Eens gered, altijd gered?! Is er geen afval van heiligen mogelijk deel 1

Eens gered, altijd gered!? Is er geen afval van heiligen mogelijk?

Deel 1 

Over de volharding van de kinderen van God 

Teksten die lijken te wijzen op ‘geen afval van heiligen’ 

Om welke gedachte gaat het hier? Je kunt als gelovigen niet afvallen. Je kunt niet meer verloren gaan, want “eens gered is altijd gered.” De kroongetuige of hoofdtekst bij deze leer is:

  • “Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken (of: roven, NBG-vert).”[1]

De laatste helft van dit vers kan men zich niet toeëigenen als men de eerste helft niet 100% mee laat wegen. Wij zullen Zijn stem moeten horen (=gehoorzamen) en Hem volgen, dan gaat ook het tweede deel van het vers in vervulling dat Hij ons zal bewaren. Andere mensen of demonen (invloeden van buitenaf) kunnen je inderdaad niet uit Gods hand roven. Maar je kunt wel zelf wel uit Zijn hand weglopen als je niet trouw en ongehoorzaam bent. Dat is de vrije wil van de mensen, hun eigen verantwoordelijkheid. Er is geen sprake van ‘onwederstandelijke genade’, zoals de reformatorischen leren, want de mens kan de Geest bedroeven[2]en zelfs uitdoven of uitblussen[3]. De christen wordt echter geroepen om te leven, te wandelen en het spoor te houden door de Geest.[4] Het is dus essentieel hoe we leven als christen na onze bekering en wedergeboorte. Adeldom verplicht!

Een tweede kroongetuige van deze leer is:

  • “Want ik ben ervan overtuigd (verzekerd, NBG-vert.) dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.”[5]

Het hele hoofdstuk gaat ervan uit dat de Romeinen in de Geest leven en Zijn leiding volgen. De Geest Zelf getuigt met hun geest dat zij kinderen van God zijn.[6] Geen enkel ander mens of macht van duisternis en zelfs de dood kan ons niet van God scheiden.

Wij kunnen wel zelf van Gods liefde weglopen door weer naar het vlees te gaan leven en onszelf op die wijze van God losmaken. Eerder in Romeinen 8 lazen dat “alle dingen meewerken ten goede.” Ja, maar voor wie? Voor hen die God liefhebben, voor hen namelijk die naar Zijn voornemen geroepen zijn.[7] Het is nodig jezelf te bewaren in de liefde van God.[8]

Nog een tekst die wel wordt aangehaald is:

  • “En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.”[9]

Natuurlijk is het niet Gods wil dat een christen verloren gaat, maar Hij wil dat allen behouden worden. Maar in Zijn goddelijke wetmatigheid, waarvan Hij niet afwijkt, heeft Hij bepaald dat de mens een vrije wil heeft. Dat beperkt niet zijn souvereiniteit of oppermachtigheid, maar als wij ervoor kiezen niet als een bekeerd mens te willen blijven leven, dan zal God dat niet negéren en zal Hij lijdend loslaten door zo’n mens over te geven aan zijn zelfgekozen pad en de machten van duisternis.

Een gemakkelijke tekst voor velen die het niet zo heel serieus nemen met het gehoorzamen en trouw zijn aan God is de tekst:

  • “Indien wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.”

God blijft onveranderlijk trouw aan Zichzelf. Maar het aangehaalde vers moeten we in zijn verband lezen: “Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren (als koningen heersen, NBG-vert.). Als wij Hem verloochenen, zal Hij ook ons verloochenen.[10] Zoals er ook staat: “Want wie zichzelf voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.”[11] Met andere woorden: als wij de ontrouwe houding houden van ons blijven schamen voor Jezus en Zijn woorden, dan zal Hij ook trouw aan dit woord blijven en Zich ook voor ons schamen. Deze tekst geef wel aan dat we met ontrouw-zijn als een levenspatroon niet kunnen blijven sjoemelen. De nadruk behoort erop te liggen dat we met Gods kracht trouw kunnen zijn en niet langer leven in voortdurende ontrouw, waarover we dan steeds weer vergeving vragen. Dat is te goedkope troost. Als wij onze ontrouw oprecht belijden en er berouw over hebben, is het Gods bedoeling dat we voortaan de gezindheid en instelling hebben dat we – op uitzonderingen na als we helaas toch ontrouw laten zien – trouw voor Hem willen leven. Dat wordt in het lied ‘Groot is Uw trouw o Heer’ te gemakkelijk weg gezongen in de regels “ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde” dat men zo interpreteert dat het God niet uit zou maken of wij nu ontrouw of trouw zijn.

Een andere tekst die wel wordt aangehaald van hen die geloven in ‘eens behouden – altijd behouden’ is de volgende:

  • “…Hij, die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus…”[12]

Is dat een belofte waar alle gelovigen zomaar hun hand op mogen leggen? In het verband gelezen staat ervóór: “Ik vertrouw erop dat…”, dat was het geloof van Paulus voor hen. Erachter lezen we: “Het is voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in het hart heb als deelgenoten van mijn genade…”[13]

Dan hebben we nog diverse teksten die stellig zijn over het zeker weten dat we nu al eeuwig leven hebben en dat we overgegaan zijn van de dood in het leven.[14] Kan zo’n eeuwigheidsleven dan door van het geloof af te vallen beëindigd worden? Berooft de leer dat afval van heiligen mogelijk is ons niet van onze zekerheid van behoud? In hoofdstuk 16, waar het gaat over de leer van de zieleslaap, voeren we een betoog dat het door het geloof nu al eeuwige leven hebben niet onderbroken kan worden door een dood-zijn van de gehele mens.

Maar een ander verhaal is of de mens vanzelfsprekend onsterfelijk is of dat hij dat pas definitief wordt bij de opstanding van het lichaam. God bezit als enige onsterfelijkheid.[15] Wij kunnen echter wel degelijk zeggen dat bij de wedergeboorte de geest van de mens levend gemaakt wordt en eeuwig leven heeft in Christus. Dat is een geheel nieuwe positie, zoals we elders ook lezen: “Daarom als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie alles is nieuw geworden.”[16] In Joh. 20 lezen we aan het einde: “Maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn naam.”[17] In Joh. 15 zien wij dat de ranken (gelovigen) verbonden moeten blijven met de wijnstok, waaruit de levenssappen tot vruchtdragen komen. Daarom benadrukt en herhaalt Jezus de woorden: “Blijf in mij, gelijk Ik in u.”[18] “Laat wat u vanaf het begin gehoord hebt, in u blijven. Als in u blijft, wat u vanaf het begin gehoord hebt, dan zult u ook in de Zoon en in de Vader blijven. En dit is de belofte die hij ons heeft beloofd: het eeuwige leven.”[19]

In onszelf hebben we het leven niet, alleen wanneer we in Hem blijven, hebben we eeuwig leven. Wij bezitten het in Hem en het is al onze zekerheid, maar wordt definitief ons bezit bij de opstanding als wij onsterfelijkheid aandoen. Daarom kunnen we dat koortje zingen: “Ik heb besloten Jezus te volgen, ik heb besloten Jezus te volgen en keer niet terug en keer niet terug.”

Volharden tot het einde 

Tot de Heer komen is één ding, in Hem blijven is vers twee. Als wij onze kniëen voor Hem buigen, ontvangen we vergeving van zonden. Dat betreft de in het verleden begane zonden, niet de zonden die we nog zullen gaan doen in de toekomst (dat laatste is overigens een verkeerd axioma). Johannes schrijf immers als primair uitgangspunt: “Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt.”[20] Velen denken dat God al bij voorbaat zonden in de toekomst vergeeft en dat we die niet hoeven te belijden. Dat is niet het geval: “Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonde te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.”[21] Zonde in het leven van een gelovige is een ernstige zaak, want God biedt ons de kracht het steeds doen van zonde te laten. Zoals al gezegd is de hoofdregel: “Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u NIET zondigt…”[22] Meer en meer uitzondering mag worden: “…en als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.”[23]

