Het evangelie van het koninkrijk der hemelen
Enkele oudtestamentische noties
De boodschap, die God in het oude verbond neerlegde, openbaarde een aardse roeping. Het land Kanaän, als beloofde land, met het volk Israël vervulde een centrale rol. Wanneer de Israëlieten naar de Here luisterden, kregen zij grote aardse zegeningen. Maar als zij ongehoorzaam waren, wachtte hen het prijsgeven aan de vloek en de verstrooiing (Deut.28). Indien de wet van Mozes gehouden werd, gaf dit een bewaring als een afgezonderd volk. De talrijke dierenoffers boden een voorlopige bedekking voor hun zonden.
Het uiterlijke teken van de besnijdenis merkte hen als volk van God. Het was een ingreep aan het mannelijk geslachtsorgaan. Uit dit zaad zou immers eens de Christus geboren worden (Gal.3:16). Een dag in de week, de sabbat, was aan de Here geheiligd. De tienden van alles werden eveneens aan de Here gegeven.
Alles stond in het kader van een natuurlijk volk met een aardse roeping. De uiterlijke offerdienst en het optreden van priesters en levieten speelde een grote rol. De zichtbare godshuizen -tabernakel en tempel- stonden in het centrum van het godsdienstige leven. Het houden van de wet met alle (eigen) kracht, stempelde de mens tot een rechtvaardige naar de wet.
Maar de wet was zwak door het vlees (Rom.8:3a). De oudtestamentische geboden bewerkstelligden een reiniging aan de buitenkant, maar de begeerten binnenin bleven springlevend. De blijvende inwoning van de heilige Geest was er evenmin. Het voorhangsel- beeld van het vlees (Hebr.10:20) – was niet gescheurd en bracht scheiding tussen de zondige mens en God, die heilig is. De machten der duisternis deden hun werk op de achtergrond en zij werden nog niet openlijk tentoongesteld in het oude verbond.
Hoewel er ook voor ons nog veel dingen verborgen zijn, gold in het bijzonder voor de oudtestamentische periode: “de verborgen dingen zijn voor de Here, onze God…” (Deut.29:29). Waar ook voor ons nog niet alle raadsels zijn opgelost, was het oude verbond dusdanig aards georiënteerd, dat de profeet verzuchtte: ”Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederdaaldet” (Jes.64:1). Hierin paste ook volledig wat Jesaja tevens neerschreef: “Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen, luidt het Woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten” (Jes.55:8,9). De oudtestamentische gelovige beleefde het zó: “De hemel is de hemel van de Here, maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven” (Ps.115:16). Het was de zienswijze van ‘onder de zon’: “want God is in de hemel en gij zijt op de aarde…” (Pred.5:1).
Functioneren vanuit de hemelse gewesten
Het evangelie van Jezus Christus -het nieuwe verbond – heeft een hemelse roeping. Het biedt een benadering van ‘boven de zon’. Hierin is de uiterlijke afwassing van zonden niet iets om stil bij te blijven staan, maar het wekt ons op heilige(!) broeders te worden, DEELGENOTEN der hemelse roeping en ons oog te richten op de apostel en hogepriester van onze belijdenis, Jezus (Hebr.3:1). “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten ter rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn” (Kol.3:1,2).
Wat een heerlijke, hemelse roeping om de gedachten van God over te nemen en van bovenuit te leren denken en kijken! Heel iets anders dan een God van verre met hoogverheven gedachten en hoge wegen, die voor ons onbegaanbaar zouden blijven. Zo had de profeet Jesaja het immers beleefd. NU mogen wij door de heilige Geest de diepten Gods leren kennen en door die Geest uit God WETEN, wat ons door God in genade geschonken is (1 Kor.2:10,12). We kunnen woorden leren spreken, die door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken (1 Kor.2:13). Zo hebben wij de zin, de gezindheid van Christus (1 Kor.2:16).
In het nieuwe verbond nodigt God ons uit het Koninkrijk Gods te zien én er binnen te gaan! De voorwaarde daartoe is uitdrukkelijk: “Gij moet wederom geboren worden” (Joh.3:3,5,7). Dat is opnieuw geboren, van boven geboren, een geestelijke opstanding in een nieuw leven, waardoor onze geest ‘opwiekt’ naar de hemel. Onze zinnen zij voortaan in de dingen van boven. Er ontstaat een hemelse gerichtheid en werkelijk een hemelse interesse! De gedachten en plannen van God gaan je fascineren en je verlangen wordt zodanig gewekt, dat je visie levend wordt voor: “Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede (in mijn leven!) gelijk in de hemel, ALZO OOK op de aarde” (Matth.6:10).
Met je geest in de hemelse gewesten vertoeven houdt geen “zweverigheid” in. Evenmin een soort “geestelijke zemelarij”. De wandel in de hemelen (Fil.3:20, St.Vert.), die in alles met God en zijn hemelse heerlegers (engelen) rekent, heeft onmiskenbaar zijn doorwerking in ons leven op aarde. Jezus Christus is ons voorgegaan en heeft ons getoond dat een hemels leven op aarde mogelijk is en hoedit gerealiseerd kan worden in de kracht van Gods Geest. Wedergeboorte is geen oppervlakkige zaak, maar het begin van een complete herschepping! Men neme er goede nota van hoe het begrip wedergeboorte in de christenheid gedevalueerd is, bijv. in Amerika, waar iemand vaak al spoedig voor “wedergeboren” doorgaat, terwijl de aardse grandeur en show er menigmaal van afstraalt…
“Zoek eerst het Koninkrijk van God” (Matth.6:33) is de hemelse gezindheid, die nodig is en deze heb je niet door dit als lied al wiegend te zingen, terwijl de instelling van je hart op het hemelse niet 100% is. Wedergeboorte is iets dermate radicaals, dat het opvalt dat Jezus in zijn spreken over discipelschap altijd spreekt over het prijsgeven van het aardse! (Luk.14:26,27,33; Mark.10:28-30). We kunnen zelf nagaan of bijv. familiebanden ons belemmeren om het hemelse te zoeken. Of: een opgaan in ons aardse werk, dat z’n nut heeft voor het brood op de plank, maar dat onze tijd geenszins bijna geheel mag opslokken. Of: een hang naar het materiële, bijv. in het veel bezig zijn met verfraaiing van ons huis en dergelijke.
Al dit soort dingen zijn een sta in de weg, om geestelijk te worden en onze plaats met Christus in de hemelse gewesten in te nemen (Efeze 2:6). Deze hoge roeping – om in de toekomende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te TONEN (Efeze 2:7) – verdraagt het niet om nu op aarde iets anders gaandeweg te openbaren dan het hemelse, goddelijke leven.
Als vader je kind uit irritatie een klap te ‘verkopen’ is het vlees in werking. Bovendien mis je dan het dóórzicht, dat achter de zichtbare dingen (bijv. een lastig kind, een klemmende situatie in een huwelijk, of bij perikelen op het werk) geestesmachten aan het werk zijn. De boze geesten in de hemelse gewesten (Efeze 6:12) zijn druk in de weer om het leven Gods te verstoren en te torpederen op alle mogelijke manieren.
Het is opmerkelijk, dat Jezus juist aan het kruis de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld heeft en zo over hen gezegevierd (Kol.2:15). Ook wij kunnen dit in ons leven in de praktijk hanteren als de ander “moeilijk doet”: stil en zwijgend aan het kruis gaan en – in de rust van God komend – de vijand weerstaan. Stoppen met vleselijke reacties in het zichtbare en in het onzichtbare, in het verborgene, allereerst de vijand bij jezelf te vinden (bijv. een geest van ergernis) Het is ook een heerlijke dienst om de ander lief te hebben en deze zoveel en zover als mogelijk vrij te pleiten alsmens, ook al wordt deze misschien door een verkeerde geest geleid.
Het is een machtige zaak, om nu reeds de kenmerken en de sfeer van het Koninkrijk Gods te openbaren, dat wil zeggen rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest (Rom.14:17). Concreet, tastbaar en merkbaar in ons handelen, zodat we welgevallig zijn bij God, in achting bij de mensen en najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert (Rom.14:18,19). Op die wijze zijn we hemelburgers op aarde!
De boodschap waarmee Jezus kwam
Jezus ontsloot de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen en ving zijn gelijkenissen aan met “het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan…”(Matth.13). De grote vraag is of wij verlichte ogen des harten en doorboorde, innerlijke oren hebben (Matth.13:16; Mark. 8:17,18).
Jezus toonde ons de Vader, Hij openbaarde Diens wezen (Joh.1:18; Joh.14:7-11). Jezus kwam met een nieuwe leer met gezag (Mark.1:27). Hij dreef de boze geesten uit (Matth.12:28). Jezus leefde door de kracht van de heilige Geest en Hij volgde de leiding van de Geest van God (Luc.4:1,14). Hij deed nooit de menselijke wil van het vlees, maar verloochende die en voerde de wil van de Vader uit (Joh.5:30 en 6:38).
Nu zijn wij tot dat heerlijke leven geroepen: dat Gods wezen, Zijn natuur ook GETOOND zal worden in ons (2 Petr.1:4; Efeze 2:7; 2 Thess.1:10). Evenzo dat ook wij macht en gezag krijgen over boze geesten (Luc.10:19). Eveneens dat wij leren altijd ‘terug te keren’ in de kracht des Geestes (bijv. van ons aardse werk bij thuiskomst). Tevens dat ook wij bereid zijn onze eigen wil te verloochenen, om Gods wil te doen (Luk. 9:23; Matth.16:24).
Jezus’ boodschap ving aan met: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth.4:17). Wat beduidt dat? Dit Koninkrijk is binnenin ons gekomen (Luk.17:21, St.Vert.), als wij Hem het koningschap over ons leven geven en Hem zo als HEER aanvaarden. Het Koninkrijk der hemelen wil dan zeggen, dat ik mij laat be-HEER-sen van boven, door God!
Is onze gerichtheid aards of hemels?
Satan zal alles proberen, om ons omlaag te zuigen en onze blik gevangen te houden op de aarde. Dit doet hij via de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven (1 Joh. 2:15,16). Nu komt het erop aan of wij de wereld nog liefhebben, dan wel of wij in de praktijk zijn overgezet in de hemelse gewesten. Laten wij ons nog vermeien en verstrooien met allerlei aardsgerichte hobby’s, of hebben wij een intense interesse in de hemelse roeping gekregen? Wanneer wij op die hoogte zijn gaan staan in Christus, dan behoeven wij niet zo op en top op de hoogte te zijn van alle aardse zaken, zodat dit ons voortdurend maar bezig houdt. Wanneer wij beheerst worden van boven, door Gods gedachten, dan hebben wij geen behoefte meer aan de geestelijke milieuvervuiling, die vele T.V.-programma’s uitademen.
Komen wij in moeilijke situaties in ons leven, dan leren wij ons innerlijk te verheffen in de hemelse gewesten, om de zaak van Gods kant te bezien, met Zijn ogen. Dit geeft een vernieuwing van denken, omdat wij Gods manier van denken over de dingen gaan overnemen. De situatie verandert wellicht niet, maar onze houding en kijkrichting wel degelijk! Ook een vernieuwing in ons spreken vindt plaats: positief vanuit het klimaat van het Koninkrijk Gods. Voorts een vernieuwing in ons handelen. In plaats van het zondige of slechts het gebruikelijke, menselijke handelen komen we tot het goddelijke handelen volgens de Bergrede. Daarin verlegde Jezus het accent naar de binnenkant en met zijn “maar Ik zeg u” wees Hij op de goddelijke manier van reageren! Niet langer alleen het gewone, het menselijke, zoals ook in het oude verbond. De bedoeling is nu méér dan het gewone: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” (Matth.5:47,48). Dat is het buitengewone, het hemelse, het goddelijke, want Gods natuur kan in groeiende mate ons deel zijn (2 Petr.1:4-8).
Blijven wij echter aardsgezind, dan hebben wij geen deel aan het hemelse leven. Denk bijv. aan gecharmeerd zijn van vele vakantiereizen, om alleen maar te genieten voor jezelf, of bijv. tuk zijn op diverse etentjes en feestjes. Deze dingen hoeven op zichzelf geen zonde te zijn, maar waar hang ik aan, naar welke dingen gaat mijn hunkering uit? Veel zaken zijn niet of nauwelijks van nut voor mijn geestelijke groei en nemen veel van mijn kostbare tijd en geld.
Ieder kan hier voor zichzelf beoordelen! Het staat een ieder vrij, om te kiezen. Zondigen is verboden en de zonde dient elke christen sowieso af te leggen, maar of ik ook aardse zaken op wil geven, is een vrijwillige zaak.
In deze geldt de raad: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten” (1 Kor.6:12). Waar zit ik nog vast aan het aardse? Is mijn god nog de buik? Speelt mijn geld nog een hoofdrol, zoals bij de rijke jongeling? Ben ik tevreden met een “paradijsleven” op aarde: eigen huis met tuin, een leuke baan, een fijn gezellig gezinnetje, terwijl mijn zonden toch ook vergeven zijn? Of ben ik werkelijk gegrepen van voortgaande verandering van binnen, zodat ik deel in de vrucht van de Geest en Jezus’ leven IN mijzelf tevoorschijn gaat komen? Daar smaken ook anderen de goede vruchten van! Waar brandt mijn hart het allereerst en allermeest voor?
Het is niet een kwestie voor de geestelijke mens, dat hij van aardse dingen geen gebruik zou mogen maken (1 Kor.7:31), maar hij wil zich 100% toewijden aan de Heer. Een vleselijk ingesteld christen roept al spoedig: “mag ik dat nu ook al niet meer, het is toch geen zonde”? U proeft de minimum-instelling: wat kan ik allemaal nog vasthouden en toch christen zijn…De gezindheid is: God, hoeveel mag ik vasthouden?
Het aardse is echter geen zaak van niet mogen – daar is ieder vrij in – maar als wij van binnen uit helemaal op de Heer gericht worden, dan gaan we niet langer op in velerlei dingen van deze aarde. We wegen voor onszelf onder leiding van Gods Geest het nuttigheidsgehalte af, de behoeften en de motieven, waarom we dingen doen of vrijwillig nalaten. Met die maximuminstelling gaan we vanzelf ons leven anders invullen, zodat de Here de eerste plaats inneemt en Hij mijn denken en doen mag bepalen! Met deze 100 % -gezindheid hebben we een onverzadigbaar verlangen naar meer van de Heer in ons leven! De Here vraagt – als we verder willen komen op de weg van heiliging – ongetwijfeld ook meer van ons: loslaten van aardse zaken, die vaak veel tijd en energie vergen. De hemelse gezindheid is: Here, laat me maar zien wat ik nog meer mag loslaten en wat kan veranderen, om waardig aan mijn hemelse roeping te wandelen!
Hemelsgezind
De eerstelingen hadden niet slechts de zonde opgegeven (dat is een verplichting voor elke gelovige!), maar waren ook losgekocht van de aarde, uit de mensen (Openb.14:3,4). De eerste scheiding is die tussen licht en duisternis (geen zonde -zonde) De tweede scheiding is die tussen wateren onder en wateren boven het uitspansel (het aardse en het hemelse) (Gen.1:4,6,7). Op hemelsgezinde christenen, die in de hemel wonen (Openb.12:12), verliest de overste dezer wereld zijn greep! Zij zijn met Christus gezet BOVEN alle overheid en macht (Efeze1:21) en bedenken de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Kol.3:1,2).
Zij hebben een open oog voor de engelen Gods, die hen terzijde staan als dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die het heil beërven (Hebr.1:14). Zij voeren een strijd tegen de geesten in de lucht en overwinnen door het vlees gekruisigd te houden en niet toe te geven of te bezwijken. Zij zijn gehoorzaam aan Gods Woord en aan de heilige Geest, die hen bekrachtigt. De Geest leidt hen de heiligmaking binnen, waardoor zij leren te worstelen tegen de geesten der duisternis, maar waarbij zij zelf niet buiten schot blijven. Zij krijgen in Gods licht zichzelf te zien en dat voert tot een verdere en diepere innerlijke reiniging.
Zij staan niet stil bij zondevergeving en een leven vol aardse zegeningen (bijv. lichamelijk, financieel), zoals in het oude verbond (Deut. 28). Zij weten wat het is, om hun lichamen te stellen tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer (Rom. 12:1) én wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam (1 Tim. 6:18).
Primair gaat het hen om de zegen met allerlei gééstelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus (Efeze 1:3). Met als doel: heilig en onberispelijk te zijn voor ZIJN aangezicht (Efeze 1:4). Hun visie is dan ook: niet zien op het zichtbare (natuurlijke, materiële, aardse, vergankelijke), maar op het onzichtbare (geestelijke, immateriële, hemelse, onvergankelijke), want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig (2 Kor.4:18).
Een open hemel vol perspectief
Hoe nodig is het dat de hemel nu reeds voor ons open gaat (vgl. Joh.1:52). Dat de geestelijke, onzichtbare wereld een realiteit voor ons wordt, waar we in Hem gaan leven, ons bewegen en zijn (Hand.17:28). God roept ons niet langer ‘laag bij de grond’ te leven, maar hemelingen (Ps.29:1) te worden. Dat houdt in: te leren denken, zoals God denkt, te leren kijken zoals Hij ziet, te komen in Zijn raad, van Hem Zijn wegen te leren, Zijn leven het onze te laten worden. Zo mogen wij in ontwikkeling zijn, gaandeweg vrij worden van het vleselijke en de boze overwinnen!
Laten we wars zijn van een gezapig “rotonde-christendom”, dat kringetjes draait ‘in de schaduw van het kruis’ (religieuze uitdrukking!) met de boodschap van vergeving van zonden. Dit kweekt “nieuwtestamentische oude verbondelingen” en men kan opmerken in gesprekken, dat de interesses van vele gelovigen in feite aards georiënteerd zijn, al kennen ze een evangelie OVER Jezus.
Het evangelie VAN Jezus Christus, is de verkondiging die Hij bracht aangaande het Koninkrijk der hemelen met de opwekking tot een leven op hemels nivo, gepaard gaande met de werken die Hij deed. Hier gaat het om overwinningsleven en heiligmaking. Het nieuwe verbond toont een WEG van verlossing, vernieuwing, verandering, vrijmaking en verheerlijking! Het is een PROCES van herschepping naar Zijn beeld, om als zonen Gods geopenbaard te worden (Rom.8:19,29). Deze weg gaat dwars door het vlees heen (Hebr.10:20), teneinde ons ervan te verlossen. Evenmin als de machten der duisternis Jezus konden stuiten in Zijn loop, zo zullen zij er uiteindelijk niet in slagen de openbaring van de zonen Gods tegen te houden. Onze grote Hogepriester is de hemelen doorgegaan (Hebr.4:14) en schudde alle machten van zich af. Ook wij zullen allereerst onder leiding van de Geest onze ‘eigen hemel’ – de machten, die werken in ons levensgebied – schoonvegen en zuiveren, om vervolgens breder inzetbaar te worden voor anderen.
In ons groeiproces worden we meer en meer levend gemaakt naar de geest en nemen we bewust onze plaats in de hemelse gewesten in, om ‘toonbeelden’ van Jezus te worden, waar de zuchtende schepping tot haar herstel wat aan heeft (Efeze 2:6,7; 2 Thess.1:10; Efeze 3:10).
Er wordt op ons gewacht! De schepping snakt naar zonen Gods! (Rom.8:19) Maak u gereed! Wat een heerlijke roeping, om ons naar uit te strekken!
Jildert de Boer
Geef een reactie