Goddelijke genezing en bevrijding deel 1
GODDELIJKE GENEZING EN BEVRIJDING deel 1
Vanuit een goed Godsbeeld en een scherp beeld van satan
Zonder kritiek op en zonder angst naar het Woord handelen
Een uiting van de heilige Geest, die het meest onder kritiek gesteld wordt, is die van gaven van genezingen (1 Kor. 12:9-10). Nu is het zo dat zich op dit terrein excessen en misstanden hebben voorgedaan. In het bijzonder op het gebied van de geloofsgenezing door gebed weten we niet het pasklare antwoord op alle vragen die in bepaalde praktische gevallen naar boven kunnen komen. We dienen te waken voor overmoed en we moeten komen tot nederigheid en afhankelijkheid van God als we bidden met zieken.
Uit angst voor uitglijders bij dit aspect van de bijbelse boodschap willen we niet met het badwater (bijvoorbeeld met een oordeel als: ‘Jij wordt vast niet genezen, omdat jij niet genoeg geloof hebt’) ook het kind wegwerpen, namelijk de bijbelse verkondiging en praktijk ten aanzien van lichamelijke genezing. Het beste is eenvoudig Gods Woord te nemen als Gods Woord, het te geloven als zodanig en te handelen naar Gods Woord. “Zo moet ook gij, omdat gij naar geestelijke gaven streeft, trachten uit te munten tot stichting van de gemeente” (1 Kor. 14:12). Uitmuntend, dat is (streven naar) een tien, leerden we vroeger van ons schoolrapport.
Komt ziekte van God?
In zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus staat de vraag “Wat verstaat gij onder de voorzienigheid Gods?” Het antwoord luidt: “De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met zijne hand nog onderhoudt, en alzo regeert dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijne vaderlijke hand ons toekomen”.
Hier zien wij dat de positieve en de negatieve dingen op gelijke wijze worden teruggevoerd naar Gods Vaderhand. Is onze God een god van willekeur? Heeft Hij twee gezichten? Mogen wij berusten in een zodanig Godsbeeld? De rol van de duivel wordt zelfs niet eens genoemd, laat staan aangewezen! Bij krankheid of ziekte staat merkwaardigerwijs de verwijstekst Joh. 9:3 over de blindgeborene: “Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden”. Die werken van God kwamen beslist niet openbaar door zijn ziekte, maar omdat Jezus hem genas!
In het Oude Verbond zien wij vaak dat er een bedekking lag over het zuivere beeld van God dat pas door Jezus Christus zonneklaar getoond werd. Het Oude Verbond schrijft – door een versluierd inzicht aangaande alles wat uit de onzichtbare wereld kwam – vaak positieve en negatieve zaken beide aan God toe. Men zag God als goed en kwaad in het Oude Verbond. Dat was de leugen van de slang in het paradijs tegen de vrouw: “Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad” (Gen. 3:4-5). Met deze kronkelredenering kon de slang de mens als beeld van God neerzetten en werd de mens door zijn verleiding naast het goede bekend met het kwaad, zoals volgens de slang God in Zijn wezen goed en kwaad zou zijn.
De naam satan komt slechts enkele keren in het Oude Testament voor. Zelden kon men onderscheiden wat vanuit het koninkrijk van satan afkomstig was. Slechts af en toe hadden sommigen daar een doorkijkje van dat er een tegenstander is in de onzichtbare wereld. Meestal bleef de kwade genius van satan verborgen opereren ten tijde van het Oude Verbond. Doorgaans achtte men God overal verantwoordelijk voor, ook voor negatieve zaken als ziekte, kwaad, rampen en dood. Zo zei Job: “zouden wij het goede van God aannemen, maar het kwade niet?” (Job 2:10b). De schrijver van het boek Job beschrijft in hoofdstuk 1 en 2 duidelijk dat al het onheil dat over Job kwam, inclusief de boze zweren (Job 2:7), van satan afkomstig was. In Jakobus 5:11 zien wij hoe het afliep met Job vanuit een goed Godsbeeld gezien: “Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming”. Dezelfde tekst luidt in de Herziene Statenvertaling als volgt: “Zie, wij prijzen hen gelukzalig die volharden. U hebt gehoord van de volharding van Job, en u hebt de uitkomst van de Heere gezien, dat de Heere vol ontferming is en barmhartig”.
In Luk. 9:52-56 (St.Vert.) lezen we dat een dorp der Samaritanen Jezus niet ontving, om voor hem herberg te bereiden, omdat zijn aangezicht gericht was om naar Jeruzalem te reizen. Dan lezen we de reactie van Jakobus en Johannes. Toen zij dat zagen, zeiden zij: “Heere! Wilt Gij dat wij zeggen, dat vuur van de hemel neerdale, en dezen verslinde, gelijk ook Elia gedaan heeft (2 Kon. 1:10,12). Maar Zich omkerende, bestrafte Hij hen, en zeide: gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt. Want de Zoon des menschen is niet gekomen om der menschen zielen te verderven, maar om te behouden”. Hier zegt Jezus bestraffend dat de hoedanigheid van deze geest van geweld, waardoor zijn discipelen zich onwetend lieten leiden tot het verderf van deze Samaritaanse mensen, verkeerd was!
In het Nieuwe Verbond komt de heldere openbaring van God de Vader door de verkondiging en het optreden van Jezus Christus en deze blijkt ook uit de boodschap van de apostelen: God is enkel goed, enkel licht, enkel leven, enkel liefde, enkel positief, enkel rechtvaardig en enkel rein, enkel heilig en enkel wetmatig. Daarnaast wordt sinds de bekendmaking door Jezus Christus van de geheimenissen of verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen (Matt. 13:35) scherp aangeduid waar al het andere vandaan komt: de duivel is enkel slecht, enkel duisternis, enkel haat, enkel negatief, enkel ongerechtigheid en enkel onreinheid, enkel onheiligheid en enkel wetteloosheid. Zonde, ziekte, leugen en geweld komen uit de koker van het rijk der duisternis!
In de bediening van Jezus komt ziekte nergens uit Gods Vaderhand de mensen toe, maar is God de Vader juist met Hem, om allen te genezen die door de duivel overweldigd waren (Hand. 10:38).
De dood hoort er oorspronkelijk niet bij
De dood is geen vriend of (verlossende) doorgang tot het eeuwig leven, want het eeuwig leven vangt aan als je in Jezus gelooft en niet pas na je lichamelijke dood. Het staat er heel beknopt: “Wie gelooft, heeft eeuwig leven” (Joh. 6:47). De dood is juist de laatste vijand die teniet gedaan zal worden (1 Kor. 15:26). De dood hoort in Gods originele schepping niet thuis, maar heeft door de zonde macht gekregen. Het loon dat de zonde (niet: God) geeft, is de dood (Rom. 6:23). Wie willens en wetens zondigt en voor de boze wil werken, krijgt van de boze zijn ‘verdiende loon’. Dat loon is altijd negatief en het wordt voltrokken doordat men met de machten der duisternis, die men dient, wordt meegezogen naar de afgrond, de duistere zijde van het dodenrijk en ten slotte naar de definitieve situatie van de poel van vuur.
Het wezen van God
Ziekte is geen zegen van God en wordt niet door God gezonden of opgelegd, want God is niet gespleten, of een god met een Januskop (twee gezichten). Uit de Zon der gerechtigheid of de Vader der lichten kan geen narigheid en duisternis komen. Uit de Bron van het leven kan niets komen dat het leven aantast en daaruit ontstaat geen duisternis en dood. Helaas hebben veel christenen nog hetzelfde vertroebelde beeld van God dat in het Oude Verbond slechts zeer ten dele geopenbaard is. Zij denken: God doet goed, maar soms ook kwaad, Zijn handen slaan en Zijn handen helen, Hij geeft en Hij neemt, Hij doodt en doet herleven. Zelfs al zingt men: “God’s vriend’ lijk aangezicht geeft vrolijkheid en licht…”.