Wanneer er geen afval mogelijk zou zijn, is dat een leer die je in slaap kan wiegen als je niet uitkijkt. “Ontwaakt u die slaapt en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten.”[24]

Maar er zijn christenen die denken: “ach, ik ben gered en wedergeboren, het maakt niet zoveel uit hoe ik leef, want ik heb een ‘kaartje’ voor de hemel. Het zit allemaal wel goed: ik ben behouden.” Kortom: het is alsof je op een roltrap gaat staan en je komt vanzelf boven.  Dat is de mentaliteit van het denken gearriveerd te zijn, in plaats van nog onderweg. Laten wij dan die andere, belangrijke tekst te hanteren: “Wie volhardt tot het einde zal behouden worden”.[25] En maak u er dan niet met de bedelingenleer vanaf die meent dat deze tekst voor Israël is.

Ook staat er: “Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen.”[26] Even verder zien we: “als iemand zich onttrekt, heeft Mijn ziel in hem geen behagen” (dat is helaas mogelijk), maar dan volgt meteen de vaststelling in geloof van welke gezindheid de apostel uitgaat: “Wij echter zijn geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven tot behoud van de ziel.”[27] Of met de NBG-vert.: “Doch wij hebben NIETS VAN DOEN met nalatigheid, die ten verderve leidt, maar met geloof, dat de ziel behoudt.”

In het boek Openbaring worden we opgeroepen getrouw te zijn tot de dood,[28]Zijn werken tot het einde te bewaren[29]en vast te houden wat we hebben.[30] Overigens gaat deze teksten meer over het ‘loon naar werken’ en de te ontvangen kroon dan om sec ‘door genade behouden’ te worden.

We zien ook dat Paulus schrijft: “Daarom mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in  mijn aanwezighedi, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in uw werkt zowel het willen als het werken naar Zijn welbehagen.”[31] Het gaat hier wel degelijk om een gehoorzaam en  heilig leven, waarvoor alle mogelijkheden en krachten om dat te kunnen uitwerken bij God voorhanden zijn.

Paulus stelt dat hij misschien zelf verwerpelijk of afgewezen (gediskwalificeerd noemen ze dat in de sportwereld) kan worden nadat hij anderen gepredikt heeft en daarom oefent hij zijn lichaam en houdt het dienstbaar (in bedwang, NBG).[32] Daar moet je dus de weg achter Jezus voor gaan, blijven lopen in de renbaan[33]en niet afhaken in de wedloop, maar erin volharden[34]tot de finish. Je moet dus doorgaan met het blijven in Hem en je er niet alleen op beroepen dat je eenmaal tot Hem gekomen bent. Vandaar het appèl: “Loopt dan zó dat u die (de prijs) verkrijgt (behaalt, NBG-vert.).”[35]

Verderop in deze brief schrijft de apostel: “Verder maak ik u bekend , broeders, het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook aangenomen hebt, waarin u ook staat, waardoor u ook zalig wordt, als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd hebt, tenzij u dat tevergeefs geloofd hebt.[36]

Het is te gemakkelijk om te zeggen wat je wel hoort: “Jezus heeft alles volbracht en wij hoeven niets te doen.” Sterker: het is een halve waarheid. Inderdaad: wij kunnen niet iets toevoegen tot onze verzoening en redding. Wij kunnen ons behoud niet verdienen. Er is geen redding of zaligheid door onze prestaties ooit te verkrijgen bij God. Wij worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.[37] “Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof wordt gerechtvaardigd zonder werken van de wet.”[38] Maar wij kunnen nooit zeggen dat ons leven er verder niet toe doet en dat wij toch altijd gered blijven als ons geloof passief is en geen vrucht of werken voortbrengt die met de bekering overeenstemmen.[39] “Immers, bij wie deze dingen (deugden of vruchten) niet aanwezig zijn, die is blind en kortzichtig, omdat hij de reiniging van zijn VROEGERE zonden vergeten is.[40] Het geloof zonder de werken is dood.[41] Er staat: “Jaag vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zal zien.”[42]

Nooit echt wedergeboren?

En als mensen die geloven in ‘eens gered, altijd gered’ nu afvallen en hun geloof loslaten, zoals je helaas soms onder christenen ziet gebeuren? Wat voor verklaring heeft men daar dan voor, want dat kan toch niet? Dat zegt men dat zulke mensen nooit ware gelovigen, nooit werkelijk wedergeboren zijn geweest. Dan stelt men dat het (altijd?) naamchristenen of meelopers waren.

Zo’n uitweg is een schijnoplossing. Natuurlijk kunnen er mensen tussen zitten die wellicht geen echte wedergeboorte hebben meegemaakt en alleen maar uiterlijk meegelopen hebben. Blijkens de gelijkenis van de zaaier valt het zaad in vier soorten grond: langs de weg, op steenachtige grond, in de dorens en in de goede aarde.[43] “En waar het zaad in de goede aarde valt, dat zijn zij die het Woord horen, het in een oprecht en goed hart vasthouden en in volharding vruchten voortbrengen.[44] Maar er kan bij de drie andere groepen sprake zijn van historisch geloof, schijngeloof of tijdgeloof en wondergeloof.

Echter, die vlieger gaat voor sommige mensen die afvallen van het geloof niet op. Zij zijn immers onloochenbaar en onmiskenbaar serieuze christenen geweest. En wat logisch is: je kunt niet van het geloof afvallen als je dat geloof nooit hebt bezeten.

Het is mogelijk het geloof kwijt te raken. “Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige.”[45] “En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden.”[46] Zij begonnen goed, maar hun geloof liep op de klippen. Verderop schrijft Paulus: “Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn  van het geloof afgeweken.[47] Dat impliceert dat hun begin goed was, maar dat zij later afweken.

(wordt vervolgd)

Jildert de Boer

© Verdieping en Aansporing, 2020.

[1] Joh. 10:27-28

[2] Ef. 4:30

[3] 1 Thess. 5:19

[4] Gal. 5:16,25, NBG-vert.

[5] Rom. 8:38-39

[6] Rom. 8:16; vergelijk 1 Joh. 3:24

[7] Rom. 8:28

[8] Jud. 21a

[9] Joh. 6:39

[10] 2 Tim. 2:12-13; vergelijk Matth. 10:33

[11] Marc. 8:38

[12] Fil. 1:6; vergelijk Ps. 138:8

[13] Fil. 1:7

[14] Bijv. Joh. 3:36a; Joh. 5:24; Joh. 6:47; 1 Joh. 5:11-13

[15] 1 Tim. 6:16

[16] 2 Kor. 5:17

[17] Joh. 20:31

[18] Joh. 15:4a

[19] 1 Joh. 2:24-25

[20] 1 Joh. 2:1a

[21] 1 Joh. 1:9

[22] 1Joh. 2:1a

[23] 1 Joh. 2:1b

[24] Ef. 5:14

[25] Matth. 24:13; Matth. 10:22b

[26] Hebr. 10:36

[27] Hebr. 10:38b-39

[28] Openb. 2:10

[29] Openb. 2:26

[30] Openb. 3:11

[31] Fil. 2:12-13

[32] 1 Kor. 9:27

[33] 1 Kor. 9:24-25

[34] Hebr. 12:1c

[35] 1 Kor. 9:24

[36] 1 Kor. 15:1-2

[37] Rom. 3:24

[38] Rom. 3:28

[39] Luk. 3:8; Hand. 26:20

[40] 2 Petr. 1:9

[41] Jak. 2:26

[42] Hebr. 12:14

[43] Matth. 13:3-9,18-25

[44] Luk. 8:15

[45] 1 Tim. 5:8

[46] 1 Tim. 1:19-20; vergelijk 2 Tim. 2:17-18

[47] 1 Tim. 6:20

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *