Hoe was Christus tijdens Zijn dagen in het vlees?

HOE WAS CHRISTUS TIJDENS ZIJN DAGEN IN HET VLEES?

Had Jezus kunnen zondigen?

Oorspronkelijke staat van de mens

Van oorsprong was de mens bijna goddelijk (Ps. 8:6). Hij was naar het beeld (Gen. 1:27) en de gelijkenis van God geschapen (Jak. 3:8b).

De gevolgen van de zondeval

De zondeval ontstond het eerst in de engelenwereld (Ezech. 28 en Jes. 14). Daarom lezen we: de duivel zondigt van den beginne (1 Joh. 3:8). Door de verleiding van de slang, waaraan het eerste mensenpaar gehoor gaf, is de zonde ook binnengedrongen bij de mens en als gevolg daarvan de dood (Rom. 5:12; 1 Tim. 2:14).

Het is duidelijk dat wij allen gezondigd hebben (Rom. 3:23; 1 Joh. 1:8 en 10). Als wij dit ontkennen, liegen wij. “Allen zijn afgeweken (allen ontaard, Ps. 14:3) en tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, zelfs niet één” (Rom. 3:12).

Jezus Christus: Zoon des mensen en Zoon van God

Om ons uit de zonde te verlossen heeft God de Vader Zijn Zoon gezonden. Hij moest zowel van goddelijke komaf als van menselijke afkomst zijn, om de middelaar tussen God en mensen te kunnen zijn  (1 Tim. 2:5).

Paulus was “een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God …  aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht” (Rom. 1:2-4). Hier lezen wij over Jezus Christus als de Zoon des mensen en als de Zoon van God. Wij belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is (1 Joh. 4:2) en dat Hij de Zoon van God is (1 Joh. 4:15). Zijn opstanding uit de doden was het bewijs dat Christus nooit zonde had gedaan en daarom kon de dood Hem niet vasthouden (Hand. 2:24). De tekst “In Hem is geen zonde” (1 Joh. 3:5) geldt van de verheerlijkte Christus.

Een aan dat der zonde gelijk vlees

Op de vernederde Christus is van toepassing: “Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem” (2 Kor. 5:21). Zo worden wij die zondaren waren (Rom. 5:8) door het geloof een rechtvaardige in Christus en zullen vervolgens ook in onze levenswandel als een rechtvaardige gaan wandelen.

God heeft door Zijn eigen Zoon te zenden in een vlees aan dat der zonde gelijk en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees (Rom. 8:3). Hij kwam niet in een ‘zondige natuur’, overigens een uitdrukking die de Bijbel niet kent, maar Hij kwam ook niet ‘in een vlees aan dat der zonde ONgelijk”, dus een hemels vlees of zoiets, dat bij voorbaat – als vanzelfsprekend – immuun, onaantastbaar was voor de zonde. Een vlees ‘aan dat der zonde gelijk’ is het vlees waarin het hele menselijke geslacht gezondigd heeft. Jezus nam niet een vlees aan als van Adam voor de zondeval, maar een vlees als dat van Adam na de zondeval, dat immers verlossing nodig had. Gods Zoon kroop als het ware in onze huid – in onze positie en situatie na de zondeval – en bleef zijn hele leven trouw aan de Vader die Hem gezonden had en Hij was gehoorzaam tot aan de dood van het kruis tot verlossing van onze zonden.

 Verwekking: bovennatuurlijk – geboorte: natuurlijk

De verwekking van Christus was bovennatuurlijk. De engel zei tegen Maria: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden” (Luk. 1:35, vergelijk Matt. 1:20). Jozef speelde geen enkele rol bij Zijn verwekking, Hij was slechts de pleegvader van Jezus. Hij werd echter geboren uit een vrouw (Gal. 4:4), op een natuurlijke wijze als ieder ander kind, want Hij had op gelijke wijze deel gekregen aan vlees en bloed gelijk de kinderen (Hebr. 2:14). Maria was Zijn echte moeder van wie een eicel werd gebruikt, niet slechts Zijn draagmoeder, en Hij kreeg dus ook deel aan de genen en het DNA van Maria. In Hebr. 2:14 wordt bedoeld een werkelijk op gelijke manier deel krijgen van Jezus aan hetzelfde vlees en bloed als de mensenkinderen. De Studiebijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek zegt over de twee woorden voor deelnemen: “Dit is een toestand waarin de mensen verkeren en bij Jezus gaat het om een eenmalig gebeuren in het verleden, omdat Hij nu een verheerlijkt bestaan in de hemel heeft.”

Wat zijn ontlediging inhield: volledig aan de mensen gelijk

God kan niet zondigen, dat is buiten kijf. Als Christus werkelijk mens geworden is, bestaat de mogelijkheid dat Hij kon zondigen. “Hij ontledigde Zichzelf”, zegt Fil. 2:7a. Ontledigen betekent: zich leegmaken van Zichzelf. Dit moet wel betekenen dat hij Zijn goddelijke heerlijkheid afgelegd had en geen gebruik maakte van Zijn goddelijke kenmerken en eigenschappen. De NBV zegt: “Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van” (Fil. 2:6). Er staat, dat Hij de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en aan de mensen gelijk is geworden (Fil. 2:7b).

Hij heeft de gehoorzaamheid geleerd

Hoewel Hij de Zoon was, was de gehoorzaamheid niet automatisch bij Hem ingeprogrammeerd, maar moest Hij de gehoorzaamheid leren uit hetgeen Hij geleden heeft (Hebr. 5:8). Hij leed niet alleen in Gethsemane en op Golgotha, maar tijdens Zijn dagen in het vlees leed Hij in verzoekingen (Hebr. 2:18; Hebr. 5:7). Tijdens dit proces bestond ook voor Hem de mogelijkheid van ongehoorzaamheid. We denken aan een illustratie die Edward Irving (1792-1834) vertelde:

Er werd een man gedwongen een groot water over te steken, terwijl hij gebruik moest maken van een smalle vlonder. Halverwege viel hij in het water, werd eruit gehaald en vreselijk geslagen. Nu zou er een tweede komen om hem te verbeteren. Voor die tweede werd er echter een brede brug over het water geslagen met aan weerszijden van de brug zulke hoge afscheidingen, dat, al zou hij opzettelijk in het water hebben willen lopen, hij dat niet gekund had. Natuurlijk bereikte deze tweede veilig de overzijde en werd daar gehuldigd als ‘de overwinnaar’ en ten voorbeeld gesteld aan de eerste. Eenzelfde vergelijking zouden wij krijgen als wij zouden zeggen, dat de Here Jezus als God de satan had bestreden en overwonnen. Nu de Bijbel ons echter leert, dat de Heer dat als mens gedaan heeft, nu is Hij in waarheid de overwinnaar door de kracht van God.

Jezus kon van Zichzelf niets doen

Jezus was geboren uit de Geest en werd voor Zijn bediening toegerust door de Geest die als een duif op Hem neerdaalde. “De Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moest het Zijn Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo” (Joh. 5:19). Dit lezen we nog een keer: “Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel ik, en mijn oordeel is rechtvaardig…” (Joh. 5:30a). Voor ons geldt ook: “Zonder Hem (Jezus) kunnen wij niets doen” (Joh. 15:5b). De Zoon handelde nooit op eigen initiatief, maar leefde altijd in afhankelijkheid van Zijn hemelse Vader en Hij verrichtte Diens wil en werken door de kracht van de heilige Geest.

Had Jezus een eigen wil?

Hoeveel willen had Jezus Christus? Hij had een menselijke eigen wil meegekregen van Maria en zijn Vader leerde Hem Gods wil. Bij Zijn komst op aarde bereidde de Vader Hem een lichaam toe en zijn gezindheid was volledig beschikbaar voor Hem te zijn: “Zie hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven, om uw wil, o God te doen” (Hebr. 10:5-7,9). Wat deed Jezus met zijn eigen, menselijke wil? Die verloochende Hij in elke verzoeking. “Ik zoek niet mijn wil, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft” (Joh. 5:30b; vergelijk Joh. 6:38). In Gethsemane streed Hij een intense strijd onder gebed en tranen en sprak Hij: “niet mijn wil, maar Uw wil geschiedde” (Luk. 22:42; Hebr. 5:7). Jezus gaf zijn menselijke wil op en verloochende deze, om voortdurend Gods wil te doen.

In alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht

Werd onze Heer enkel van buitenaf verzocht en werden alleen wij van binnenuit verzocht, zoals sommigen stellen? Nergens maakt de Bijbel verschil tussen twee soorten van verzoeking. De verzoekingen van Hem en die van ons zijn precies hetzelfde. Immers, Hij is in alle dingen op gelijke wijze (als wij) verzocht geweest, doch zonder te zondigen (Hebr. 4:15). “Daarom moest Hij in alle opzichten zijn broeders gelijk worden” (Hebr. 2:17). “Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun die verzocht worden, te hulp komen” (Hebr. 2:18). Hier zien we opnieuw dat zijn verzoekingen en de onze exact gelijk zijn. Wanneer krijgen wij hulp van Hem in onze verzoekingen? De beste hulp, die Hij geven wil, is de hulp op het juiste moment, in onze verzoekingen, voordat wij de begeerte hebben laten bevruchten waardoor de zonde geboren kan worden (Jak. 1:15). Dit is de hulp vooraf. Als wij toch in zonde gevallen zijn, biedt Hij ook hulp achteraf door onze zonden die wij belijden te vergeven.

Eigen begeerte

Als Jezus een eigen wil had – en die had Hij – dan had Hij eigen begeerte, zoals ieder normaal en echt mens, bijvoorbeeld naar voedsel, drinken en seks. Deze begeerten zijn op zichzelf genomen niet verkeerd, dus geen zonde. Satan wil echter als hij een beroep doet op onze begeerten ons verlokken tot zonde. De duivel probeert onze eigen natuurlijke begeerten om te buigen naar zijn zondige begeerten. Als we daaraan toegeven, dan worden de begeerten daarna (verkeerd) bevrucht: eten kan vreten worden, drinken kan jezelf bedrinken worden en seks trekt de boze buiten het terrein van Gods normen, dat is: buiten de gezonde, veilige grenzen van het huwelijk. Satan probeerde bij de verzoeking in de woestijn subtiel Jezus te verleiden met halve Bijbelteksten uit Psalm 91.

Verzoekingen: toneelspel of realiteit

Heeft Jezus deelgenomen aan een toneeluitvoering toen Hij door satan werd verzocht? Helemaal niet. Satan appelleerde aan Zijn begeerte en daagde Hem uit met “indien Gij Gods Zoon zijt” en Jezus moest hem met het Woord (‘er staat geschreven’) weerstaan. Jezus voerde geen schijngevecht en deed niet alsof. Hij was niet automatisch onvatbaar voor zonde. De verzoeking was geen toneelstukje dat zinloos was, geen holle demonstratie. Wij weten dat God door het kwade niet verzocht kan worden (Jak. 1:13), maar de verzoeking kwam in alle realiteit tot de mens Jezus Christus. Als Hij God was, dan was het een koud kunstje voor Hem geweest om te overwinnen in deze verzoekingen in de woestijn. Het was geen farce, geen schijnvertoning, maar een keiharde, echte confrontatie met het rijk der duisternis. Het kostte Jezus strijd om te overwinnen. Het ging Hem nooit van een leien dakje af in die strijd, alsof Hij vanzelf zou gehoorzamen aan God en overwinnen over de boze. Satan hield zich niet bezig met a priori zinloze aanvallen. Jezus was als geliefde Zoon door de Vader toegerust met de heilige Geest aan het begin van Zijn bediening. Meteen kwam daar de testcase of de vuurdoop door de verzoekingen in de woestijn. Aan het einde daarvan lezen we zo schitterend: “Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem” (Matth. 4:11) en: “En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galilea” (Luk. 4:14).

