Gedachten over de vrouw in de gemeente deel 1
GEDACHTEN OVER DE VROUW IN DE GEMEENTE deel 1
Een controversieel onderwerp
Inleiding
Dit is een uiterst gevoelig liggend onderwerp in de christenheid. De tijdgeest schakelt de vrouw in alles gelijk aan de man en maatschappelijk gezien wordt de vrouw in vrijwel alle functies gevraagd, zij het procentueel in mindere mate dan de man. In de historie heeft de vrouw vaak te maken gehad met een achtergestelde, tweederangs positie. In zoverre deze heilzaam gecorrigeerd wordt, kunnen we daar dankbaar voor zijn. Ook de vrouw mag er zijn, kan zich ontplooien in haar leven en is in Gods ogen net zo waardevol als de man. De andere kant van de medaille is echter zo dat vormen van emancipatie met de bedoeling de positie van de vrouw in evenwicht te brengen soms doorslaan naar het feminisme, zodat deze ontwikkeling die men als vooruitgang ziet helemaal uit het bijbelse lood gaat hangen. Wij willen niet achter deze tijdgeest aan.
In het huwelijk spreekt de Bijbel over het hoofd-zijn van de man (1 Kor. 11:3), evenals Christus het hoofd is van de gemeente en over de onderdanigheid van de vrouw, evenals de gemeente zich onderwerpt aan Christus als hoofd. In sommige christelijke kerken en bewegingen is ‘onderdanigheid’ uit bijvoorbeeld Ef. 5:22 een vies woord, maar het Woord vraagt om een bijbelse duiding van dit begrip. Sommigen hebben uit de bijbelse ‘zwijgteksten’ in 1 Tim. 2:11-12 en 1 Kor. 14:34-35 een totaal zwijgverbod voor de vrouw in de gemeente afgeleid, maar dat klopt niet met andere Schriftgedeelten. Anderen doen alsof deze teksten tot de antieke cultuur behoren en een tijdgebonden element zijn. Zij laten de vrouw volop preken en onderricht geven alsof er geen enkele rekening moet worden gehouden met wat deze teksten zeggen.
Belangrijk is daarom het zoeken naar een bijbelse balans rond dit onderwerp. Het is niet mogelijk het ieder naar de zin te maken met de antwoorden die we zullen trachten te geven. Voor sommigen zullen die te toegevend en te genuanceerd zijn, maar voor anderen weer te streng of te wettisch. We kiezen voor een voorzichtige aanpak, maar hopen toch duidelijke, bijbelse richtlijnen aan te reiken.
Gij kunt allen één voor één profeteren: broeders en zusters
In de eerste christengemeenten zien we een veel vrijere manier van samenkomen met een veelvoudiger inbreng dan wij tegenwoordig door de bank genomen kennen in onze gemeenten. De voorganger heeft vaak een do-mi-ne-ren-de functie en de anderen luisteren veelal. In vrijere kringen is er naast de Woordverkondiging ruimte voor het hardop uitspreken van een gebed, het geven van een getuigenis en soms ook voor het uitoefenen van Geestesgaven. Hieronder gaan we uit van de bijbelse patronen, zoals 1 Korinthe 14 die schetst.
Bij “Hoe staat het dan broeders?” in 1 Kor. 14:26 staat er ‘adelphoi’ en dat kan betekenen ‘broeders en zusters’ zoals de Naardense Bijbel dan ook vertaalt.
“Want gij kunt ALLEN één voor één profeteren, opdat ALLEN lering en ALLEN opwekking erdoor ontvangen” (1 Kor. 14:31, vergelijk Hand. 2:17-18). Het woord ‘allen’ betekent hier niet allen zonder uitzondering, maar allen zonder onderscheid. De opdracht “streef… vooral naar het profeteren” is een oproep aan allen.
Door het beoordelen van het door de profeten gevoerde woord (1 Kor. 14:29), kunnen de andere broeders en zusters het woord bevestigen en onderstrepen. In onze eigen bijeenkomst is het de bedoeling dat we elkaar aanvuren tot liefde en goede werken en dat des te meer naarmate we de dag zien naderen (Hebr. 10:24-25). Dat kan onder andere door middel van getuigenissen. Het woord ‘elkaar’ is een sleutelwoord voor gemeentebouw. De zwakst schijnende leden zijn noodzakelijk (1 Kor. 12:22-24) en ook eenvoudige mensen kunnen een waardevolle inbreng hebben. Alleen godsvrucht telt, niet de genoten opleiding of de capaciteiten qua spreektalent.
Er is wisselend dienstbetoon, soepel en fris, en zo wordt door middel van de gemeente Gods veelkleurige wijsheid bekend gemaakt aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten (Ef. 3:10). Reken maar dat de boze geesten sidderen, als de gemeenteleden hun plaats innemen en geen ‘stommetje’ spelen! De duivel en zijn trawanten zouden het graag willen: de monden van de helft van de gemeente te snoeren door de zusters volstrekt te laten zwijgen.
Van discussie of een over en weer gesprek is in de samenkomst geen sprake, maar één voor één kan men elkaar horen, zoals de Bijbel zegt: “ieder op zijn beurt” met betrekking tot het spreken in tongen, maar dat geldt uiteraard ook met een andere inbreng (1 Kor. 14:27). Want “ieder heeft iets” (1 Kor. 14:26). Bij dit “een ieder” is de vrouw natuurlijk niet uitgesloten. Zij zingt, bidt, getuigt en profeteert net als de man. Ieder haalt daar lessen uit voor de praktijk en het resultaat is geloofsopwekkend! Het woord wordt niet bekritiseerd, maar beproefd en toegepast op zichzelf (vergelijk 1 Tim. 4:16).
De rol van de zusters
Het onderwerp ‘de vrouw in de gemeente’ – na de positieve inbreng van allen (1 Kor. 14:31) – wordt door Paulus vermeld, als hij het heeft over het zwijgen van de vrouwen in de gemeenten in 1 Kor. 14:34. In 1 Kor. 14:35 noemt hij tevens het thuis aan haar mannen om opheldering vragen.
Ons uitgangspunt bij deze teksten is, dat we deze serieus als Gods Woord willen nemen. Het is ook te gemakkelijk om de zinsnede “gelijk ook de wet zegt” te verklaren met: “zoals de Joodse Talmoed zegt” (aanvullende, menselijke overleveringen). Sommigen denken dat de apostel terug verwijst naar de tekst in Gen. 3:16, waar we onder meer lezen: “naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen”, maar daarbij plaatsen we de kanttekening dat dit de situatie is na de zondeval en niet de oorspronkelijke scheppingsorde. Toch willen we deze passages in 1 Kor. 14:34-35 niet afdoen met de term tijd- en/of cultuurgebonden, alleen maar “voor toen”, zoals weer anderen de tongentaal uit dit hoofdstuk weg verklaren met de leuze “voor vroeger”.
Het wegschuiven naar “vroeger” of “later” is een list van satan. Wanneer de gelovigen (broeders en zusters!) nú in Jezus’ naam boze geesten uitdrijven en in nieuwe tongen spreken (Marc. 16:17), dan wordt het veel te gevaarlijk voor hem en zijn machten der duisternis.
Zo gaat het ook met de positie van de vrouw: óf zij wordt onderdrukt en klein gehouden door de man en moet in alles zwijgen, óf zij wil de touwtjes in handen krijgen, recht van spreken in alles krijgen en niet alleen gelijkwaardig zijn, maar in alles aan de man gelijk zijn of meer dan dat. De boze geesten proberen de christenzusters en de vrouw in het algemeen óf in de ene, óf in de andere ‘sloot’ te duwen.
Het gedeeltelijk zwijgen van zusters
Gelet op 1 Kor. 11:5 en 13 kan het zwijgen van de vrouwen in de gemeenten beslist niet betekenen een absoluut op alle fronten zwijgen. Daar gaat het specifiek over zusters die bidden of profeteren en dat volle recht zij hen van harte gegund! (zie ook Hand. 2:17-18). In sommige kringen heeft de duivel het voor elkaar gekregen de vrouw volledig hun mond dicht te laten houden, behalve wat het zingen betreft. Uiteraard is het niet de bedoeling van God om de helft van de mensen in de gemeente – de vrouwen – volledig te laten zwijgen. Waren vrouwen zich maar wat meer bewust van wat ze allemaal mogen en kunnen doen in de dienst van de Here. Dat is niet minderwaardig, integendeel. Vrouwen zijn niet minderwaardig, integendeel, maar hebben vaak kwaliteiten die de man mist en zijn daarom een noodzakelijke hulp en ondersteuning.
De andere kant van de medaille tekent Paulus in 1 Tim. 2:11-12, waar hij opmerkt: “Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid laten onderrichten, maar ik sta niet toe dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden”. Hier gaat het over een bescheiden en ingetogen opstelling van de zusters. Waarom? Omdat zij zich anders op het terrein van de dienst van de man zou begeven aan wie God specifiek de roeping gegeven heeft tot leren en onderricht geven in de gemeente.
Ten tweede noemt Paulus: “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva” (1 Tim. 2:13)
Als derde argument gebruikt Paulus: “En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gebracht” (1 Tim. 2:14). Inderdaad was het eerst Eva die toegaf aan de slang, maar in Rom. 5:12-18 wordt de verantwoordelijkheid toch ook bij Adam gelegd als hoofd van de mensheid. Iemand merkte eens treffend op: “Adam kon weten dat hij de hof moest bewaren (Gen. 2:15) of bewaken (andere vert.) en hij had de slang buiten de hof moeten gooien toen deze iets anders zei dan God gezegd had”.
Het gevaar van vrouwen die gaan heersen
Over dezelfde dingen gaat het ook in 1 Kor. 14:34-35. Het past de zusters niet om met hun dienen in de samenkomsten boven hun eigen mannen te gaan staan en deze af te troeven, te overtroeven of voorbij te streven. Dat staat lelijk. Zusters moeten nooit in het openbaar denken het beter te weten dan hun eigen man en zij krijgen de raad deze thuis te vragen of om opheldering te vragen. In het tekstverband kan dat ook gaan dat de vrouw geen discussie buiten haar man om moet voeren over het beoordelen van profetieën in de gemeentesamenkomst.
Het toppunt van overheersing vinden we in Jes. 3:12 “De kinderen van uw volk zijn tyrannen en vrouwen overheersen het”. Dat wil de geest van emancipatie en zeker die van feminisme bewerkstelligen. Op die wijze grijpt de vrouw op aanmatigde wijze de macht, in plaats van zich te voegen onder het gezag van de man (vergelijk 1 Kor. 11:10). Dan wil zij de man voorbijgaan. Met deze heerszucht speel je de boze engelen in de kaart, in plaats van je tegen hen te weren (Leidse vertaling) in de geestelijke wapenrusting van God (Ef. 6:10-18).
Een voorbeeld daarvan geeft Openb. 2:20 “Maar Ik heb tegen u, dat gij de profetes Izébel laat begaan, die zegt dat zij een profetes is…”. Overigens is de Schrift evenzeer scherp wat betreft heerszuchtige mannen, zoals bijvoorbeeld Diotrefes (3 Joh. 9-10).
Onderdanigheid
Gods Woord zegt: “Het hoofd der vrouw is de man” (1 Kor. 11:3). Het hoofd-zijn betekent niet de baas spelen, maar de eindverantwoordelijkheid dragen. Paulus verlangt van de vrouwen, dat zij zich in hun dienen in onderdanigheid voegen naar hun eigen mannen en zo nodig thuis opheldering aan haar mannen moeten vragen over iets dat ze te weten willen komen. Dat wil zeggen: verre daarvan te blijven, om een discussiërende of provocerende opstelling in de gemeente te etaleren. Wanneer een vrouw in het openbaar haar man zou tegenspreken, of zou laten blijken dat zij het beter weet en haar eigen man daarbij passeert, dan staat dat lelijk. Zij zal niet het respect jegens haar eigen man te na komen, maar juist eerst hem thuis raadplegen met haar vragen. De vrouw is niet geroepen tot gezag uitoefenen over de man en tot het regeren en besturen in de gemeente.
In het onderwijs van de apostelen wordt vooral wat het natuurlijke leven inzake het huwelijk betreft meerdere malen gesproken over de ‘onderdanigheid’ van de vrouw. We vinden dit woord in Ef. 5:22,24; Kol. 3:18; 1 Petr. 3:1 en 5; Tit. 2:5. In onze tijd is deze bijbelse aanwijzing onder christenen doorgaans niet populair en denkt men al gauw aan onderdrukking, wat nooit het geval mag zijn. Qua betekenis wordt er geen slaafse, willoze volgzaamheid bedoeld, maar wel een houding van ontzag voor hun man (Ef. 5:33) en een manier van onderdanigheid zoals ook de gemeente onderdanig is aan Christus (Ef. 5:24). Wat het begrip ‘onderdanigheid’ of ‘onderwerping’ inhoudt wordt tevens duidelijker door naar andere vertalingen te kijken. Dan wordt in plaats van onderdanigheid gesproken over: zich voegen naar, zich schikken naar, zich stellen onder, het gezag erkennen.