In het Oude Verbond, waar zulke uitspraken opgetekend staan, aanvaardde men in de regel dat alles uit de onzichtbare wereld van God kwam en had men doorgaans nauwelijks zicht op het verwoestende en verdelgende werk van de duivel. Daar kan men bijvoorbeeld lezen: “Geschiedt er een ramp in de stad zonder dat de Here die bewerkt?” (Amos 3:6). Vanuit het Nieuwe Verbond weten wij dat God geen rampen stuurt, omdat Jezus geen rampen zond en Hij sprak immers: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet de Zoon evenzo” (Joh. 5:19). De Vader laat de Zoon zien wat Hij doet en de Zoon doet precies zoals de Vader doet! Rampen en geweld hebben hun oorsprong in het rijk der duisternis en nooit in God.
Hoe God werkelijk is, valt alleen te zien in Christus, die de Vader volledig openbaarde en niet in het bedekte en versluierde beeld dat in het Oude Testament keer op keer naar voren komt. “Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus” (2 Kor. 4:6). Jesaja zegt nog met een beperkt, gedeeltelijk zicht, dat God het heil bewerkt en het onheil schept (Jes. 45:7), terwijl wij in het Nieuwe Verbond mogen verstaan dat God alleen het heil schept en dat satan de veroorzaker is van alle onheil, want “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 1:5).
Wat houdt de toorn van God in?
Veelal heeft men een verkeerd beeld van de toorn van God en wordt dit uitgelegd als een kwade God, die mensen heeft voorbestemd tot de hel, terwijl de Bijbel leert dat het eeuwige vuur voor de duivel en zijn engelen bereid is (Matt. 25:41). Mensen komen daar pas terecht als zij willens en wetens de duistere machten dienen en zich aan hen vasthechten. Zo hebben de mensen de duisternis liever gehad dan het licht (Joh. 3:19). In de poel des vuurs komen terecht “al wat tot zonde verleidt” (de boze geesten) en “hen die de ongerechtigheid bedrijven” (de mensen, die deze boze machten dienen) (Matt. 13:41-42).
“Barmhartigheid triomfeert over het oordeel” (Jak. 2:13b, HSV), zoals duidelijk wordt bij het oordeel over de volken (niet over de gemeente!) in Matt. 25:31-46, waar het criterium is, of zij wel of geen barmhartigheid bewezen hebben. Dan kan blijken: “Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus” (Rom. 2:14-16).
In Romeinen 1:18 staat als een sleutelvers over dit onderwerp: “Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden”. De toorn van God wil zeggen: “God wendt zijn aangezicht af” (2 Kron. 30:9) en “Hij verbergt zijn aangezicht” (Ps. 13:2). Het gevolg is dat de mensen overgegeven en prijsgegeven worden aan de machten der duisternis, die zij dienen door hun ongehoorzaamheid. “God heeft hen overgegeven…” lezen we driemaal in Rom. 1:24,26,28.
Andere voorbeelden zijn onder meer: “God liet hen gaan in de verstoktheid van hun harten, zodat zij in hun eigen raadslagen wandelden” (Ps. 81:13). “God keerde Zich af en gaf hen over, om het heer des hemels te vereren” (Hand. 7:42). “Te dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en vele rampen en benauwdheden hen treffen” (Deut. 31:17). Dat laatste is het gevolg als de mensen gemeenschap hebben met vreemde goden, waarachter immers demonen schuilgaan (1 Kor. 10:19-21), door deze overspelig te dienen (Deut. 31:16).
Een bekend vers over de toorn van God is: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon van God ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3:36). Hij wordt overgegeven aan de machten der duisternis die hij geestelijk dient (Ef. 2:2) en die hem het loon uitbetalen dat de zonde (niet: God!) geeft, namelijk de dood (Rom. 6:23).
Voor de gelovigen geldt: “dat wij door Hem behouden worden van de toorn” (Rom. 5:9), immers het is “Jezus, die ons verlost van de komende toorn“ (1 Tess. 1:10). God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid door onze Here Jezus Christus” (1 Tess. 5:9). Ook het Oude Verbond geeft al aan: “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden” (Ps. 103:10).
Tenslotte merken we op dat in het Oude Testament 2 Sam. 24:1 aangeeft: “De toorn des Heren ontbrandde weer tegen Israël; Hij zette David tegen hen op en zeide: Ga, tel Israël en Juda”. Deze volkstelling door David bleek echter zonde te zijn, waartoe God hem nooit kan hebben aangezet: “Maar David had wroeging, nadat hij het volk geteld had, en David zeide tot de Here: Ik heb zwaar gezondigd, doordat ik dit gedaan heb; nu dan, Here, doe toch de ongerechtigheid van uw knecht weg, want ik heb zeer dwaas gehandeld” (2 Sam. 24:10). De latere schrijver van Kronieken blijkt een beter, scherper inzicht te hebben in de achtergrond van deze geschiedenis. In 1 Kron. 21:1-2 lezen we namelijk: “Satan keerde zich tegen Israël en zette David aan, Israël te tellen. Toen zeide David tot Joab en tot de oversten van het volk: Gaat Israël tellen van Berseba tot Dan, en breng mij de uitslag, opdat ik het getal wete”. David wilde weten hoe groot zijn macht was en dit was kwaad in de ogen des Heren. Opnieuw zien we hier dat de toorn van God inhoudt een door ongehoorzaamheid overgegeven worden aan de macht van satan. God staat buiten het kwade!
Het Godsbeeld van het Nieuwe Verbond in Christus
Jesaja verzuchtte nog over de gesloten hemel: “Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederdaaldet…” (Jes. 64:1). Jezus Christus verkondigde de open hemel en het functioneren van de engelen (Joh. 1:52). Hij sprak: “Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal u verkondigen, wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is” (Matt. 13:35b).
Met zijn gelijkenissen ontvouwde Jezus inzicht in de geestelijke, onzicht-bare wereld en Hij toonde wie God is (enkel licht en goed) en wie de boze is (enkel duister en slecht). Hij gaf een heldere blik op Gods goede engelen en een scherp zicht op de boze geesten van satan. Daarmee openbaarde Hij de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen (Matth. 13:11), de onzienlijke geestenwereld, die Paulus later in de Efezebrief aanduidde met het begrip ‘hemelse gewesten’, of in de NBV met ‘hemelsferen’.
Jezus Christus openbaart God de Vader pas ten volle, zoals Hij in wezen, in werkelijkheid is. Het basisprincipe van het Godsbeeld dat het Nieuwe Verbond toont, moet ons helder en klaar voor ogen staan. We noemen de belangrijkste teksten, die God als enkel goed doen kennen in Jezus Christus.
- Joh. 1:18 “Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, Die heeft Hem doen kennen” (“Die heeft Hem ons verklaard”, St. Vert. , “die heeft Hem ons doen verstaan”, Vert. Brouwer).
- Matt. 11:27 “Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren”.
- Joh. 6:46 “Niet dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien”.
- Joh. 14:8-9 Op de vraag van Filippus aan Jezus om hen de Vader te tonen, antwoordt Jezus: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien”.
- Marc. 10:18b “Niemand is goed dan God alleen”.
- Matt. 6:9 “Onze Vader, die in de hemelen is, Uw naam worde geheiligd”. Dat is: afgezonderd van het kwade!
- Matt. 5:44-45 “Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen (huioi = zonen) moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen”.
- Luk. 6:35d “Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen”.
- Hand. 14:17 “En toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken”.
- Jak. 1:13: “Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking”. De verzoeker is namelijk de duivel (Matt. 4:3).
- Jak. 1:17 “Iedere gave die goed en volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem (schaduw, St. Vert.) van ommekeer”.
- 1 Joh. 1:5 “En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”.
- 1 Joh. 4:16b “God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in Hem”.
- Kol. 1:15 “Hij (Christus) is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping”.
- Hebr. 1:3 Daar wordt de Christus genoemd: “De afstraling Zijner heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen…”.
Het wezen van satan blootgelegd
De tactiek van de boze is zich te maskeren. De duivel speelt graag schuilevinkje. Met zijn camouflagetactiek lukt het de satan bij de wereld en zelfs bij sommige christenen het kwaad, dat hij zelf aanricht, in Gods schoenen te schuiven. Je kunt met een bepaalde regelmaat horen: “Waarom laat God alle ellende toe in deze wereld?” Of: “Als er een God is, waarom zijn er dan zoveel rampen en is er zoveel lijden? Kan een dergelijke God liefde zijn?”
Men beseft niet hoe gebroken de schepping is sinds de zondeval, toen Adam de aarde prijsgaf door naar de duivel te luisteren. Sindsdien ligt de gehele wereld in het boze (1 Joh. 5:19b). Wij leven momenteel in bezet gebied onder het domein van de slang die door Jezus werd getypeerd als de overste dezer wereld (bijv. Joh. 12:31; Joh. 14:30) en door Paulus als overste van de macht der lucht (Ef. 2:2) en de god dezer eeuw (2 Kor. 4:4). Vanuit de machten der duisternis komt alles dat het leven wil aantasten en vernietigen door zonde, ziekte, leugen, geweld en dood.
Het is voor de christen erg belangrijk dat Hij vanuit het Nieuwe Verbond door de heilige Geest en Gods Woord de oorsprong van het kwaad en alle afwijking van het goede door God geschapene scherp onderscheidt, opdat hij de goede strijd des geloofs leert strijden (1 Tim. 6:12) volgens de regels van de kamp (2 Tim. 2:5). Het betreft een geestelijke oorlog (Ef. 6:12; Openb. 12:7).
We geven de meest indringende teksten weer die aantonen wie de satan wezenlijk is en wat hij doet.
- Joh. 8:44 “Gij hebt de duivel tot vader (= oorsprong, verwekker) en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen.”
- Joh. 10:10 “De dief (= de duivel) komt niet dan om te stelen, te slachten en te verdelgen (NBV: vernietigen); Ik (= Jezus) ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.”
- Hand. 10:38 “…van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren, want God was met Hem.”
- 1 Joh. 3:8 “Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.”
- 1 Petr. 5:8-9 “Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.”
- Jak. 4:7 “Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.”
- Hebr. 2:14-15 “Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood, hem die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.”
- Ef. 6:11-12 “Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten” (hemelsferen, NBV).
God wil genezen
God is uit op het heil, de heling en het herstel van de mens. De Bijbelse uitdruk-king “Uw wil geschiede” wordt soms foutief aangewend om Gods wil met betrekking tot genezing in twijfel te trekken. De term wordt gebruikt om daarmee een passieve berusting aan te geven. Bij Jezus sprak “niet mijn wil, maar Uw wil geschiede” (Luk. 22:42) van de overgave van Zijn menselijke wil en daarmee Zijn onderworpenheid aan de wil van God, toen Hij het lijden inging.
Hoewel er vele hindernissen kunnen zijn die genezing kunnen tegenhouden of belemmeren – zonde, onwetendheid en ongeloof zijn wellicht de belangrijkste – is het duidelijk dat het Gods wil is dat het ons wel gaat naar geest, ziel en lichaam (1 Tess. 5:23-24; Rom. 8:11).
We noemen in dit verband drie ondersteunende teksten:
- Matt. 8:2-3. Een melaatse zegt tegen Jezus: “Here, indien gij wilt, kunt Gij mij reinigen. En Hij strekte de hand uit en raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein.”
- Rom. 12:2b “…opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, het welgevallige en het volkomene.”
- 3 Joh. 2 “Geliefde, ik bid dat het u in alles wel ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wel ga.”
Het beoefenen en beleven van Marcus 16
De bediening, die door Jezus Christus is begonnen en door Zijn apostelen is voortgezet, mag ook door de gelovigen worden opgepakt in de naam van Jezus, zoals we lezen: “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen…” (Marc. 16:17). Is er lichamelijke nood – ziekte – dan dient te func-tioneren: “Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” (Marc. 16:18). De praktijk hiervan zien we bijvoorbeeld in Hand. 28:8-9: “Nu geschiedde het dat de vader van Publius met ingewandskoortsen te bed lag; en Paulus ging tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en genas hem. En toen dit geschied was, kwamen ook de anderen op het eiland, die ziekten hadden, en werden genezen.”
Het is beslist geen wijsheid van God om te gaan redeneren en allerlei menselijke bedenkingen te uiten of theorieën te lanceren over een vroegere of latere bedeling, waarin genezing ‘toen’ mogelijk was of ‘dan’ realiseerbaar zal worden. Het gaat om het nu eenvoudig luisteren naar wat God zegt, het vervolgens toe te passen en daarbij te geloven dat God ook voor de resultaten zorgt van de vervulling van Zijn beloften!
Het gelovig aanvaarden en toepassen van Jakobus 5
Hier geldt: “Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten” (Jak. 5:14-15). Zie je dat hier geen spoor van twijfel wordt verkondigd? Doe naar dit Woord en de Here zal het bevestigen door genezing te schenken op het gelovige gebed. Hier is geen krampachtigheid, maar pure gehoorzaamheid aan dit Woord van God nodig zonder omtrekkende bewegingen. Pas het toe in de praktijk en de Heer zal je daarin zegenen!
Nu hebben we wel vernomen dat sommigen, die ziek waren, mensen hebben geroepen die ouderlingen werden genoemd, maar dit gedeelte uit Jakobus 5 niet in praktijk wilden brengen. Misschien was er sprake van onwetendheid over deze dingen of durfde men dit gelovige gebed met oliezalving niet aan. Of men was zo eerlijk zelf te erkennen de vervulling met de heilige Geest, waarvan de olie een beeld is, te missen. Van olieloze, d.w.z. (nog) geen geestelijke, maar vleselijke christenen kan men dit ook niet verwachten.
Wie op dit gebied nog onbekend en onervaren is, kan door het in geloof aanvaarden van dit gedeelte van instelling veranderen. Wie oprecht is en Jakobus 5 eerlijk leest, zal zijn aanvankelijk misschien aarzelende houding willen afleggen en er een begin mee maken dit te praktiseren in het vertrou-wen dat God de uitkomst zal geven. Gelukkig wordt Jakobus 5 in steeds meer kerken en kringen in gehoorzaamheid beoefend! Met vaak positieve gevolgen in genezing als bevestiging van Godswege.
Wat oudsten zijn in geest en waarheid
In de ‘oudsten’, die de Schrift hier in Jakobus 5 noemt, herkennen we per-sonen wier levenswandel (‘leef-tijd’ met de Heer) in Christus groot vertrouwen geeft, broeders met wijsheid en nederig dienstbetoon, die men roept tot hulp. Deze broeders zijn door Gods genade ook in staat om te bemoedigen, na te gaan of er iets in de weg staat en het geloof van de zieke te ondersteunen en verder op te bouwen om daarna te bidden onder handoplegging en zalving met olie.
Het gaat om de Heer, niet om heisa
Wat we op dit gebied kunnen missen, is allerlei poeha, opsmuk, bombarie, sensatie en spektakel. Het gaat niet om genezers, zelfs niet in de eerste plaats om genezingen, maar om de God die geneest! Alle eer zal voor Hem zijn! Hij is en blijft de God van wonderen! Wanneer we genezingen meemaken als bevestiging op het Woord zal alle dank aan de Here zijn. We loven en prijzen en maken Hem groot daarvoor!
Verontreinig de tempel van de heilige Geest niet
Ook het lichaam is belangrijk: “Het lichaam is voor de Here en de Here voor het lichaam” (1 Kor. 6:13). “Verheerlijk dan God met uw lichaam” (1 Kor. 6:20b). Roken schaadt de lichamelijke gezondheid van de tempel van de heilige Geest, waar geen schoorsteen op staat. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor medicijnverslaving, boulimia, anorexia en alcohol- of drugsverslaving. Hier is het principe aan de orde: “Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten” (1 Kor. 6:12). Tevens is van toepassing: “vroeger waren ook wij … verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot…” (Tit. 3:3).
Innerlijke en uiterlijke genezing
God is uit op het herstel van de hele mens naar geest, ziel en lichaam ( 1 Tess. 5:23-24). De hoofdzaak zal zijn onze innerlijke verlossing, genezing en heiliging, maar Gods beloften voor lichamelijke genezing zullen we niet verachten! Daarbij zullen we eveneens nuchter onder ogen moeten zien dat bij het bidden om genezing het herstel niet altijd intreedt, zoals we in het vervolg nader zullen belichten.
Jildert de Boer
Geef een reactie