Verzoeking en beproeving is hetzelfde

Er wordt gesteld dat er een verschil is tussen beproeving en verzoeking. Beproeving zou van buiten, van God komen. Verzoeking zou van satan komen en te maken hebben met de innerlijke strijd met de in ons wonende begeerte. Inderdaad dat laatste klopt: “laat niemand als hij verzocht wordt zeggen: Ik word van Godswege verzocht” (Jak. 1:13a). Bij verzoeking is er een verzoek van de verzoeker waartegen ‘ja’ (= toegeven) of ‘nee’ (= weerstaan) gezegd kan worden. Wij komen allemaal in diverse verzoekingen terecht. Gods bedoeling is dat wij in verzoeking volharden (Jak. 1:12), in plaats van tot zonde te komen. Het Griekse woord zowel voor verzoeking als voor beproeving is ‘peirasmos’. Wij lezen dit woord bijvoorbeeld ook in 1 Petr. 4:12: “Laat de vuurgloed die tot beproeving dient u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame… .” Ook in 1 Kor. 10:13 vinden we het: “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt. Want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen dat gij ertegen bestand zijt” (1 Kor. 10:13). In Hebr. 11:17 lezen we over Abraham toen hij verzocht of beproefd werd. Ook hier vinden we een afleiding van ‘peirasmos.’

Jezus overwon en zondigde nooit

Jezus weerstond de duivel met het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God: “er staat ook geschreven” en zo overwon Hij alle verzoekingen in de kracht van de Geest. Bij Jezus kwam er nooit een ‘daarna’ als de begeerte bevrucht is, dan baart zij zonde (Jak. 1:15). Hij liet niet toe dat Zijn begeerten in de verzoekingen bevrucht zouden worden door de boze. Wij hebben geen Hogepriester die niet kan meevoelen met onze zwakheden (Hebr. 4:15). Hij heeft begrip voor ons in de wisselende omstandigheden van het leven, omdat hij bijvoorbeeld net als wij vermoeidheid aan den lijve heeft ondervonden (Joh. 4:6). Jezus heeft geen zonde gedaan (1 Petr. 2:21). Hij zondigde nooit, noch in daden, noch in woorden, noch in gedachten. Hij is altijd de Heilige gebleven, volledig afgezonderd van het kwade, rein van hart en onbesmet in Zijn geest (Hebr. 7:26). Wij zijn vrijgekocht van de ijdele wandel van de vaderen met het kostbare bloed van Christus als van een onberispelijk en vlekkeloos Lam (1 Petr. 1:18-19).

Ontwikkeling in Jezus Christus tijdens zijn aardse loop

Jezus Christus had geen oude mens die Hij af moest leggen, zoals wij. Zijn verwekking uit de Geest kunnen wij vergelijken met onze wedergeboorte. Wij hebben echter eerst gezondigd en de werken van het vlees gedaan. Dat was bij Jezus niet het geval. Van Hem lezen we in de tekst na “zie de maagd zal zwanger worden”: “Boter en honig zal Hij eten, zodra Hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen” (Jes. 7:15).

In Jezus vond een ontwikkeling plaats. “Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid en de genade Gods was op Hem” (Luk. 2:40). Tijdens de geschiedenis van de twaalfjarige Jezus in de tempel deed Hij meer wijsheid op, zodat we aan het einde van deze gebeurtenis kunnen lezen: “En Jezus nam toe in wijsheid en grootte (statuur) en genade bij God en mensen” (Luk. 2:52). Tussen zijn twaalfde en dertigste levensjaar, toen zijn openbare bediening in Israël begon, lezen wij niets over Jezus. Het zijn de zogenaamde stille, verborgen jaren, die de Vader nodig achtte om zijn Zoon te vormen in menselijk en geestelijk opzicht. Hij leerde zijn lessen in de timmermanswerkplaats van zijn pleegvader Jozef en bleef gedurende die periode in Nazareth, dat betekent ‘wachtplaats.’

Op de leeftijd van dertig jaar rustte God de Vader hem toe met de kracht van de heilige Geest voor Zijn bediening en beschikte Hij over de zeven Geesten van God (Openb. 4:5; Openb. 5:6), dat wil zeggen ‘de volheid van de Geest’ (vergelijk Jes. 11:2-3) en alle Geestesgaven om als Messias en Zoon van God Zijn tekenen en wonderen te verrichten. Daarom zag Jezus, voordat Filippus hem riep, Nathanaël onder de vijgeboom. Daardoor herkende Nathanaël hem als Zoon van God en Koning van Israël (Joh. 1:46-50). Zo lezen we ook: “Jezus vertrouwde Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende en omdat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde; want Hij wist wat in de mens was” (Joh. 2:24-25). Jezus had volkomen onderscheid van geesten.

Toen Jezus Christus in volledige gehoorzaamheid het einde had bereikt of voleindigd was (Hebr. 5:9), heeft het de ganse volheid (Gods) behaagd in Hem woning te maken (Kol. 1:19) en in Hem woonde toen al de volheid der godheid lichamelijk (Kol. 2:9).

Jezus is voor ons te volgen

Christus heeft voor ons geleden en heeft ons een Voorbeeld nagelaten om niet te zondigen (1 Petr. 2:21-24). Hij is onze Voorloper (Hebr. 6:20) en wij mogen en kunnen Hem navolgen met dezelfde kracht van de heilige Geest. Zoals Hij Zoon des mensen werd, zo mogen wij tot zonen van God uitgroeien door aan Zijn beeld gelijkvormig te worden. In Zijn leven heeft God de zonde veroordeeld in het vlees (Rom. 8:3) en wij zullen de werkingen van het lichaam doden door de Geest (Rom. 8:13). “Indien wij ons laten leiden door de Geest, zijn wij zonen Gods” (Rom. 8:14). Een Christus, die Zichzelf vastgeklampt zou hebben aan het aan God gelijk zijn, zou voor ons absoluut onnavolgbaar zijn. Maar als Zoon des mensen is Hij na te volgen op zijn weg. Nu geldt zelfs voor ons: “Wie in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen als Hij gewandeld heeft” (1 Joh. 2:6) en “wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openb. 3:21). Ook voor ons geldt het doel: “opdat gij vervuld wordt tot alle volheid van God” (Ef. 3:19).

Wordt de Here Jezus kleiner of groter voor ons?

Als wij geloven dat de Here Jezus had kunnen zondigen tijdens Zijn dagen in het vlees, maar desondanks altijd heeft overwonnen, hoe zien wij Hem dan vervolgens? Wordt onze Heer daarmee voor ons naar beneden gehaald en dus kleiner? Helemaal niet! Onze Heer en Heiland is altijd rein en heilig gebleven alle 33 en half jaar lang.

Dat Hij echter dit deed met een eigen wil en begeerte, die Hij altijd verloochende of opzij zette, en terwijl Hij te midden van echte verzoekingen van de boze verkeerde, maakt onze Heer juist veel groter!  Hij overwon dankzij de kracht van de heilige Geest en niet omdat Hij God was!

Toen Hij stierf op Golgotha was het toch ook niet zo dat God daar stierf (God de Vader is immers onsterfelijk, 1 Tim. 6:16), maar het was de mens Jezus die daar stierf.

Nu geldt ook voor ons de machtige belofte: “Daar Christus naar het vlees geleden heeft (in verzoekingen, volgens Hebr. 2:18), moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar (in) het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde, om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd, die nog rest in het vlees, te leven” (1 Petr. 4:1-3).  Bij dit onttrokken aan van de NBG-vertaling is het opbouwend ook andere vertalingen te lezen, die zeggen:  (‘opgehouden met de zonde’, ‘ontheven van de zonde’, ‘afgerekend met de zonde’, ‘afgedaan met de zonde’, ‘los van de zonde.’  Nu zijn wij aan de beurt om in de verzoekingen in ons leven in de kracht van de Geest met zonde doen op te houden en de overwinning te behalen!

Jildert de Boer

© Verdieping en Aansporing

BIJLAGE

De Griekse woorden ‘isos’, ‘homoios’ en ‘paraplesios’

De vertaling ‘gelijkheid’ en de verschillen

In verband met overkomst en verschil tussen Christus en ons als mens

De teksten die in het geding zijn:

  • Rom. 8:3
  • Fil. 2:6-7
  • Hebr. 2:14,17
  • Hebr. 4:15

*Isos

Isos betekent ‘gelijk’ of ‘gelijk aan, als’. In de praktijk is het in de Bijbel ook vertaald door: overeen en evenveel.

-Fil. 2:6 “die…het Gode gelijk zijn niet als roof geacht heeft.”

*Paraplesios

Paraplesios betekent ‘op nagenoeg gelijke wijze of overeenkomstige wijze’.

-Hebr. 2:14 “heeft Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen.

*Homoios (bijv. nw., bijwoord), homoioia (zelfst. nw.)

Homoios betekent ‘op gelijkende, overeenkomstige wijze, evenzo. Wordt ook vertaald door: insgelijks, desgelijks, soortgelijk, gelijkend (op), overeenkomstig (met).
Homoioia betekent: afbeelding, kopie, gelijkenis, overeenkomst, uiterlijk, gedaante.

-Rom. 8:3 “door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees aan dat der zonde gelijk.
 Letterlijk: …te zenden in gelijkheid van het zondige vlees.
-Fil. 2:7  “die…aan de mensen gelijk geworden is.
Letterlijk: die in gelijkheid van mensen geworden is.
-Hebr. 2:17 “Daarom moest Hij in alle opzichten zijn broeders gelijk worden.
-Hebr. 4:15 “die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) verzocht is geweest.
Letterlijk: die in alle dingen volgens gelijkheid is verzocht geweest.

Wat zegt de Studiebijbel?

  • Rom. 8:3 “in gelijkenis van/overeenkomst met vlees van zonde”. Daarom zond God zijn eigen Zoon, Christus Jezus, ‘in een gelijkenis aan het vlees van de zonde’. Opnieuw is het moeilijk precies vast te stellen wat homoioma (6:5; Fil. 2:7; vgl. 1:23; 5:14) betekent. Het ‘vlees der zonde’ is natuurlijk identiek aan het ‘lichaam der zonde’ (comm. 6:6) en aan het ‘vlees’ (7:26), d.w.z. de oude, zondige, menselijke natuur. Waarschijnlijk gebruikt Paulus dan ook het woord homoioma in de zin van ‘overeenkomstigheid’, d.w.z. aan de ene kant ‘gelijkheid’, maar aan de andere kant een verschil, want Jezus Christus nam de zwakke, aan verleidingen blootstaande menselijke natuur aan (Hebr. 2:17; 4:15) zonder aan de zonde zelf toe te geven.
  • Fil. 2:6 “die in de gestalte van God zijnde, Zich niet heeft willen vastklampen aan het gelijk zijn aan God”. Gelijk= isa (van isos). Christus, die de heerlijkheid van God had, wilde Zich vernederen om te dienen.
  • Fil. 2:7 “maar Zichzelf ontledigd heeft, (de) gestalte van (een) dienstknecht genomen hebbende, in gelijkenis van mensen geworden”.
    ‘Hij heeft Zichzelf ontledigd wordt nader uitgewerkt in ‘de gestalte van een dienstknecht aannemende’. ‘In gelijkenis van mensen geworden’ vindt zijn parallel pas in vs. 8. Christus heeft Zichzelf ‘ontledigd’ door zijn goddelijke heerlijkheid, zijn hoge status af te leggen en de status van een slaaf aan te nemen. Morphe (vorm, gestalte), dat in vers 6 de betekenis heeft van heerlijkheid, kan hier het best met ‘status’ of ‘rol’ worden vertaald. Omdat ‘gestalte van een dienstknecht’ in tegenstelling staat tot ‘gestalte Gods’ (vs. 6) en parallel met ‘heeft Zichzelf ontledigd (kenosis) is het echter waarschijnlijker dat doulos hier ‘mens’ betekent. Het vers spreekt over de menswording (incarnatie) van de Here Jezus, wat ook blijkt uit ‘aan de mensen gelijk geworden’.
    ‘In gelijkenis van mensen geworden’ heeft dus zijn parallel is vers 8a. homoioma kan zowel ‘gelijkenis’ (uiterlijke overeenkomst) als ‘gelijkheid’ (identiek zijn) betekenen. Men mag uit dit woord niet afleiden dat Jezus alleen naar zijn uiterlijke verschijning een mens was.
  • Hebr. 2:14 “En dat Hij op gelijke wijze deel gekregen heeft aan de zelfde (dingen)”. Met paraplesios (op vergelijkbare wijze) wordt bedoeld dat de Zoon een normaal menselijk lichaam had van vlees en bloed (vgl. Rom. 8:3; Fil. 2:7) met dit onderscheid dat Hij niet leefde in de zonde.
  • Hebr. 2:17 “Hij moest in alles aan de broeders gelijk gemaakt worden”. Het werkwoord homoiothenai (gelijk of gelijkend gemaakt worden) wordt aangevuld met kata panta (in alle opzichten). Zo wordt duidelijk gemaakt dat Jezus niet alleen een uiterlijke gelijkenis met ‘de broeders’ had, maar dat Hij hun gelijk werd (vgl. Rom. 8:3, zie comm. Fil. 2:7), uitgezonderd de zonde (4:15). Hier wordt gesproken over de barmhartigheid van de Zoon, omdat Hij kan meevoelen met de mensen (4:15). Immers, Hij heeft evenals zij onder verzoekingen geleden (vs. 18; 4;15).
  • Hebr. 4:15 “Want wij hebben geen Hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar die in alles volgens gelijkheid verzocht is geweest, zonder zonde”. kat’homoioteta (volgens gelijkheid) betekent dat Jezus door dezelfde soort van verzoekingen werd verzocht als wij, of dat Hij verzocht werd, terwijl Hij aan ons gelijk was (vgl. 2:17). ‘In alles’ (in alle opzichten) geeft al aan dat wij niet alleen moeten denken aan de verzoekingen in de woestijn (vgl. Matt. 4), in Gethsemane (matt. 26:36-46) of aan het kruis (Matt. 27). Jezus’ hele leven op aarde bestond (evenals het onze) uit verzoekingen en verleidingen tot zonde. De uitdrukking charis hamartias (zonder zonde, buiten de zonde) wordt als regel weergegeven met ‘zonder (daadwerkelijk) te zondigen’ (vgl. Hebr. 7:26; 2 Kor. 5:21; 1 Petr. 2:22; 1 Joh. 3:5). Zij kan echter ook zo worden gelezen, dat Jezus op gelijke wijze als wij werd verzocht, met dit verschil dat de gezindheid tot zondigen bij Hem afwezig was.

Vanuit het Grieks naar het Engels

Isos = equal, like.

Homoios= like, resembling, such as, the same as, likeness, similar.

Paraplesios= likewise.

Isos en homoios: een ander accent

Homoios en Isos betekenen in het Oudgrieks alle twee ‘gelijk’.
Bij Homoios ligt de nadruk op het gelijk van aard zijn of gelijksoortigheid, waarmee het is te duiden als een kwalitatieve opvatting van gelijkheid. Er is geen abstract-algemene maateenheid, slechts onderlinge vergelijkbaarheid. Bijvoorbeeld, deze koning is even machtig als die. De maat van het ene wordt gemeten aan de maat van het andere. Het heeft de gevoelswaarde van het beschermen van de positie van de machtigen.
Bij Isos ligt de nadruk op de concrete vergelijking en het aan elkaar gelijkstellen op basis van min of meer objectieve beoordelingscriteria en is daarmee te duiden als een kwantitatieve opvatting van ‘gelijk’.

Verschil tussen isos en homoios

GELIJK EN EVENGELIJK

Volkomen gelijkheid, ten minste voor wat betreft de dingen waarover het gaat, wordt uitgedrukt door het woord « isos ». Het wordt gebruikt in Mat. 20:12; Mark. 14:56, 59; Luk. 6:34; Joh. 5:18; Hand. 11:17; Fil. 2:6; Op. 21:16.

Het belang de betekenis van dit woord goed in te zien blijkt, onder meer uit Fil. 2:6: « Die in de gestaltenis (vorm) Gods zijnde, genen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn ».

Als het gaat over: op iets gelijken of enige gelijkenis hebben met iets, heeft het Gr. een reeks woorden van de stam « homoios». Die worden gebruikt bij de gelijkenissen der Evangeliën en de symbolische voorstellingen van Openbaring. Het komt voor in Fil. 2:7:

« Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis (vorm) eens dienstknechts aangenomen hebbende en is den mensen gelijk geworden ».

Men ziet de tegenstelling met vs. 6. In Zijn Ikheid was Christus God, in Zijn verschijning Mens. Zo is het ook belangrijk de strekking van die woorden te kennen in Luk. 20:36 en 1 Joh. 3:2.

Van hen, die uit de doden opstaan zegt Luk. 20:36: « zij zijn de engelen gelijk ».
1 Joh. 3:2 zegt echter: « wij Hem zullen gelijk wezen ». Als dit nu dezelfde gelovigen na de opstanding geldt, is er tegenspraak tussen die twee verzen. Moeten wij dan de volkomen inspiratie prijsgeven? Neen, als wij beproeven « de dingen, die verschillen » (Fil. 1:10). Lukas gebruikt « isaggelos » waarin het woord « isos» zit, zij zijn de engelen dus volkomen gelijk. 1 Joh. 3:2 gebruikt

« homoios » en zegt eenvoudig, dat er dus tussen die opgestane mensen en de verheerlijkte Zoon Gods een gelijkenis is; geen volkomen gelijkheid evenwel.

Laat ons nog enige plaatsen onderzoeken, waar « homoios » of een verwant woord gebruikt is

Hand. 14:11 « De goden zijn de mensen gelijk geworden ». Zij bedoelden niet een volkomen gelijkheid.

Rom. 6:5 « Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding ». Men weet dat de gecursiveerde woorden van de Staten Vertaling niet in de Gr. tekst staan. Zij werden er bij gevoegd « ter verduidelijking ». Dikwijls echter hadden zij beter weggelaten kunnen worden. Deze tekst geeft nu al licht een verkeerde indruk. Waarom hem niet ongeveer als volgt vertaald:

« Want indien wij samengeplant geworden zijn in de gelijkenis Zijns doods, zo zullen wij ook van de opstanding zijn ».

Rom. 8:3 « Zijnen Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleses ». Er was gelijkenis, geen gelijkheid.

Heb. 2:17 « Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden ». Hoe dankbaar mogen wij hiervoor zijn. Maar ook dat Hij ons niet « volkomen gelijk » was.

Heb. 4:15 « Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest », d.i. overeenkomstig als wij, niet precies als wij.

Heb. 7:15 « Naar de gelijkenis van Melchizédek ».

Hieruit vloeit voort, dat Melchizédek niet Christus geweest is. Hij had slechts enige gelijkenis met Deze.

Jud. 7, 8. Sodom en Gomorra en de steden rondom dezelve, hebben op gelijke wijze gehoereerd als de zondigende zonen Gods van Gen. 6, dat zijn de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben. Het was niet juist op dezelfde wijze, maar een die er op leek, er gelijkenis mee had.

« Desgelijks » is ook weer niet juist hetzelfde. Tussen de misdaden van die mensen, die der engelen en die van Sodoma en Gomorra was een zekere overeenkomst. Maar er is ook verschil. « Desgelijks » is niet: op gelijke wijze, maar: op enigszins overeenkomstige wijze. Men rekene hiermee als men vers 6 wil uitleggen.

Enkele notities bij Romeinen 8:3

Let op de precieze formulering:

  • Er staat niet ‘in een gedaante gelijk aan het vlees’, want dat zou betekenen dat Christus niet echt mens was, zoals het docetisme vroeg in de kerkgeschiedenis leerde, namelijk: dat Christus een schijnlichaam zou hebben. Dat is een dwaalleer, die Christus oneer aandoet, want Hij is werkelijk mens geworden.
  • Er staat ook niet: ‘gelijk aan het vlees van zonde’, want dat zou inhouden dat Christus een zondig vlees of een zondige natuur had. Dat is eveneens een dwaalleer die Christus oneer aandoet, want Christus was en bleef vrij van elke zonde.

Christus heeft deelgenomen aan een vlees aan dat der zonde gelijk. Dat wil zeggen dat Hij in het menselijke vlees is geweest en in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht is geweest, maar zonder zonde (Hebr. 4:15). Hij had de verzoekingen dus niet op geheel andere wijze, maar op gelijke wijze als wij. Het is de duivel niet gelukt één enkele zondige begeerte bij Hem op te wekken. Jezus was in het vlees precies als ons, afgezien van zonde, dat is het grote verschil. Omdat het vlees van de mens de zetel van de zonde was geworden vereiste deze toestand van de mens dat de Zoon zou komen in de gelijkenis van de mensheid, ontdaan van zijn heerlijkheid. Vandaar zijn ontlediging en verschijning in de gelijkenis van het vlees der zonde, Zichzelf in alles aanpassend aan de toestand van de mens, behalve in zonde.

Bijeenverzameld door Jildert de Boer, mei 2016.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *