Hoe is onze geestelijke blik gericht?
Soms krijg je ineens een (kleine) openbaring die de Heer je ten deel doet vallen, waardoor je visie veel helderder wordt en je meer zicht krijgt op hoe het een en ander in je leven en in de gemeente werkt.
Voor mij althans was het een “eyeopener” om dit perspectief te zien. Het is mij levend geworden!
Je merkt hoe belangrijk je kijkrichting geestelijk is. Is die naar boven, naar binnen of naar buiten bepaald? Wat heeft je geestelijke oog te maken met achterwaarts, voorwaarts en zijwaarts? Of met allereerst dichtbij zien?Dan wel naar ons eigen lichaam? Om tenslotte nog te noemen: naar beneden of naar onder, wat heeft dat te zeggen?
Al “brainstormend” krijg je een scherper beeld waar het allemaal om gaat in ons geestelijk leven met Hem.
Hoe verhouden deze dingen zich tot elkaar, of in combinatie met elkaar? Welke positieve en wat voor negatieve elementen kunnen er in onze kijkrichting zitten? Al met al praktische stof om er via een negental “insteken” op voort te borduren.
De blik naar boven
“Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs”… (Hebr.12:2)
“En zij zagen niemand dan Jezus alleen…” (Matth.17:8; Marc.9:8).
“Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is” (Kol.3:1).
Ons geloofsvertrouwen mag opzien op Jezus, naar “boven”, dat wil zeggen: hemels gericht.
Daar is immers onze verhoogde en verheerlijkte Heer, die op de troon gezeten is en Hij bidt en pleit daar voor ons ten goede (Hebr.7:25; Hebr.9:24; Rom.8:34). Het is een zeer belangrijke zaak, om ons oog op Hem te vestigen, die ons leidt en tot het doel van God met de mens wil brengen. Het zien van Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, die voor een ieder door de genade van God de dood had gesmaakt (Hebr.2:9) geeft ons veel aanleiding om Hem te lofprijzen en te aanbidden in onze liederen en gebeden.
Tegelijk kunnen we zeggen dat “alleen stil naar Jezus zitten kijken”, ons niet vanzelfsprekend aan Jezus gelijk maakt. Het is geen schouwen “ins blau hinein” waarbij men alleen de zichtbare hemelkoepel voor ogen heeft. Wij zullen ons realiseren dat er een strijd in de hemelse gewesten nodig is, een weg door de hemelen te gaan, om het doel te bereiken. Daar proberen machten der duisternis nog het zicht op Jezus en de ontwikkeling van onszelf en van de gemeente te vertroebelen.
Tevens hebben we het nodig door Gods bril naar onszelf te kijken.
De blik naar binnen
“Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden” (1 Tim.4:16).
“Zie tot op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard (=afgestompt, NBV) worde door roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud…” (Luk.21:34). Het kan gauw gebeuren dat je door een roes bedwelmd wordt, waardoor je gaat dromen of tot plotselinge oprispingen komt, maar deze dingen kunnen voorkómen worden als je toeziet op jezelf en de blik naar binnen hebt.
Gods licht wil schijnen over ons zelf-leven. Daar leren we zien waar nog zonde of uitwas(=restanten) van boosheid zit (Jak.1:21). We worden opmerkzaam waar we ons nog van de verkeerde kant laten inspireren.
De blik naar binnen richten dient nooit om ons te ontmoedigen, maar eerlijke erkenning mag leiden tot reiniging en het grijpen van de hoop. De Bijbel roept ons op ons leven te toetsen en te onderzoeken vanuit de woorden van God en in het licht dat de heilige Geest geeft in het leven van elke dag. Simpelweg om te gaan gehoorzamen aan Gods stem.
We verstaan dat het mogelijk is op een foutieve wijze bezig te zijn met onszelf. Daarbij denken we aan mensen die extra sterk de nadruk leggen op zondebesef, waarbij de kracht van Christus’ bloed om ons zonder besef van kwaad te maken (Hebr.10:22) wordt verloochend. God heeft ons niet geroepen tot “navelstaren”, of een zodanige zelfbeschuldiging dat het geweten blijvend belast, in plaats van bevrijdt. Men kan zo bezig zijn met introspectie dat de aandacht voor het leven, sterven, opstaan en de verheerlijking van Christus op de achtergrond raakt. Het vizier primair op Jezus, onze Verlosser, Voorloper en Voorbeeld is fundamenteel.
Als je jezelf in de spiegel van Gods Woord te zien krijgt, kan het er in het begin slecht uitzien en dat mag je openlijk inzien en erkennen, maar daarna begin je voor je eigen leven te profeteren in de koers van Gods Geest: “het zal worden HEEL ANDERS met jou”! Het is opbouwend positieve belijdenissen naar Gods wil hardop tegen jezelf voor de spiegel te proclameren! Dat wekt en versterkt de levende hoop!
Erkenning van Gods waarheid over onszelf is nodig en goed, als men daarbij de verwachting van verlossing, bevrijding en groei verkondigt. Licht over duisternis is bedoeld om het op te laten klaren, nooit om daardoor de moed te verliezen en onszelf in de “soep” te draaien. Het brengt ons tot rechtvaardiging en leidt ons de heiligmaking binnen, waarbij God ons verder voert van licht tot licht tot licht en van heerlijkheid tot heerlijkheid door de Geest (2 Kor.3:18).
Als God een schijnwerper richt op nog “onbekend land” is dat alleen maar een hulp, om dat gebied te zien en te veroveren op die vijand, die daar verstopt zat. Zo krijgen we stap voor stap een overwinningsleven in de praktijk!
Heeft men de blik naar binnen, dan zal men vooraf eerst de blik naar boven, op Christus, vestigen, die ons kracht geeft om dingen in ons leven aan te pakken.
De blik naar buiten
Bij een fietsband heb je een binnen- en een buitenband. Beide zijn nodig en onmisbaar, kunnen niet zonder elkaar. Als wij ons oog richten op Jezus en ons leven in het licht van God onderzoeken, dan kan het niet anders dat wij oog krijgen voor de wereld om ons heen. Ons hart gaat open voor mensen in nood, voor evangelisatie, zending en hulpverlening, dichtbij in het klein in je leefomgeving en in het groot wereldwijd. Het was Jezus’ laatste opdracht (Matth.28:19; Hand.1:8).
Het is onjuist om, zoals sommige gemeenschappen doen, altijd en alleen maar bezig te zijn met interne opbouw en eigen heiliging en met onderlinge broederschap, hoe wezenlijk ook in de eerste plaats. Heiliging is immers de kernboodschap in de brieven van de apostelen.
Broederschap en zucht naar zoonschap gaan gepaard met een verlangen, om de zuchtende schepping nu al te bereiken, eerst trouw werkend op kleine schaal, om te leren het in het duizendjarig rijk in het groot te mogen en te kunnen doen.
Het is niet goed als gemeenten er geen “fris bloed” van buiten bij krijgen. Naast de groei in kwaliteit (levensheiliging), heeft God ook een toename in kwantiteit (hoeveelheid, aantal) beloofd. Daarmee bedoel ik niet alleen een natuurlijke aanwas in kinderen, maar een werving naar buiten.
Het is de Here die toevoegt aan de gemeente, maar wij zullen op de kruispunten van de wegen staan, beschikbaar als iemand op een “kruispunt” in zijn leven vastloopt en het niet meer weet. Dan kan hij open gaan staan voor een christen, die de goede richting naar God kan wijzen. Durven wij tevoorschijn te komen als “wegwijzers” voor de mensen?
Daarnaast is het ook zo dat velen erg druk zijn met werken naar buiten, om mensen te winnen voor het evangelie, dat zij lijken te vergeten om toe te zien op zichzelf. Als ons eigen leven niet op orde en gereinigd is, dan hebben wij geen werkelijke, echte boodschap voor de mensen. Onze woorden en daden komen zo immers niet overeen en dat leidt tot een blamage voor de mensen. Het is als zout dat zijn kracht verliest.
Wil je hen die je horen behouden, dan zul je eerst moeten toezien op jezelf of je leven in de pas loopt met de leer die je verkondigt (1 Tim.4:16). Als mijn eigen leven niet op de rit is -beter gezegd: op Gods rit- dan heb ik geen gezag in wat ik spreek naar anderen.
Naar boven, naar binnen en naar buiten gericht zijn, horen dus onlosmakelijk bij elkaar en men kan ze niet tegen elkaar uitspelen.
De blik dichtbij
Bij het toezien op zichzelf hoort ook in de eerste plaats het toezien op het eigen gezin, als men getrouwd is (het huwelijk laten we in dit bestek buiten beschouwing).
Het is een valkuil, waar je -goed bedoeld- in kunt vallen, door veel te werken voor God buiten het gezin, waarbij je op een bepaald moment je eigen kinderen tekort doet en de balans tussen “binnenwerk” en “buitenwerk” verstoord wordt ten nadele van het gezin. Daarbij heb ik herhaaldelijk moeten inzien (en soms nog!) dat de kinderen doorgaans voorrang hebben op de dingen.
Ik zal nooit vergeten dat ik door een broeder jaren geleden behoorlijk werd vermaand met de woorden: “Jullie hebben nu vijf kinderen, als je zo doorgaat met naar buiten werken en evangeliseren kun je misschien wel vijf mensen van buiten winnen, maar hoe zou je het vinden, als je je eigen vijf kinderen zou verliezen voor het Koninkrijk van God”? Deze gouden tip kwam mij bijzonder in de herinnering, toen onlangs onze vijfde in de rij zich liet dopen. Wat was ik God dankbaar voor de bewarende genade, mede door de pittige raad van de bewuste broeder, die ik getracht heb naar vermogen op te volgen, waarbij ik trouwens nog steeds mijn lessen leer!
Het omgekeerde is overigens eveneens mogelijk, dat wij zo opgaan in het eigen gezin, dat we er niet aan toekomen ons “buitenlicht” aan te doen (voor gasten en buitenstaanders wat het evangelie betreft!), hoewel een gelovig gezin op zichzelf een lichtend voorbeeld en een heerlijk getuigenis kan zijn.
Kinderen houden het gezin en de gemeente vitaal en beweeglijk. Wee de gemeente, die geen oog heeft voor wat hen dichtbij aan kinderen is toevertrouwd, maar die misschien wel de blik ver weg in zending heeft.
Wat geeft het “dartele kroost” ook niet een mogelijkheden om onze verdraagzaamheid te testen? Kinderopvoeding tot gehoorzaamheid (Efeze 6:1) is tevens zelfopvoeding. Kinderen kunnen het onderste uit je vlees naar boven halen, denk slechts aan ergernis. Denk maar eens aan een kind met ADHD (=”alle dagen heel druk”, populair gezegd), dat onze liefde extra nodig heeft. De Prediker zegt toch dat “ergernis huist in de boezem der dwazen” (Pred.7:9). Hier kunnen we wijsheid opdoen en door ondervinding leren in welke geest we kinderen tegemoet treden. Overwinning over de geest van ergernis is mogelijk!
Jezus acht de waarde van kinderen bijzonder hoog en haalde daarbij specifiek de functie van engelen naar voren (Matth.18:1-14). Laten wij nooit ons laten verzoeken tot de aanvankelijke houding van Jezus’ discipelen dat “kinderen zijn hinderen”, waarbij de Meester dat hen zeer kwalijk nam en tot hen zei: “laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods”, waarna Hij ze omarmde en hun de handen opleggende, zegende Hij ze (Matth.10:13-16).
Als wij oog, aandacht en tijd hebben voor ons nakroost, dan mogen we ook visie voor de mensen om ons heen krijgen en zelfs TELE-VISIE, een wereldwijde, ver ziende blik op Gods plan met de mensheid en de schepping.
De blik opzij
Zie je je naaste staan, of gaan we in deze drukke tijd vaak achteloos aan hem voorbij? Hoe goed om een zorg te hebben voor je naasten en in het bijzonder zorg te dragen voor je geloofsgenoten (Gal.6:10; 1 Kor.12:25). Hebben wij echte mensenliefde, of hangen wij zo aan onze eigen dingetjes? Laten wij toch onze oogkleppen afdoen en links en rechts “zien” wie er behoefte heeft aan een groet, een vriendelijk woord, of een handje hulp! Oudere gemeenteleden, buren of zeker onze eigen ouders, ook als ze oud geworden zijn, mogen we niet over het hoofd zien of min of meer vergeten, terwijl we elders ons inzetten voor bijv. de gemeentebouw. Hier willen we zoeken naar de goede prioriteiten en zal ons eigen belang opzij gezet worden, om te letten op het belang van anderen (Fil.2:3b,4). Heel snel en soms ongemerkt kunnen we onze focus op onszelf en ons eigen gedoetje hebben. Daarin wil God ons omvormen!
Extra in de gemeente mag het nooit zo zijn, dat je zou moeten zeggen: “men ziet de lui, maar men kent ze niet”. Toon je hart in liefde voor elkaar! Dat vraagt om openheid en je kwetsbaar op durven stellen. Dat kleine woordje “elk-ander” is een sleutelwoord in het nieuwe testament. Hartebanden tussen christenen zijn gemeenschapsbanden voor eeuwig!
In de gemeente zij wij “door één Geest tot één lichaam gedoopt” (1 Kor.12:13). Dat betekent dat het afgelopen is met alle individualisme en solisme. Het gaat om een gezamenlijk bewustzijn, om een organisme, dat is het gehele lichaam, dat door pezen en banden ondersteund en samengehouden zijn goddelijke wasdom ontvangt, terwijl men zich houdt aan het hoofd, dat is Christus (naar Kol.2:19)..
Ook het “zijwaarts” kan verkeerd omgebogen worden door de boze. Je bent dan bezig je voortdurend te mengen in andermans zaken en je gaat lijden als een bemoeial (1 Petr.4:15). Wij zijn niet geroepen tot bemoeizucht, om voortdurend die ander ongevraagd bij te sturen of van advies te “dienen”, waar deze niet zelf om heeft gevraagd. Ouders zullen zich niet mengen in de zaken van hun getrouwde of volwassen kinderen, die uit huis gegaan zijn, maar zijn graag bereid raad te geven, als hun volwassen kinderen daar zelf om vragen. Hetzelfde geldt, om broeders en zusters in de gemeente vrij te laten -behalve als het om openbare zonde gaat- om te wandelen in het licht van Jezus naar ieders begrip en mate van ontwikkeling.
De blik naar beneden/onderen
Het is niet Gods bedoeling dat wij ons hoofd laten hangen en mistroostig en depressief naar beneden staren. Evenmin is het naar Gods wil, als wij onze ogen fixeren op het aardse als de rups, maar juist dat wij ons bewegen in de metamorfose van de vlinder, die leeft in twee werelden -aarde en hemel- tegelijk. De Here wil dat wij deelgenoten zijn van een hemelse roeping (Hebr.3:1).
Zeker is het niet in Gods raad dat wij “eronder”zitten geestelijk, dat wij nederlagen lijden of gebonden blijven op bepaalde sectoren van ons leven.
Positief gesteld zal de zonde geen heerschappij meer over ons voeren, omdat wij onder (de kracht van) de genade zijn (Rom.6:14).
Wij hebben in Christus gezag gekregen om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de GEHELE legermacht van de vijand en NIETS zal ons enig kwaad doen (Luk.10:19). Ons is volmacht gegeven om evenals Jezus demonen te gelasten in Zijn naam naar de afgrond te gaan (Luk.8:31). Zinnebeeldig worden dodenrijk en afgrond in de Bijbel voorgesteld als “onder de aarde”.
Wij hebben enorme beloften, die in vervulling mogen en zullen gaan, om elke macht der duisternis onder onze voet te krijgen. In Rom.16:20 lezen we: “De God nu des vredes zal weldra de satan ONDER UW VOETEN vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u”! In Hebr.10:13 lezen we over Jezus: “…voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden (door God via de gemeente!) tot een voetbank voor zijn voeten” (zie Ps.110:1-3).
De blik achterom
Als je auto rijdt, zit je niet constant in je achteruitkijkspiegel te kijken. Dat is gevaarlijk. Zo is het ook geestelijk.
“Maar Jezus zeide tot hem: Niemand die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” (Luk.9:62).
“Maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt…” (Fil.3:14).
“Denkt niet aan hetgeen vroeger gebeurde en let niet op wat oudtijds is geschied; zie Ik maak iets nieuws, nu zal het uitspruiten; zult gij er geen acht op slaan”? (Jes.43:18,19).
Het heeft geen zin om achterom te zien naar wat men eens had, of dat het vroeger toch beter was in die zogenaamde “goeie, ouwe tijd”.
Het enige achterom kijken dat zin heeft is het zien op het sterven dat Jezus zo’n tweeduizend jaar geleden deed voor onze zonden en zijn opstanding, waardoor wij nieuw leven konden krijgen.
Tevens kunnen wij dankbaar zijn voor het werk dat de Heer tot nu toe in onze levens heeft gedaan.
De blik voorwaarts
“Mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods , die van boven is, in Christus Jezus” (Fil.3:14b).
Het gaat erom met volharding de wedloop te lopen die voor ons ligt en evenals Jezus te zien op de vreugde welke voor ons ligt (Hebr.12:1,2). Het is de weg, onze Voorloper achterna, om de hoop te grijpen die voor ons ligt (Hebr.10:18-20). Dit verlangen stuwt ons voort: voorwaarts, vooruit, verder, op naar het doel van het volledige zoonschap, om Hem meer en meer gelijkvormig te worden! Wij zien heerlijke vergezichten, die ons steeds nader komen. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot geloof kwamen (Rom.13:11b).
De blik op eigen lichaam
Het is duidelijk geworden dat we bij het richten van ons geestelijk oog in bovengenoemde aspecten ijverig zullen zijn in leven en godsvrucht. Dat geldt ook voor de inzet van ons lichaam. Het is naar het vlees om onszelf te willen sparen.
“Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren voor de broeders ons leven in te zetten” (1 Joh.3:16, vergelijk Joh.15:13).
Wij worden vermaand onze lichaam te stellen tot een levend, heilig en Gods welgevallig offer: dit is onze redelijke eredienst (Rom.12:1).
Het is goed onszelf geheel te geven, maar dit mag niet onze lichaamsgrenzen te buiten gaan.
Ons lichaam heeft ontspanning en rust op tijd nodig naast werkzaamheid en inzet.
Passiviteit, lusteloosheid, matheid en traagheid zijn alle vijanden, maar als de vijand ons kan opjutten tot overactiviteit en overspannen in stress voortdurend bezig-zijn, dan vibreert hij ook mee op het vinkentouw. Het is van grote waarde te zien dat wij een goede afwisseling hebben van werken en rusten en een leven van werken vanuit Gods rust. Leven op paracetemol, om maar door te duwen buiten je lichaamsgrenzen is op termijn bepaald geen gezonde zaak, zoals ik aan den lijve heb ondervonden. God roept ons namelijk op, om Hem te verheerlijken met ons lichaam (1 Kor.6:20b). Laten we daar acht op slaan! Daarom willen we erop toezien, om niet onze perken te buiten te gaan, maar binnen onze mogelijkheden te leven in het ons toebedeelde erfdeel.
Daarbij hebben we begrip voor zwakken die extra rekening moeten houden met hun fysieke beperkingen. Sterken kunnen wat meer aan, wat trouwens gemakkelijk een verzoeking tot hoogmoed kan worden, als men stoer gaat beweren nooit iets te hebben en zoveel aan te kunnen.
Laten we daarom allen in nederigheid en afhankelijkheid ons oog richten op God, die ons machtig wil sterken naar geest, ziel en lichaam! (1 Thess.5:23,24; 3 Joh.2).
Geef een reactie