De belangrijke les ligt ook verborgen in Ef. 5:21, waar we lezen: “weest elkaar onderdanig in de vreze Gods.” Het past de man daarom heel goed zich regelmatig te buigen naar zijn vrouw. Zo maken de beide echtelieden de nodige buigoefeningen in de praktische situatie en allebei weten ze zichzelf te verloochenen als het erop aan komt. Dit principe vinden we ook terug in een breder verband dan alleen het huwelijk: “Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid” (1 Petr. 5:5). Wat een remedie om de liefde en eenheid te bewaren! De man moet zijn vrouw behandelen als broos vaatwerk en haar eer bewijzen (1 Petr. 3:7). Dat is een teder met haar omgaan, in liefde, koestering en genegenheid. Het is duidelijk dat de man daarin ook een hele ontwikkeling door moet maken van ongevoelig naar meer en meer fijngevoelig.
Man en vrouw: volkomen gelijkwaardig, maar toch verschillend
In dit verband wordt regelmatig Gal. 3:26-28 geciteerd, waar we onder andere lezen: “Gij zijt allen zonen van God door het geloof, in Christus Jezus… Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, VAN MANNELIJK EN VROUWELIJK: gij allen zijt immers één in Christus”. Sommigen lezen hierin de algehele gelijkschakeling van man en vrouw.
Als het gaat om de eenheid in Christus, om het geloof in Christus en om het zoonschap, dan is er voor man en vrouw geen verschil of onderscheid, zo lezen we hier. Ze hebben dezelfde voorrechten en groeimogelijkheden! Een vrouw kan in geestelijke ontwikkeling een ‘oudste’ in het geloof zijn, dat wil zeggen: veel vrouwen kunnen geestelijk rijper zijn dan de meeste mannen. Zulke ‘moeders in Israël’ hebben we nodig.
Hun dienst in de gemeente is echter verschillend. In dat opzicht is er in Gods Woord onderscheid tussen man en vrouw aangegeven. Zij zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Voor zover we weten zijn er geen bijbelse voorbeelden van vrouwelijk ‘oudsten’, die leiding geven aan een gemeente. In Rom. 16:17 gaat het over Andronicas en Junias, mannen onder de apostelen in aanzien. Sommige beroepen zich op andere handschriften, waarbij de vorm Junia gelezen wordt en dit zou dan een ‘vrouwelijke apostel’ geweest moeten zijn. Deze uitleg komt bij mij spitsvondig en gekunsteld over. Jezus koos geen vrouwelijke apostelen. Wel waren de vrouwen belangrijke getuigen van de opstanding van Jezus en op de Pinksterdag waren er onder de 120 ook vrouwen aanwezig (Hand. 1:14-15), die net zo goed als de mannen vervuld werden met de heilige Geest (Hand. 2:4). Denken we alleen al aan Maria van Magdalena, van wie zeven boze geesten uitgeworpen waren door Jezus en die nu vervuld met de heilige Geest in tongen sprak.
Hoewel de zonde in eerste instantie door middel van een vrouw de zichtbare wereld binnenkwam, is het uiterst belangrijk te vermelden dat de Verlosser, Jezus Christus, eveneens geboren werd uit een vrouw (Gal. 4:4), zelfs buiten de man om, verwekt door de heilige Geest. Maria baarde het Kind! Wat een voorrecht! Het zaad van de vrouw, aangekondigd in de zgn. moederbelofte van Gen. 3:15, is Jezus Christus! Het ‘vrouwenzaad’ overwint het ‘slangenzaad’!
In 1 Kor. 11:8-9 lezen we over de ongelijkheid van man en vrouw bij de schepping: “Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw uit de man”.
In 1 Kor. 11:11-12 lezen we over de volkomen gelijkwaardigheid van man en vrouw in de Here: “En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder de man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit de man is, is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God”.
Wat een goddelijke logica: de vrouw mag nooit als tweederangs schepsel of bijprodukt in de schepping worden gezien, zoals sommigen hebben beweerd en zij is beslist niet inferieur aan de man! Net zomin als dat de man zich als superieur tegenover de vrouw moet gedragen. Dat laat onverlet dat de vrouwen zich zullen tooien met eerbare kleding, ingetogen en bezonnen (1 Tim. 2:9, HSV) en dat zij niet de man zullen overheersen, of de boventoon over hem voeren.
Naast de verschillende lichamelijke kenmerken van man en vrouw weten wij ook dat de man en de vrouw over het algemeen in rationeel en in emotioneel opzicht flink van elkaar verschillen. De bedoeling is dat deze verschillen juist aanvullend, complementair worden voor elkaar!
De man en de vrouw moeten de dingen met elkaar kunnen bespreken. De vrouw heeft soms een intuïtie die de man niet heeft en voelt soms dingen beter aan. Zij is de aanvulling voor de man en bij het nemen van beslissingen houdt de man daarom rekening met haar.
Jildert de Boer
Geef een reactie