Het conflict tussen Paulus en Barnabas

Alvorens in te gaan op de oorzaak en de gevolgen van hun onenigheid – beschreven in Hand. 15:37-40 – willen we een stukje voorgeschiedenis weergeven en daarbij vooral de uitermate boeiende figuur Barnabas belichten.

Vrijgevig

De bediening van Barnabas bleef als het ware in de schaduw van Paulus. Toch kunnen we nog heel wat van hem opsteken.

Barnabas was een Leviet uit Cyprus afkomstig (Hand.4:36). Hij was radicaal in financieel opzicht, want hij verkocht zijn akker en legde het geld aan de voeten van de apostelen (Hand.4:37). Echt een man die zich compromisloos had verkocht aan het evangelie, dat hij zo lief gekregen had. Voor dat goede doel trok hij ruimhartig zijn portemonnee. Hij zat niet op zijn centen, maar hij had het persoonlijk op zijn hart gekregen zijn bezit te verkopen en het geld aan de broederschap te schenken. Zijn gegrepenheid van het evangelie uitte zich in vrijgevigheid, zowel in materieel als in geestelijk opzicht.

Innerlijke ontferming

Barnabas trok zich het geestelijk lot van anderen met grote bewogenheid aan. Toen Paulus nog door de andere discipelen werd geschuwd, omdat hij de christenen vervolgd had, was het uitgerekend Barnabas, die het voor Paulus opnam en voor hem in de bres sprong. Hij was degene die zich over de aanvankelijk buitengesloten Paulus ontfermde, hem introduceerde in de broederkring en een goed getuigenis over hem aflegde (Hand.9:26-27).

Heerlijke, onbevangen mensenliefde! Hij ging niet met enige menselijke berekening te werk, niet in geldelijk opzicht en niet in persoonlijk opzicht, want hij trok zich het lot van Paulus aan. Hij coachte hem en loodste hem de broederkring binnen, waar Paulus zich reeds tevergeefs had trachten bij te voegen. Dankzij de tussenkomst van Barnabas kon Paulus voortaan blijven ingaan en uitgaan te Jeruzalem en vrijmoedig optreden in de naam des Heren (Hand.9:28-29).

In de gemeente te Jeruzalem had Barnabas vertrouwen gekregen vanwege zijn godvruchtige leven. Toen er in Antiochië onder de hand des Heren ook opwekking onder de Grieken kwam, vaardigde de gemeente te Jeruzalem, die dit ter ore was gekomen, Barnabas af (Hand.11:20-22). Hij stimuleerde daar het werk dat God via anderen gedaan had. Barnabas merkte daar de genade van God op en moedigde hen aan trouw te blijven naar het voornemen van hun hart (Hand.11:23). Hij was een goed man, vol van de heilige Geest en van geloof! (Hand.11:24).

Goed en waarachtig

Barnabas krijgt de kwalificatie “goed”! Deze goedheid was door de heilige Geest als een vrucht gerijpt in zijn leven! Een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort (Luk.6:45). Hij ging op zoek naar Paulus, die als bijbelleraar bij uitstek de christenen in Antiochië op een solide, gedegen wijze verder kon bouwen (Hand.11:25-26).

Aan de oudsten van Jeruzalem werd, via de hand van Barnabas en Paulus, door de discipelen te Antiochië naar ieders draagkracht de noodlijdende gemeente aldaar ondersteund (Hand.11:29-30).

In Antiochië behoorden Paulus en Barnabas tot de vijf met name genoemde profeten en leraars. Daaraan werden later Judas en Silas toegevoegd (Hand.15:22,32). In Hand. 15:35 lezen we typerend over een teamwerk: “En Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden MET VELE ANDEREN het woord des Heren”.

Een gezindheid om te werken met mededienaren kwam openbaar, niet dat solistische optreden dat we veelal bij oud-testamentische profeten en ook bepaalde hedendaagse predikers kunnen waarnemen. Barnabas had er geen enkele behoefte aan om de grote leider uit te hangen, die nog eerder dan Paulus in Christus was en die per slot van rekening degene was, die Paulus van dienst was geweest, om in de broederschap te worden opgenomen.

Johannes Marcus, de helper die afhaakte

In tussentijd hadden Barnabas en Paulus de roep van de heilige Geest reeds verstaan om in de weg van vasten en bidden onder oplegging van handen te worden uitgezonden naar Cyprus en Klein-Azië. Johannes Marcus ging op de eerste reis mee als helper (Hand.12:25 en Hand.13:5). Zij namen om zo te zeggen een jonge broeder met zich mee als assistent. Een jonge man die zich blijkbaar geroepen voelde om de zending in te gaan.

Deze scheidde echter in Pamfylië van hen en trok terug naar Jeruzalem (Hand.13:13). Hij was nog geen doorzetter, die het lijden tijdens de zendingsreizen aankon. Mogelijk verlangde hij uit heimwee terug naar zijn moeder (Hand.12:12). In elk geval was er nog geen sprake van volharding bij hem.

De “tweede viool” kunnen  spelen

Overal brachten Barnabas en Paulus het woord eerst in de synagoge der Joden en nadien wendden ze zich tot de heidenen (Hand.13:46-47). Paulus was vooral de woordvoerder en Barnabas bleef meer op de achtergrond (Hand.13:16; Hand.14:12). Eerst was het “Barnabas en Paulus” (Hand.11:30; Hand.12:25; Hand.13:2; Hand.13:7; Hand.14:14; Hand.15:12; Hand.15:25), maar het werd ook steeds vaker “Paulus en Barnabas” (Hand.13:43; Hand.13:46; Hand.13:50; Hand.15:2 (2x); Hand.15:22; Hand.15:35). Het was Barnabas niet te min om de “tweede viool” te spelen! De les die wij hieruit kunnen leren is dat wij onszelf kunnen toetsen of wij tevreden zijn met de plaats die de Here ons geeft in het geheel van het lichaam.

In conflict met Paulus

In Hand.15:36-40 lezen we dan over de volgende zendingsreis die Paulus met Barnabas wilde ondernemen. Omdat Barnabas opnieuw Johannes, genaamd Marcus, mee wilde nemen, werd deze de inzet van een (on)behoorlijk conflict tussen Paulus en Barnabas.

Ik versta het zo: het was niet zo erg dat Paulus een oordeel of mening over Johannes, genaamd Marcus had, maar dat hij van oordeel BLEEF, dat men niet iemand bij zich moest hebben, die hen na Pamfylië verlaten had en zich niet met hen tot het werk had begeven. Sommige vertalingen (NBV, Herziene Voorhoeve vert.) hebben “in de steek gelaten”. Paulus achtte het niet raadzaam (Hand. 15:38, Can.vert., Leidse vert.), hij voelde er niets voor (NBV), nogmaals met Marcus in zee te gaan. “Barnabas wil is het geweest om ook Johannes die Marcus genoemd wordt mee te nemen” (Hand.15:37, Naardense Bijbel). Paulus vond dat voorstel van Barnabas onjuist. Hij vreesde dat de onervaren jonge broeder Johannes Marcus opnieuw een blok aan hun been zou worden en hij achtte hem een paar jaar later niet capabel dit nu wel aan te kunnen. Wij zouden zeggen: “geen vijfde wiel aan de wagen”.

Barnabas liet echter Johannes Marcus niet vallen. Paulus was vasthoudend in zijn mening en oordeel over de helper, die eerder met hen op pad was geweest. Dan lezen we het trieste wat dit tot gevolg had: “en er ontstond een VERBITTERING, zodat zij uiteengingen….” (Hand.15:39). Andere vertalingen hebben: “zodat zij van elkander scheidden”. De Naardense Bijbel heeft als overzetting: “dat zij van elkaar verwijderd raken”. De Willibrord vertaling zegt: “Het meningsverschil liep zo hoog op, dat zij uit elkaar gingen”. De Canisiusvertaling verwoordt het zo: “Hierover ontstond onenigheid, zodat zij van elkander gingen”. De NBV meldt: “Een en ander leidde tot grote onenigheid, zodat ze uit elkaar gingen”. Het Boek gebruikt het woord “twist” en de Groot Nieuws Bijbel hanteert de term “geschil”.

Paulus handhaafde immers zijn stellige mening over de in zijn ogen slappe houding van Johannes Marcus. Hij nam een onwrikbaar standpunt in. Barnabas nam mogelijk zijn neef (Kol.4:10) in bescherming en wilde hem graag na een periode van enkele jaren een tweede kans geven. Barnabas stelde zich begripsvol en mild op door de jeugdige Johannes Marcus opnieuw mee te willen nemen. Hij schreef Marcus bepaald niet af en wil ruimte scheppen! Paulus was recht door zee met wat hij als de waarheid over Johannes Marcus zag. Misschien heeft Paulus bij Marcus iets ervaren van wat Spreuk.25:19 meldt: “Als een afbrekende tand en een zwikkende voet is het vertrouwen op een trouweloze ten dage der benauwdheid”. Barnabas zal Paulus erg “straight” en “op zijn strepen staande” hebben gevonden en Paulus vond Barnabas daarentegen te “soft” en doorgeschoten in zijn bewogenheid.

Dit leidde tot een betreurenswaardige scheiding tussen twee mannen van God, zoals we tegenwoordig nog regelmatig zien in het werk van God. Satan is uit op een splijtzwam tussen de werkers in Gods wijngaard. De geest van bitterheid splitst broeders en hoe vaak zien we niet dat er ONVERZOENLIJKE HOUDING blijft? Men meent namelijk dat men gelijk heeft en de ander ongelijk. Wie wil er de minste zijn? Wie vindt ook dat de ander eerst maar eens moet buigen en contact opnemen? Waar kan de Heer een zacht, buigzaam en nederig hart vinden tot verbroedering? Kun je met je hele hart dat lied zingen: “Uw tederheid genas, wat er bitter in mij was. Uw heil neem ik aan, o Heer. Uw liefde overwon, keerde al mijn boosheid om. Uw heil neem ik aan, o Heer”?! (Opwekking 358).

Hoe nodig is het op onze qui-vive te blijven voor een wig van verbittering dat satan tussen broeders tracht te drijven! De Bijbel zegt juist: “De liefde wordt niet verbitterd” (1 Kor.13:5).  Paulus schreef: “alle bitterheid… worde uit uw midden gebannen” (Efeze 4:31) en volgens sommigen is het misschien Barnabas wel die schreef: “dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte…” (Hebr.12:15). In Deut.29:18 lezen we al: “laat er onder u geen wortel zijn die gif of alsem voortbrengt”. Verbittering is en blijft vleselijk, of zelfs demonisch! Een kenmerk is de vasthoudendheid waarmee de eigen beoordeling staande wordt gehouden en het eigen inzicht wordt verdedigd. Het leidt tot verzuring in de onderlinge betrekkingen en satan kan daar goed garen bij spinnen. In de maatschappij spreekt men van een botsing van karakters of persoonlijkheden. Het resultaat was en is vaak een uiteengaan met verbittering.

Heilzaam overleg?!

Helaas ontstond er niet een “heilzaam overleg” tussen Paulus en Barnabas (vgl. Zach.6:13). Als er een heilzaam overleg tussen Barnabas en Paulus plaats had kunnen hebben, dan was er mogelijk ook uitgekomen dat een van hen de ander het voordeel van de twijfel had gegund door niet op de strepen te gaan staan voor het eigen standpunt.

Het had ook in hen op kunnen komen, om bijvoorbeeld Judas en Silas, mannen van aanzien onder de broeders (Hand.15:22,27,32), om raad te vragen hoe met Johannes Marcus om te gaan.

Of er was een oplossing gekomen dat ze de taken zouden kunnen verdelen ZONDER VERBITTERING, al zouden ze dan elk in een ander gebied gaan werken, ieder met een tweede broeder.

Nu echter probeerde Paulus aan het langste eind te trekken en nam Barnabas genoegen met het kortste eind. Zelfs tussen deze twee mannen van God ontstond onenigheid en een hoogoplopend meningsverschil, waardoor een scheiding kwam die God niet welgevallig is! We mogen toch aannemen dat beide apostelen de gezindheid hadden, om het goede voor Gods Koninkrijk te doen en desondanks was er jammer genoeg onderlinge ruis op de lijn gekomen.

Het goede dat God desondanks eruit liet ontstaan, was dat er nu voortaan twee apostolische teams uitgingen: Barnabas met de jonge Marcus naar Cyprus en Paulus met Silas richting Syrië en Cilicië en kort daarna met Timothe?s erbij (Hand.15:39-40; Hand.16:1-3). Hier zien we uit dat Paulus op zichzelf genomen geen bezwaar had tegen een derde broeder erbij, maar het verschil tussen Marcus en Timothe?s was, dat de laatste goed bekend stond bij de broeders van Lystra en Ikonium (Hand.16:2). Paulus ging naast Silas eveneens op stap met een jonge broeder als Timothe?s aan wie hij later zou schrijven: “Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd…” (1 Tim.3:11).

De Here had evenwel graag gewild dat de geest van verbittering geen kans had gekregen de hechte broederband tussen Paulus en Barnabas te vertroebelen vanwege het eigen, vermeende gelijk van hun mening over Johannes Marcus. Paulus zag die slapjanus van een Marcus niet meer zitten. Misschien dat Barnabas de familieband met neef Marcus enigszins liet meespreken. In elk geval werd Paulus, toen hij zich Silas koos, toch wel voor zijn vertrek door de broeders aan de genade van de Here opgedragen (Hand.15:40).

Marcus’ dienstbetoon

Wie van de twee apostelen had het ten slotte bij het rechte eind? Dat kunnen we opmerken, als we de verdere ontwikkeling van Marcus nagaan.

Over Barnabas lezen we nog slechts enkele keren in het Nieuwe Testament (1 Kor.9:6; Gal.2:1,9 en 13). Kennelijk is het gelukkig toch weer goed gekomen tussen Paulus en Barnabas. Nergens in het Nieuwe Testament lezen we echter expliciet dat Paulus Barnabas om vergeving vroeg voor zijn aanvankelijk, strenge opstelling betreffende Marcus, die tot verbittering en scheiding leidde. Uit Gal. 2:1 maken we op dat Paulus na 14 jaar weer samenwerkt met Barnabas in Jeruzalem.

In Gal. 2:13 merkte Paulus scherp op dat zelfs (!) Barnabas zich mee liet slepen door de huichelarij van de Joden. Hier was het Paulus die het juiste zicht had en rechtuit de waarheid liet spreken. Barnabas had deze correctie goed genomen. Hij had geleerd om buigzaam en voegzaam te worden. We vinden immers ook niet dat Barnabas tegen Paulus iets zei zoals: “Paulus, ik wil eerst dat akkevietje rond Marcus eens met je uitpraten”.

Van Paulus’ bediening onder de heidenen weten we veel en zijn onderwijs kennen we uit zijn brieven. In drie van Paulus’ brieven komen we Johannes, genaamd Marcus, opnieuw in positieve (!) zin tegen. Daaruit kunnen we impliciet leren dat Paulus destijds ongelijk had, of in elk geval “te kort door de bocht” was, door van oordeel te blijven dat Johannes Marcus niet meer als assistent mee moest. Marcus is gelukkig geen mislukkeling gebleven en bij God is het niet “eens gefaald, altijd gefaald”.

Barnabas de bemoediger

Hoewel zijn naam 27x voorkomt in het Nieuwe Testament, melden de Schriften ons niets over de verdere bediening van Barnabas, zij het dat er later een apocriefe brief pseudo, onder zijn naam, werd opgesteld. Anderen menen dat hij mogelijk de auteur geweest kan zijn van de brief aan de Hebreeën, onder andere omdat hij uit de stam Levi was en dus veel wist van het priesterschap en zijn betekenis.

Ondanks dit verborgen leven mogen we aannemen dat Barnabas een goed man bleef, vol van de heilige Geest en van geloof (Hand.11:24). Hij was niet alleen zo goed zich eerst het lot van Paulus aan te trekken, toen deze nog geschuwd werd door de andere apostelen (Hand.9:26-27). Vervolgens nam hij de zorg voor Marcus in goedheid waar, vol van geloof dat door de bijstand van de heilige Geest – al zou dat tijd vergen – van Marcus een nuttige dienstknecht gemaakt zou kunnen worden. We mogen aannemen dat Barnabas op reis met Marcus hem verder (bege)leidde in zijn persoonlijk weg, hem steeds moed insprak en tevens opleidde tot een bediening in het Koninkrijk van God. Hij hielp hem ook door de afwijzing heen van Paulus, waar hij zich niet prettig bij gevoeld zal hebben en de aanklager zal wel ontmoedigend gefluisterd hebben: “je bent waardeloos en nutteloos”.

Oom Barnabas bood echter een goddelijk perspectief aan zijn neef Marcus. Oorspronkelijk heette Barnabas Jozef. Van de apostelen had hij de bijnaam Barnabas gekregen, wat betekent “zoon der vertroosting” (Hand.4:36). Barnabas kon bij uitstek anderen vertroosten. Hij had de genadegave van bemoediging gekregen en daarom verstond hij de kunst zo’n geduld, zo’n lange adem, met Marcus te hebben. Hij was een man vol van geloof, die wilde investeren in Marcus!

De Here is ook onder ons – christenen – op zoek naar mensen, die niet slechts getroost willen worden door Hem en de broeders, maar die zelf ook zonen der vertroosting kunnen zijn tot verkwikking en heil van het leven en de dienst van anderen. Het is prachtig als er zonen opstaan, die tot vertroosting en bemoediging willen worden en dit op de weg van Jezus willen leren. Wij kunnen al veel doen ter bemoediging met kleine dingen naar een ander als het doen van een bezoekje, het sturen van een kaartje, een sms-je, een telefoontje of een mailtje. Laten we de dag van de kleine dingen niet verachten.

De vorming van Marcus

We zien uit de Schriften wat er van Marcus geworden is, mede door de goede dienst van Barnabas. Ook Petrus zal een groot aandeel hebben gehad in de vorming van Marcus, want hij noemt hem “mijn zoon Marcus” (1 Petr.5:13). De informatie voor het schrijven van het evangelie van Marcus zal hij grotendeels uit de eerste hand van Petrus hebben kunnen horen. In Marcus 14:51-52 lezen we bij de gevangenneming van Jezus, dat Marcus hoogstwaarschijnlijk over zichzelf schrijft: “En een jonge man, die een laken om het naakte lichaam geslagen had, liep mede, Hem achterna en zij grepen hem. Maar hij liet het laken in hun handen en nam naakt de vlucht”.

In Kol.4:10-11 noemt Paulus Marcus de neef van Barnabas en zegt dan: “over hem hebt gij de opdracht gekregen; ONTVANGT HEM in dien hij bij u mocht komen”.

Bovendien merkt Paulus op dat Marcus samen met Jezus, genaamd Justus, hem tot troost zijn geweest. Wij hoeven niet te vragen van wie Marcus dit troosten heeft geleerd. Van dezelfde Geest die ook in Barnabas werkzaam was! Hij noemt beide broeders: “de enigen uit de besnedenen, die mijn medewerkers zijn voor het Koninkrijk Gods”. Inmiddels zijn we dan zo’n zestien jaar verder in het leven van Marcus.

In Filemon 24 vermeldt Paulus als eerste Marcus onder zijn medearbeiders! Paulus moest wel erkennen dat er iets goeds van Marcus was terechtgekomen! Mede dankzij het veelal verborgen werk van Barnabas, de zoon der vertroosting!

Het allerduidelijkst is wel wat Paulus ongeveer twintig jaar later aangeeft in 2 Tim.4:10-11: “Haal Marcus af en breng hem mede, want hij is mij VAN VEEL NUT VOOR DE DIENST”! Gaandeweg had Paulus steeds meer waardering gekregen voor het dienstbetoon van Marcus. In die tussentijd had Marcus vele lessen van zijn oom Barnabas en zijn geestelijke vader Petrus geleerd en had hij zich ontwikkeld tot een nuttige dienstknecht! Onwillekeurig denken we van hem hetzelfde als wat Paulus van Onesimus zei: “die vroeger onbruikbaar voor u was, mar nu zeer bruikbaar is, zowel voor u als voor mij” (Filemon 11).

De Bijbel vertelt ons niets van de eerste ontmoeting van Marcus met Paulus na de scheiding, toen hij met Barnabas meeging en Paulus zich Silas koos. We kunnen er slechts naar raden. Hij kan zijn dat de eerste gedachte die in hem op kwam was: “dat is die broeder van wie ik na de eerste mislukking niet meer mee op reis mocht”. Het is echter ook heel goed mogelijk dat hij eenvoudig erkend heeft dat hij destijds fouten heeft gemaakt, nog veel moest leren en de rijpheid toen miste.

Zonen der vertroosting

Het is heerlijk als God in de eindtijd hedendaagse “Paulussen” en “Petrussen” doet opstaan. God zoekt echter ook in onze tijd zonen, die als “Barnabassen” vertroostend en bemoedigd kunnen rondgaan, opdat helpers, andere jonge mensen als “Marcussen” en “Timo’s” nuttig en bruikbaar gemaakt kunnen worden tot hun inzet voor het Koninkrijk van God. Zij leren het uit het evangelie van Marcus, om “terstond” de wil van God te doen!

God wil goede mannen en vrouwen rekruteren, vol van de heilige Geest en van geloof! We denken aan de gemeentebouw, aan het werk naar buiten en aan de “zonen der vertroosting”, die straks samen met Jezus de zuchtende schepping zullen herstellen (Rom.8:19). Deze vertroosters zullen samen met hun God tot grote troost zijn in het afwissen van de tranen der volken, als Hij alle dingen nieuw maakt (Openb.21:2-5). Het geboomte des levens – de “troostbomen” of zonen Gods – zal rijkelijk vrucht dragen en de bladeren (geestelijke gaven) van het geboomte zijn tot genezing der volkeren (Openb.22:2). Wat een heerlijke roeping, om nu al aan te beginnen en het straks met de Here te mogen voltooien!

Jildert de Boer

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *