woord naar de letter wordt vastgehouden, maar er weinig ruimte is voor de actuele doorwerking van de Geest van God met al Zijn gaven. Daarom zien we hier het funeste van statische gemeentevormen en tradities van mensen. De dynamiek van de heilige Geest kan dan niet (volledig) uit de voeten, omdat vormen en tradities remmend of zelfs blokkerend werken.

De Farizeeën waren erg op de wet naar de letter gericht: “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn niet, welke van Mij getuigen en toch wilt gij niet tot Mij komen, om leven te hebben” (Joh. 5:39). Ergens anders zegt Jezus: “Zo hebt gij het Woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering” (Matt. 15:6). Wij komen dit ook tegen in wettische kringen in ons land.

Tegen de Sadduceeën, die volgens Hand. 23:8 zeiden “dat er geen opstanding is, noch engel of geest” (wat wij opnieuw tegenkomen onder vrijzinnigen en aanhangers van de moderne theologie), sprak de Here in verband met de opstanding: “Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet, noch de kracht van God” (Matt. 22:29). Hier zien wij dat wij zowel het Woord van God als de kracht van God intens nodig hebben. Daarom willen we ons aan het geschreven Woord houden en ons op de werkzame kracht van God door Zijn Geest oriënteren. Anders verstarren we immers. Bijbels-charismatisch  is: balans tussen Woord en Geest en evenwicht tussen vrucht en gaven van de Geest.

De andere valkuil: overhellen naar het ultra-charismatische

Naar de andere kant is er een ‘doorslaan’ van de ‘slinger van de klok’ door eenzijdig met de gaven van de Geest aan de haal te gaan naar ultra-charismatische, heftige en extreme toestanden of het min of meer losmaken van de Geest (of wellicht geest met een kleine g) van de objectieve maatstaven van het geschreven Woord van God, ofwel de Geest boven het Woord te stellen. In hoofdstuk 18 hebben we gesproken over het gevaar van geestdrijverij in dit spiritualisme en in hoofdstuk 19 gaven we daarvan praktische illustraties bij een aantal, meestal sektarische groeperingen. In de daar vaak geschetste grove vorm is het een en ander meestal niet zo moeilijk te onderkennen, maar op subtieler wijze lukt het de vijand gemakkelijker velen op sleeptouw te nemen. Satan zaait verwarring door sterk gevoelsmatige, soms buiten-Bijbelse werkingen en manifestaties bij de ultra-charismatischen, waardoor het gevaar van ontsporingen niet denkbeeldig is, omdat de Bijbel uit het centrum raakt. De werkingen van de G(g)eest worden dan in het extreme getrokken. Het wankele criterium dat velen hanteren is: ‘als het maar goed voelt’. Zo’n basis geeft geen vaste grond in het Woord, maar lijkt op drijfzand.

Speldenprikjes of polemiek

Dit boek leent zich niet tot een uitgebreide polemiek over het hele ultra-charismatische gebeuren dat in onze tijd in menig opzicht ‘in’ is, maar ook veel verwarring schept op het christelijk erf. De positieve toonzetting van dit boek moet de overhand behouden. Toch zullen we hier en daar ‘speldenprikjes’ plaatsen om alert en waakzaam te zijn. We waarschuwen hier en daar om de geestelijke ogen goed open te blijven houden. Toetsing aan het Woord van God is altijd geboden en zullen we steeds aanbevelen. We aarzelen hier en daar niet enkele namen te noemen, zodat het een en ander herkend kan worden en de lezer het zelf verder kan beoordelen. Sommige topics tippen we slechts aan, maar werken we niet volledig uit, omdat we ons in het kader van dit boek tot het nodige willen beperken. Het zou een afzonderlijk boek vergen om allerlei aspecten op het ultra-charismatische gebied meer volledig te bespreken. Wij beperken ons echter tot dit hoofdstuk.

Te snel handen opleggen?

Handoplegging is op zichzelf genomen een fundamentele, Bijbelse zaak (Hebr. 6:2). Men moet zich wel realiseren dat men zich dan één maakt: degene die de handen oplegt en degene die de handen opgelegd worden. Dit gebeurt soms wel erg haastig, lukraak en losjesweg, waarbij de apostel de waarschuwing geeft: “Leg niemand overijld (haastig) de handen op, heb ook geen deel aan de zonden van anderen, houd u rein” (1 Tim. 5:22). Het kan de bedoeling niet zijn deel te krijgen aan de zonden van anderen die zij niet los willen laten. Zelf moeten wij rein en zuiver voor God staan, als wij iemand de handen opleggen. De boze kan dan geen claim op ons uitoefenen. Ook zelf moet men voorzichtig en zorgvuldig zijn door wie men zich de handen laat opleggen, omdat men niet iedere geest en niet ieder die zich apostel, profeet, oudste, enz. laat noemen, kan vertrouwen. Door ‘impartatie’ (overdracht) van de zalving via handoplegging verspreidt het ‘vuur’ zich dan verder.

Dubieuze manifestaties

We denken aan de manifestaties en uitwassen van de zogenaamde ‘Toronto-blessing’ (sinds 1994 vanuit de zogenaamde ‘derde golf’-beweging uit de tachtiger en negentiger jaren) gepaard gaande met het ‘vallen, schudden, beven en lachen in de geest’ die overal ter wereld voor grote verwarring, afleiding van de Bijbel, uiterlijk vertoon, gevoelsexplosies en voor treurige scheuringen heeft gezorgd. Deze en soortgelijke manifestaties hebben helemaal geen duidelijke ruggensteun vanuit het Woord van God.

Hoe te denken over het zogenaamde vallen in de G(g)eest?

Bij het beoordelen van het verschijnsel, waarbij mensen achterover op de grond vallen, naar verluidt van velen ‘door de kracht van de heilige Geest’, gaan we af op wat het Woord van God zegt. Het Woord is altijd de maatstaf en de toetssteen: wat zegt de Bijbel?

Het ‘vallen of rusten in de geest’ komt voor in veel (ultra-) charismatische samenkomsten. Er zijn ook predikers (bijv. Benny Hinn) die op mensen blazen (met een vage verwijzing naar Joh. 20:22), waardoor deze als luciferhoutjes onderste boven gaan. Een andere keer wappert hij met zijn jasje en vallen de mensen bij bosjes om. Een vreemde en ontluisterende vertoning!

Het ‘vallen in de geest’ kwam in de bediening van Jezus en die van de apos-telen niet voor! Zij deelden dit verschijnsel beslist niet uit als een speciale zegen. Onze Heer en Heiland vatte wel mensen bij de hand en richtte ze op, zoals bij de maanzieke knaap die op de grond viel, doordat hij werd aangegrepen door een boze geest (Marc. 9:20,27; Luk. 9:39,42). Ook in Marc. 3:11; Luk. 4:35 en Luk. 8:28 zien we dat de onreine geesten zich voor Jezus neerwierpen. Zij moesten Zijn goddelijke gezag erkennen. Voor de soldaten in de hof van Getsémané, die Jezus gevangen wilden nemen, was het terugdeinzen en ter aarde vallen bepaald geen zegen (Joh. 18:6).

Teksten die men gebruikt om het ‘vallen’ aan te tonen

De discipelen wierpen zich bij de verheerlijking op de berg op hun aange-zicht ter aarde, bevreesd voor Gods stem. En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zeide: “Staat op en weest niet bevreesd” (Matt. 17:5-7).

We zien dat mensen zich op het aangezicht voor Jezus werpen (Luk. 5:12; Luk. 17:16) of Hem te voet vielen (Joh. 11:32). Dit deden zij op eigen initiatief!

Toen de apostel Johannes door vrees overmand voorover als dood voor de voeten van de verheerlijkte Heer neerviel, legde Hij Zijn rechterhand op hem en zei: “Wees niet bevreesd…” (Openb. 1:17). Het zichzelf neerwerpen voor God en voor het Lam komen we meer tegen in het laatste Bijbelboek (Openb. 4:10; Openb. 5:8,14; Openb. 7:11; Openb. 11:16; Openb. 19:4).

In 1 Kor. 14:24-25 komen we tegen hoe een ongelovige of toehoorder overtuigd kan worden van Gods aanwezigheid als allen profeteren: “Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is”. Hier zien we de krachtige werking van God en als resultaat dat de ongelovige of toehoorder tot erkenning komt en zich buigt door zichzelf op de grond te werpen. Natuurlijk staat hier niet, wat sommigen willen tussenvoegen, dat de heilige Geest mensen achterover tegen de aarde laat slaan.

Het tegen de vlakte gaan van Saul tijdens zijn door God verboden bezoek aan de waarzegster te Endor was beslist geen zegen voor hem (1 Sam. 28:8-20) en bij Saulus van Tarsus was het felle licht en de stem uit de hemel van Hem die hij vervolgde een enorme schrik, waardoor hij ter aarde viel en tijdelijk blind opstond (Hand. 9:3-4,8-9; Hand. 22:6-7,10-11; Hand. 26:14).

In het Oude Testament lezen we vaak de uitdrukking “zich werpen op het aangezicht”. Opvallend is dat dit altijd voorover was.

Wij lezen in Gen. 17:3 “Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht”. Abram viel vol ontzag, met eerbied en aanbidding neer op eigen initiatief bij het verschijnen van de Here die tot hem gaat spreken.

In Joz. 5:14-15 (vergelijk Joz. 7:6) zien we eveneens dat Jozua zich op zijn aangezicht wierp en zich neerboog bij het spreken van de Vorst van het heer des Heren. We zien in beide Schriftplaatsen geen enkel verband met het heden-daagse achterovervallen onder handoplegging van anderen, waarbij vaak mensen van te voren staan opgesteld om hen op te vangen.

De uitdrukking “zich op het aangezicht werpen” komen we ook tegen bij het volk Israël (Lev. 9:23-24), bij Bileam, die wel moest knielen (Num. 22:31; zie ook Num. 16:22,45; Num. 20:6), bij de ouders van Simson (Richt. 13:20) en heeft te maken met de verschijning van de heerlijkheid of de engel des Heren.

Bij het offer van Elia wierp het volk zich op hun aangezicht en zij erkenden “de Here, die is God” (1 Kon. 18:39).

In 1 Kron. 21:16 staat dat David en de oudsten zich op hun aangezicht wierpen. We zien steeds dat de menselijke wil en zijn verstand niet uitgeschakeld worden en zij niet in trance achterover vallen, zoals wij tegenwoordig wel zien bij de manifestatie ‘vallen in de geest’ in bepaalde bewegingen.

Ezechiël valt bij de verschijning van de heerlijkheid des Heren op zijn aangezicht (Ezech. 1:28; Ezech. 3:23; Ezech. 44:4-5; zie ook Ezech. 9:8; Ezech. 43:3), maar daarna zegt de Geest tot hem: “sta op” (Ezech. 2:1; Ezech. 3:24).

Toen Daniël na een gezicht de engel Gabriël zag die hem het gezicht zou doen verstaan, viel hij geschrokken bezwijmd op zijn aangezicht ter aarde. Hij echter raakte mij aan en deed mij overeind staan (Dan. 8:15-19; Dan. 10:9-10; vgl. Dan. 2:46). God wil graag dat je er helemaal bij bent als Hij spreekt!

In 1 Kon. 8:10-11 (zie ook 2 Kron. 5:13-14) lezen we: “Toen de priesters uit het heiligdom naar buiten traden, vulde een wolk het huis des Heren, zodat de priesters niet konden blijven staan om dienst te doen, want de heerlijkheid des Heren had het huis des Heren vervuld”. De priesters konden het huis van God niet binnengaan (vergelijk 2 Kron. 5:14, Ex. 40:34-35 en Openb. 15:8). Er staat niet – wat men er soms bij wil voegen – dat deze priesters achterover tegen de grond sloegen. De priesters konden hun werk niet voortzetten en moesten zich waarschijnlijk terugtrekken.

Hoe dit fenomeen te beoordelen

Wij zien het verschijnsel, zoals dat in onze tijd in ultra-charismatische samenkomsten populair is, daarom als een psychologisch fenomeen dat menselijke emoties vanuit het zielenleven oproept of in bepaalde gevallen als een uiting van demonen. God werkt niet met dergelijke vernederende taferelen, maar richt juist mensen op om een recht spoor met hun voeten te maken. Nergens in de Bijbel vallen mensen om of achterover door de tussenkomst van een bediening door een ander mens, zoals in hedendaagse ultra-charismatische kringen populair is door aanraking en handoplegging.

Het is triest als mensen die in de naam van God optreden, menigten bespelen door manipulatie, sensatie, hypnotiserende effecten (betovering) en massabegeestering of massahysterie. Het achterover vallen van mensen (‘slain in the spirit’) door handoplegging van predikers en daarbij opgevangen worden door anderen (‘catchers’) is een manifestatie die niet vanuit de Bijbel onderbouwd kan worden en die we daarom – en ik meen ook de Geest van God te hebben – moeten (ver)mijden! God verheugt zich echter in mensen die hun knieën voor Hem buigen of languit voorover zich voor Hem neerwerpen, om Hem vol eerbied, nederigheid en ontzag te aanbidden! Dat is heel iets anders dan de onesthetische en soms weerzinwekkende vertoningen die men ziet in samenkomsten waar de manifestatie van het vallen in de geest gepromoot wordt. Zelf heb ik dat waargenomen op het ‘Soul Survivor’-festival te Nulde toen men op een gegeven moment zei: “Nu gaan we wachten op de heilige Geest…”, waarop er kort daarna allerlei manifestaties plaatsgrepen in de grote tent met jongeren. De Heer is er echter niet op uit om mensen te vloeren, maar om ze op te richten, te herstellen en ze te laten staan als overwinnaars in de geestelijke strijd.

Het bewijs dat broeder Willem Ouweneel in zijn boekje ‘Vallen in de Geest’ uit de Bijbel meent te lezen (“ik wist niet dat de Bijbel er zoveel over zegt”), is erg mager en nader bezien zelfs flinterdun! Met alle respect voor onze broeder – hij kan ongeveer in dezelfde tijd een boek schrijven, waarin ik slechts een boek lees – ben ik ervan overtuigd dat hij op dit punt de plank mis slaat en zich met goede bedoelingen helaas ernstig vergist. Naar mijn begrip – we hebben de teksten die men ervoor aanvoert de revue laten passeren – spreekt de Bijbel er niet over dat mensen door de kracht van de heilige Geest via een bediening achterover vallen. De Bijbel zegt wel dat de heilige Geest, terwijl Petrus Gods Woord sprak op allen viel die het woord hoorden (Hand. 10:44). Daarom kan ik het fenomeen ‘vallen in de geest’ na toetsing ervan niet vanuit Gods Woord positief ondersteund zien en wijs ik dit verschijnsel als on-Bijbels af. Menselijke, emotionele reacties zijn onvermijdelijk en niet op voorhand verkeerd, maar wanneer men zich laat drijven op gevoel en emoties en manifestaties bewust zoekt en oproept, dat is ongezond. Hier zullen we nuchter en waakzaam moeten blijven voor de misleiding van de boze. Christenen die zoeken naar dubieuze manifestaties, drijven vaak geleidelijk bij het Woord van God vandaan, in plaats van het Woord te gehoorzamen tot heiliging van al hun wandel. Daarom is het van wezensbelang dit soort verschijnselen te beoordelen om dichtbij de Bijbel te blijven en vanuit Gods Woord ons leven te voeden. We komen niet verder in het praktische leven als wij op zondag een gevoelsmatig opgepepte, zweverige dienst bezoeken. In de gemeente van de levende God gaat het erom dat wij wapens krijgen aangereikt die ons helpen in de realiteit van de goede strijd van ons dagelijks leven op maandagmorgen om te beginnen met het overwinnen van een ochtendhumeur.

Veel mensen denken dat ze door een verschijnsel als het ‘vallen’ of ook wel ‘rusten in de geest’ genoemd ineens een sprongsgewijze vooruitgang in hun geloof kunnen boeken. Dat gaat in tegen hetgestage groeiprincipe van het Koninkrijk van God. “Alzo is het Koninkrijk Gods, als een mens die zaad werpt in de aarde en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. De grond brengt vanzelf (Grieks: automat?) vrucht voort: eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar. Wanneer dan de vrucht rijp is, laat hij er terstond de sikkel in slaan, omdat de oogsttijd aangebroken is” (Marc. 4:26-29).

De werken van Jezus doen en nog grotere dan deze

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen en nog grotere dan deze, want Ik ga tot de Vader” (Joh. 14:12; vergelijk Joh. 16:28).

Ongelukkigerwijze is er in ultra-charismatische kringen een uitleg van dit vers in zwang die van vraagtekens mag worden voorzien. Men gaat er dan vanuit dat wij nog meer en grotere wonderen zullen gaan doen dan Jezus deed tijdens zijn leven op aarde. Op die manier verklaard zou er gedacht kunnen worden aan het feit dat Jezus tijdens Zijn dagen in het vlees in Israël (Matt. 15:24) drie doden heeft opgewekt en dat wij in staat zullen zijn in de kracht van de Geest om tenminste vier doden op te wekken (dodenopwek-kingen zijn buitengewoon zeldzaam in de geschiedenis en het heden van de christelijke gemeente. De huidige gemeente is feitelijk aan zulke dingen nog niet toe). De Bijbel spreekt bovendien veel over geestelijk uit de doden worden opgewekt en de lichamelijke opwekking later (bijv. Joh. 5:21; vergelijk Joh. 5:25; Joh. 5:28-29).

Wij zoeken de uitleg van Joh. 14:12 in een andere richting. Hij sprak: “Want Ik ga tot de Vader”. De werken van Jezus in de kracht van de heilige Geest werden door Hem in dat ene aardse lichaam gedaan dat op één plaats tegelijk kon zijn en tijdens zijn omwandeling op aarde slechts vertoefde in het land Israël. Hij kon nog geen mensen de handen opleggen om hen de heilige Geest te laten ontvangen, want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was (Joh. 7:39). Hij ging heen naar de Vader en wij, die het (tweede) lichaam van Christus, dat is de gemeente, vormen sinds de eerste pinksterdag, kunnen dezelfde en grotere werken doen. Waarom? Niet alleen, omdat wij nu mensen de handen kunnen opleggen voor de doop in en vervulling met de heilige Geest. Maar omdat de gemeente nu wereldwijd en internationaal is en de heilige Geest van God in al die broeders en zusters van het geestelijke lichaam van Christus wil en kan werken.

Dit lijkt ons een gezonde uitleg van het bewuste Bijbelgedeelte en bij die werken horen ook de volmacht om zonden kwijt te schelden en toe te rekenen (Joh. 20:23) en de tekenen, die de gelovigen volgen (Marc. 16:17-18, vergelijk Marc. 6:13; Luk. 9:1-2; zie ook Joh. 1:51; Joh. 5:20). De werken worden in het volgende verzen verbonden met de enorme kracht van het gebed in de naam van Jezus (Joh. 14:13-14; vergelijk Joh. 11:22; Matt. 21:22; Marc. 11:24; zie ook Joh. 15:16 en Joh. 16:23). In het algemeen spreekt Jezus over zijn werken in Joh. 5:36 en Joh. 10:25. De werken getuigden van Hem (Joh. 10:38; vgl. Hand. 2:22).

Wek doden op

“Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet” (Matt. 10:8). Deze viervoudige opdracht wordt zo nu en dan aangehaald door mensen die erg actief willen zijn met de charismata of geestelijke gaven en daarmee niet altijd wijs en voorzichtig omspringen, mogelijk in reactie op hen die er al te bang en wel heel erg voorzichtig mee omgaan. Zij vatten “wekt doden op” letterlijk op en zulke pogingen faalden als regel, op enkele zeer hoge uitzonderingen na.

Daarbij kunnen we opmerken dat in de tijd van Jezus’ leven op aarde er geen voorbeelden zijn, dat de discipelen doden opwekten. Ook valt het op dat de opdracht “wekt doden op” niet genoemd wordt in het rijtje van de tekenen die de gelovigen zullen volgen in Marc. 16:17-18. Wij trekken daarom de conclusie dat deze opdracht van de Meester bovenal slaat op het opwekken van mensen die geestelijk dood waren door hun overtredingen en zonden (Ef. 2:1, vergelijk Joh. 5:21). Zoals gezegd komt het opgewekt worden van lichamelijke doden in de eeuwenlange christelijke praktijk slechts zeer sporadisch voor. Wanneer er in onze tijd getuigenissen over gegeven worden, dan zijn die vaak moeilijk verifieerbaar.

Opwekking uit de doden in de Bijbel

Toen Abraham verzocht werd om Isaäk te offeren, heeft Hij overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken terug gekregen (Hebr. 11:17-19). Deze opkomende overweging is dus niet verkeerd, om aan God voor te leggen en daarmee bezig te zijn. Dit is extra voor te stellen, als de indruk bestaat dat mensen voortijdig uit het leven worden weggerukt. Er is niets beters dan in je nood God aan te roepen.

In het Oude Verbond zien wij dat Henoch en Elia direct ten hemel voeren zonder de dood mee te maken. Elia wekte de zoon van de weduwe van Sarfat op door zich driemaal uit te strekken bovenop het kind en hij riep tot de Here en zeide: Here, mijn God! Laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. En de Here hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde in hem terug, zodat het levend werd (1 Kon. 17:17-24).

Elisa zei tegen de Sunamitische op haar nood dat zij geen zoon had en haar man oud was: “Op deze tijd over een jaar zult gij een zoon hebben”. Dat gebeurde zo. Toen deze zoon groot geworden was en iets kreeg dat leek op een zonnesteek, waardoor hij stierf, stuurde Elisa eerst Gechazi met zijn staf om die op het gezicht van de jongen te leggen, maar er kwam geen geluid en geen levensteken. Elisa bad tot de Here en ging bovenop de jongen liggen, waarop het lichaam van de knaap warm werd en hij even later zeven keer niesde en zijn ogen opende (2 Kon. 4:8-37). De tweede dode die door contact met het lichaam van Elisa opstond, was iemand die zij in zijn graf gooiden en wegliepen. “En toen de man met het lichaam van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend en verrees op zijn voeten” (2 Kon. 13:20-21).

Jezus wekte Zelf drie doden op: het dochtertje van Jaïrus, dat zo juist gestorven was (Matt. 9:18-25), de jonge man te Naïn, wiens begrafenisstoet al onderweg was (Luk. 7:11-17) en zijn vriend Lazarus, waar Jezus nog twee dagen ter plaatse bleef en er op de vierde dag reeds een lijkreuk was (Luk. 11:1-44).

Verder is Jezus Zelf uit de doden opgestaan door de kracht van de heilige Geest. Met Jezus werden er ook vele lichamen der ontslapen heiligen uit het Oude Verbond opgewekt uit de graven en kwamen in de heilige stad en zij verschenen aan velen (Matt. 27:51-53, St.Vert.).

In de Handelingen der apostelen zien wij dat zowel Petrus als Paulus door God gebruikt werden om een dode op te wekken. Tabitha, hetgeen vertaald Dorkas betekent, werd op gebed en het bevel van Petrus “sta op” levend voor de heiligen en de weduwen gesteld (Hand. 9:36-43). Paulus wekte een jonge man op, Eutychus genaamd, die in de vensterbank zat. Omdat Paulus zolang sprak, werd hij door de slaap overmand, viel van de derde verdieping en werd dood opgenomen. Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, sloeg de armen om hem heen en zeide: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem (Hand. 20:9-12).

Later zou Paulus bij zijn verantwoording voor Agrippa zeggen: “Waarom wordt het bij u ongelofelijk geacht dat God doden opwekt”? (Hand. 26:8). Christus is de eerste uit de opstanding der doden (Hand. 26:23).

Opwekking uit de doden in deze tijd?

Bij God zijn alle dingen mogelijk (Matt. 19:26; Marc. 10:27) en alle dingen zijn mogelijk voor degene die gelooft (Marc. 9:23). Toch moeten wij erkennen dat de gemeente nu als regel niet rijp, nog niet volgroeid en volwassen is in het zoonschap om doden op te wekken. In deze tijdsperiode is er hoogstens sprake van aankomend zoonschap en hebben wij in Jezus’ naam de opdracht om boze geesten uit te drijven en zieken te genezen onder handoplegging. Hierin mogen we toenemen in geloof, kennis, inzicht, gezag en kracht.

Wij leven nog in de tijd van het zesde zegel, zoals het boek Openbaring dat beschrijft. Er zijn nu slechts uiterst sporadisch voorbeelden van getuigenissen van opwekking uit de doden die ook door medici bevestigd zijn als waar en echt.

Wat echter ook speelt is, dat een prediker als Todd Bentley in 2008 zeventien opwekkingen uit de doden claimde tijdens de zgn. Lakeland-Revival. Er is echter bij nader onderzoek geen enkel geloofwaardig verhaal naar buiten gekomen. Het was een niet te controleren bewering van deze omstreden prediker.

De leider van TRIN (Touch, Reach en Impact the Nations), Mattheüs van der Steen zag in maart 2007 een bijzonder visioen: “Ik zag een rij van vijftien mensen breed van het NS-station tot aan dit gebouw (de plaats van samenkomen). Duizenden mensen, aangeraakt door Jezus. Ik zag zelfs begrafenisondernemers vier kisten naar binnen dragen. Mensen stonden op uit de dood! En ik zag het getal drie. Wat dit betekent weet ik niet, misschien gaat het over drie jaar gebeuren en duurt het drie maanden”. TRIN komt niet meer bijeen in dit gebouw aan de Landbouwlaan, vlakbij het NS-station in Harderwijk. Begin 2011 hebben zij een kerkgebouw dat een eindje verderop ligt gekocht voor de Arch-gemeente (Apostolic Revival Center Holland), sinds medio februari 2012 ‘House of heroes’ genaamd. De vraag is: hoe zou Mattheüs nu tegen het visioen uit 2007 aan kijken?

Eerlijke zelfreflectie ontbreekt vaak

Meestal zijn ultra-charismatische sprekers er niet goed in gedane, gewaagde uitspraken terug te (durven) nemen, als later zonneklaar blijkt dat zij de plank mis hebben geslagen. Een ultra-charismatisch blad als ‘Charisma’ komt evenmin terug van eerdere enthousiaste verhalen over bijvoorbeeld predikers als Todd Bentley nadat openbare zonden duidelijk werden. In het rechtzetten van miskleunen is men niet sterk. Het zou goed zijn om fouten en verkeerde inschattingen te erkennen om ervan te leren. Of is een dergelijke kwetsbare, maar heilzame instelling teveel gevraagd? Hetzelfde geldt ook voor TRIN wat betreft de zeven helaas niet-genezen blinden in Thailand. De wijze waarop Marten Visser (2010) en Karel Smouter (2011) zowel TRIN als Willem Ouweneel hebben aangepakt, verdient niet in elk opzicht de schoonheidsprijs, maar hun kritische vragen waren terecht. Het is volkomen ten onrechte dat TRIN niet publiekelijk terug wil komen van de claims dat er zeven blinden in Thailand zouden zijn genezen. Waarom komen ze daar niet eenvoudigweg recht mee voor de draad? Moet er een stand opgehouden worden? Waarom worden de vragen niet onbevangen, eerlijk en transparant beantwoord?

In ultra-charismatische kringen stellen sommigen dat er wereldwijd velen uit de dood opstaan, maar het mankeert vaak aan bewijs van zulke berichtgevingen. Als dit op behoorlijke schaal plaats zou vinden, dan zou dit bekend worden in de media.

De hoofdregel is nu nog dat ons vernederd lichaam sterft en pas later aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt (Fil. 3:21), al zullen wij in geestelijke zin, indien wij Zijn Woord bewaren, de dood in eeuwigheid niet aanschouwen of smaken (Joh. 8:51-52).

De opwekking van de twee getuigen in de eindfase

Paulus schrijft: “…of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden” (Fil. 3:11). Dit schrijft Paulus in verband met de volmaaktheid (Fil. 3:12). In Openb. 11:1-14 zien wij de twee getuigen optreden vlak voor dit volledige einddoel gezien wordt in de tempel, die in de hemel is, waarbij de ark van het verbond zichtbaar wordt (dan is Christus volledig openbaar geworden in de Zijnen) bij de laatste, dat is de zevende bazuin (Openb. 11:15-19).

Deze getuigen dragen de kenmerken van de geest en kracht van Mozes en Elia, maar zijn ook in de geest van de landvoogd Zerubbabel en de hogepriester Jozua, de bouwers of herstellers van de tempel onder Ezra en Nehemia. Daarbij geeft het aanbrengen van de gevelsteen (de topsteen, de sluitsteen of de kroonsteen volgens andere vertalingen van Zach. 4:7) de voltooiing aan: de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef. 4:13). In Zacharia 4 worden de twee getuigen gezien als de twee olijfbomen of twee gezalfden (‘zonen van olie’ = vol van heilige Geest) die vóór de Here der ganse aarde staan (Zach. 4:3,11-14). Deze ‘zonen van olie’ staan model voor het optreden van de volwassen zonen Gods op aarde die 1260 dagen (drie en een half jaar) profeteren en tekenen doen, zoals Jezus dat in Zijn bediening deed (Openb. 11:3-6). Zij roepen de mensen op weg te komen uit de verwarring en de vermenging van de Babylonische voorhof om de geestelijke tempel binnen te gaan (Openb. 11:1-2). Als twee kandelaren verspreiden ze licht op aarde. En wanneer hun getuigenis voleindigd of voltooid is, zal het beest dat uit de afgrond opkomt (de geest van de antichrist) hen de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden (lichamelijk).

Deze getuigen zullen echter opstaan uit de doden! Na drie en een halve dag (evenals bij Jezus, de eerstgeboren Zoon van God) voer er een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk (= beeld van de gemeente), en hun vijanden aanschouwden hen (Openb. 11:7-12). Deze zonen Gods worden door God opgewekt en konden niet langer door de dood vastgehouden worden, evenmin als dat mogelijk was bij de eerstgeboren Zoon van God (Hand. 2:24). Als deze zonen Gods, de categorie eerstelingen die het Lam volgen waar Hij ook heengaat (Openb. 14:4), hier voorgesteld of vertegenwoordigd door de twee getuigen, uit de dood worden opgewekt, ligt het voor de hand dat zij – in hun bediening als Christus van drie en een half jaar – ook zelf als heilanden (Obadja 21, St.Vert.) rondgegaan zijn net als Jezus, hun Voorloper en Voorbeeld, genezende allen die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38) en dat zij ook doden hebben opgewekt!

Deze fase van het zevende zegel in de eindtijd (Openb. 8 t/m 11 met de zeven bazuinen) gaan wij dan ook zeker tegemoet. Wij zitten nu nog midden in de ontwikkeling naar het volle zoonschap ten tijde van het zesde zegel (Openb. 6:12 t/m Openb.7). Men kan daar niet als Klein Duimpje in het sprookje met ‘zevenmijlslaarzen’ doorheen wandelen. Dit geleidelijke groeiproces in heiliging door de Geest kost immers tijd!

Hoewel wij nu al als christenidealist naar die tijd mogen verlangen, is het nuchter om als christenrealist te constateren dat wij de overwinning op de dood nog niet kunnen grijpen. Anticiperen op die tijd lukt doorgaans nog niet, zolang het einddoel van het geloof, dat is de zaligheid der zielen (1 Petr. 1:5,9), of de volle vrucht van de volkomenheid (Marc. 4:29), nog niet bereikt is. Afwijkingen van die regel in deze fase van de tijd zijn hoogst uitzonderlijk, maar God is soeverein. De dood wordt niet voor niets de laatste vijand genoemd die onttroond wordt (1 Kor. 15:26, vergelijk Openb. 20:14).

Het extreem charismatische leidt van de Bijbel af

Het ultra- of extreem charismatische gaat meestal gepaard met het omhelzen van het valse welvaarts- of voorspoedsevangelie en haar predikers bedienen zich geregeld van ‘popiejopie’-gedrag. Zaken als zelfverloochening en het met Christus gekruisigde leven en het lijden in het christenleven, dat primair veroorzaakt wordt door de overste dezer wereld, komen nauwelijks aan de orde.

Vrij recent hebben we dat weer gezien bij de zgn. ‘Lakeland Revival’ (medio 2008) in Florida met prediker Todd Bentley. Buitenissige manifestaties en sensaties kregen er voorrang boven het Woord van God. Ook sommige leiders in Nederland gingen er bijna blindelings achteraan, om vervolgens hier dit ‘vuur’ over te willen dragen. Van dergelijke ultra-charismatische toestanden die ieder kan zien en beoordelen via You Tube-filmpjes, dienen we uitdrukkelijk afstand te nemen. Wij zien dat bij sommigen (velen?) op het ultra- charismatische erf, helaas ook in ons land, mede van toepassing is wat geschreven staat: “Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren” (2 Tim. 4:3-4). Verdichtsels zijn verzinsels, fabels of mythen volgens andere vertalingen. Hun gehoor wordt daarmee gestreeld of gekieteld en dat heeft te maken met hun eigen lusten, begeerten, verlangens of smaak. In dergelijke samenkomsten is stevige muziek en entertainment gebruikelijk, evenals het langdurig aankondigen van collectes. Het gevaar van manipulatie is daarbij niet denkbeeldig. De Bijbel zegt: “Een ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief” (2 Kor. 9:7).

De actuele ultra-charismatische verschijnselen leiden af van de hoofdzaak van het evangelie en beklemtonen zichtbare manifestaties als het summum van een opwekking.

In april 2011 namen een aantal bladen op het evangelisch-charismatische erf grote advertenties op van samenkomsten met evangelist Moris Cerullo op ma. 2 mei 2011 in het Van der Valk Hotel op Schiphol. In de advertentie stond: “God heeft een profetisch Woord voor u in 2011” en: “Ontvang het extra mate mirakel geprofeteerd door Gods dienaar Morris Cerullo.” Je vraagt je af wat je je Bijbels gezien moet of mag voorstellen bij het extra mate mirakel. Of wordt hier gewoon met ultra-charismatische superlatieven gewerkt? Op de website www.mcwe.eu werd het enigszins toegelicht. Moris Cerullo zei daar: “Ik zal elf beloftes vrijzetten die God mij heeft gegeven voor u in 2011. De extra mate zalving is de belofte van een nieuw niveau van overvloed, have en rijkdom die in 2011 naar Gods volk komt”. Verderop lezen we dan: “2011 is vol met Gods gunst voor u, uw familie, uw lichaam, uw bediening…en uw financiën”. Het is het evangelie van voorspoed en welvaart, waar het plaatje van de lijdende Job en de geestelijke worstelingen van Paulus niet of nauwelijks in passen.

Het wezen van opwekking is bijbelse Woordverkondiging in de kracht van de heilige Geest tot bekering, overtuiging van zonden, berouw en een radicale overgave van het hart plus een pure toewijding van het hele leven aan Jezus Christus.

Het valt te vrezen dat deze ‘begeestering’ van een massa mensen geen bijbelse eenheid, maar verwarring zal bewerken. Er zijn felle voorstanders van het ‘vuur’, zoals bij TRIN onder leiding van Mattheüs van der Steen. TRIN heeft zich niet duidelijk willen distantiëren van de extremiteiten van Lakeland bij Todd Bentley of bij soortgelijke hypes (zoals het verschijnen van goudstof en gouden kiezen: bedrieglijke en nutteloze wonderen). Er is verschil tussen hen die van geen correctie of beoordeling willen weten ten aanzien van dit soort manifestaties en dit alles bijna klakkeloos accepteren enhen die allereerst de toetssteen van dit alles willen nemen in het geschreven Woord van God.

De laatsten zijn niet tegen, maar voor genezing van zieken, bevrijding van boze geesten en het spreken in tongen als een bevestiging op of onderstreping van dat Woord (Marc. 16:15-20), maar willen zich niet laten besmetten door ‘vreemd vuur’. Opleving of opwekking bereik je niet door veelvuldig luid ‘VUUR’ te roepen.

Ten slotte

Laten wij voorzichtig zijn met kritiek op personen, maar wel terdege aan de hand van de Bijbel de verschijnselen beoordelen en toetsen. Daartoe zijn we geroepen!

Onze oproep is daarom: terug naar de Bijbel en een evenwichtig omgaan met de werkingen en uitingen van de Geest van God. De heilige Geest van God gaat nooit buiten zijn ‘boekje’, de Bijbel, het geïnspireerde Woord van God. Wees nuchter en waakzaam!

 

©Verdieping en Aansporing.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *