Houden wij rekening met de draagkracht van de ander?

HOUDEN WIJ REKENING MET DE DRAAGKRACHT VAN DE ANDER?

Letten op de principes van ontvankelijkheid

Hoofdteksten:

  • 16:12-13 (NBV): “Ik (Jezus) heb jullie nog VEEL MEER te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet VERDRAGEN. De Geest der waarheid zal jullie (discipelen), wanneer Hij komt, de weg wijzen tot de volle waarheid.”
  • 6:16 (NBV): “Dit zegt de Heer: Ga op de KRUISPUNTEN staan, denk na. WELKE weg leidt naar het GOEDE? Sla die in, en vindt rust. Maar zij zeggen: ‘Dat doen wij niet’. “

Een illustratie: Hoe kom ik over de brug naar de ander?

Als we een ophaalbrug naderen, dan zien we daar vaak een bordje staan dat aangeeft welk gewicht de brug kan houden, bijvoorbeeld 3,5 ton. Dit aangeven van het maximale draagvermogen van de brug voorkomt dat te zware voertuigen de brug zouden verwoesten en ook zichzelf schade zouden toebrengen. Dit voorbeeld en principe gaan we geestelijk toepassen. Het gaat dan over de bereikbaarheid van andere mensen en wat voor ‘gewicht’ (zwaarte) zij aankunnen bij de geestelijke dingen waarover wij spreken of waarvan wij getuigen. Dit kunnen we toepassen als wij in contact zijn met gemeenteleden, onder andere christenen en ten aanzien van ongelovigen. Hoe kom ik bij de ander over de brug? Of: Hoe kom ik over de brug bij de ander?

Wat zegt het beeld van de brug?

Bedacht zijn op het draagvermogen

Jezus hield rekening met het draagvermogen van zijn discipelen! Hij zei: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen” (Joh. 16:12). (Eerder had hij tegen zijn discipelen gezegd bij de maanzieke knaap: “Hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal ik u nog VERDRAGEN?”) (Matth. 17:17). Hij wilde slechts datgene zeggen waar ze op dat moment aan toe waren en gaf hierbij nauwkeurig acht op de aanwijzingen van de Vader. Op dat moment was de heilige Geest wel bij hen en met hen, maar nog niet in hen, zoals zij de heilige Geest op de pinksterdag zouden ontvangen (Joh. 14:17).

De Heer hield zich bewust in en Hij sloot aan bij het opname- en bevattingsvermogen van zijn leerlingen en hield rekening met hun nog beperkte mate van ontvankelijkheid. Er waren nog veel dingen die Jezus nog niet aan hen kwijt kon, omdat zij nog niet de geestelijke antenne of de juiste radar ervoor hadden. Jezus had nog veel meer op Zijn hart, maar nú zou dat te veel zijn voor hen om te verstaan, te kunnen verwerken en te (ver)dragen. Daarmee wilde Hij hen nu nog niet belasten. Zij waren immers op dat moment nog niet gedoopt in en vervuld met de heilige Geest. Later zou de Geest hun zelf de weg wijzen tot de volle (= hele) waarheid (Joh. 16:13). Toen kregen ze een veel grotere capaciteit van ontvankelijkheid en draagkracht.

Paulus schreef tegen vleselijke mensen, nog onmondigen in Christus: “Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu [nog] niet, want gij zijt nog vleselijk” (1 Kor. 3:2-3; vergelijk Hebr. 5:11-14). Bij de Hebreeën hadden ze naar de tijd gerekend geestelijk moeten zijn en leraars behoren te zijn (Hebr. 5:12).

De ongeestelijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet kennen, omdat ze slechts geestelijk te beoordelen zijn (1 Kor. 2:13). Met woorden die de heilige Geest ons leert spreken wij om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken (1 Kor. 2:14). De geestelijke mens beoordeelt alle dingen (1 Kor. 2:15). Hoe mooi is het als wij stap voor stap tot hulp voor anderen worden, zodat vleselijke christenen geestelijke mensen kunnen worden als zij daarnaar verlangen.

De gezonde leer niet verdragen (niet uit zijn op gehoorzaamheid)

Soms verzoekt men niet verder te spreken omdat men het bevel van God (bijvoorbeeld over een gevoelig onderwerp als de waterdoop) niet kan verdragen (vergelijk Hebr. 12:19: “tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, bij het horen waarvan zij verzochten dat niet verder tot hen gesproken werd, want zij konden dit bevel niet dragen.” Het volk wees uit angst wees de opdracht van God af. Zij beefden door de donder, bliksem, bazuin en rook op de berg Sinaï ten tijde van Mozes en bleven van verre staan.

Je wint een gesprek over bijv. de doop niet door de ander met argumenten te overtroeven. Met het uit zijn op het halen van ons theologische gelijk, winnen we het hart van de ander niet. Je zoekt hoe je iemand verder kunt helpen. Het is goed om jezelf dan af te vragen of je de waarheid gecombineerd met wijsheid hebt gebracht.

Er komt een tijd dat mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen (2 Tim. 4:3-4). Waarom niet? Zij zullen zoeken wat het gehoor streelt of kietelt en zij voor zichzelf leraars verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Dat gebeurt allemaal op het christelijke terrein. We zien bijvoorbeeld in ultra-charismatische kringen dat de gezonde leer van de Bijbel steeds meer dichtgaat en dat de zogenaamde gezalfde predikers centraal komen te staan met allerlei vreemde verschijnselen en niet aan de Bijbel ontleende manifestaties als het vallen, lachen en schudden in de geest. Mensen komen in een verkeerde geestelijke roes en als het lekker voelt, denkt men dat het goed is. Het voelt goed wordt dan het criterium in plaats van dat Gods Woord de maatstaf blijft.

Invoelingsvermogen en luisterhouding

Het is belangrijk besef te krijgen van het draagvermogen van de ander en daar rekening mee te houden en er begrip voor te hebben. Dat vraagt om empathie of inlevingsvermogen. Hoeveel compassie heb je met anderen?

Daarbij is overvloedige liefde nodig in helder inzicht en alle fijngevoeligheid (Fil. 1:9). “Een man die luistert, zal zegevierend spreken” (Spr. 21:28). Daarom moeten we snel zijn om te horen en langzaam tot spreken (Jak. 1:19). God heeft ons niet voor niets geschapen met twee oren en één mond!

IJver met verstand

De Joden dienden God zegt Rom. 10:2 met ijver, maar zonder verstand of inzicht. Met ijver zonder verstand kan ik veel onnodig kapotmaken. “Zonder verstand deugt zelfs ijver niet” (Spr. 19:2). Door veel en overtuigend te spreken – en dat kunnen allemaal waarheden zijn – kan de ander zich in het niet voelen wegzakken of afwijzing en verwerping ervaren. Of er kan een opgeklopte en opgefokte sfeer ontstaan van gehakketak en een bijna hysterische opwinding gelet op de hete hoofden en koude harten. Maar: aan het vlees en aan machten der duisternis willen we toch niet langer een voedingsbodem geven in zulke gesprekken?! Uiteraard is het mogelijk in gesprekken met anderen te stuiten op een geest van weerspannigheid, die tracht de boot af te houden door dwars te liggen en te blokkeren. Laten we echter ook onze eigen stelligheden onderzoeken of die op Gods waarheid gestoeld zijn of dat we een persoonlijke visie of stokpaardje uitdragen.

Wanneer ik met ‘10 tons-waarheden’ over de brug van de ander kom, die slechts 5 ton kan (ver)dragen, dan stort de brug in en een gapende kloof blijft over…

Anders gezegd: dan bereik ik het hart van die ander niet, om hem of haar één stap verder te helpen, maar dan kan de relatie door mijn onverstandig handelen verstoord worden of zelfs afbreken. Waar heeft die ander behoefte aan? Zoekt die hulp om samen verder te komen?

In een geest van wijsheid

Hoe kunnen we dan werkzaam zijn naar de ander? Ik kan voorzichtig iets uit Gods Woord naar voren brengen in een persoonlijk contact en kijken hoe dat (uit)werkt. “Een woord, in juiste vorm gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen” (Spr. 25:11).

Als ik God zoek en mij als discipel de oren laat openen, dan kan ik ook op de juiste tijd een woord spreken om de vermoeide of de moedeloze te ondersteunen (Jes. 50:4).

Komt wat ik zei niet goed aan, of is er onvoldoende ingang, dan kan ik mij weer terugtrekken en wellicht een andere gelegenheid benutten. Mogelijk is er dan wel een opening om iets te zaaien. “De wijsheid is beweeglijker dan alle beweging…” (het apocriefe boek Wijsheid van Salomo 6:24) en probeert niet krampachtig door te duwen, of iets door te drukken. Wees creatief in je uitingen! Als het linksop niet gaat, probeer het dan rechtsom.

Als wij werken met anderen is het nuttig om onszelf af te vragen: wat kan hij of zij aan? Dit vraagt om een bewust zoeken naar het opdoen van wijsheid bij God. Vooral tegenover buitenstaanders zullen we ons wijs dienen te gedragen (Kol. 4:5). Als we onverstandig of dom werken, dan zijn we als een ‘vogelverschrikker’ en jagen we de mensen bij ons weg. “Wandel met wijsheid ten opzichte van hen die buiten zijn en buit de geschikte tijd (en gelegenheid) uit. Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden “ (Kol. 4:5-6). Pasklare antwoorden bestaan niet. Wat is zijn of haar draagkracht? Is die nog niet zo groot, dan moet ik behapbare brokken gebruiken en niet een complete leer uit gaan leggen. Houden we hier te weinig rekening mee, dan kan de ander zich ‘platgewalst’ voelen door ons aanhoudende spreken over het geloof in God. Aangenaam wil zeggen: vriendelijk en innemend (volgens de Studiebijbel). Reken maar dat op ons gedrag als christenen wordt gelet. Het is dom om als een bulldozer met stellige waarheden over allerlei gevoelens en gevoeligheden van de ander heen te banjeren. “Wie wijs is, wint harten” (Spr. 11:30, NBG-vert.) of “wie zielen vangt, is wijs” (HSV). Het is dus nooit: “bekeer je of ik schiet” en ook liever niet: “als je je niet bekeert, ga je naar de hel.” Wij moeten de vrije wil van elk mens respecteren, ook al trachten we hen te overtuigen van het evangelie, zoals er staat: “Daar wij dan weten hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen” (2 Kor. 5:11).

Evangeliserend leven

Natuurlijk is het heerlijk om God te bidden voor gelegenheden tot een gesprek, een ‘door God gegeven’ moment. Een eenvoudig voorbeeld: je gaat op zaterdag de grote boodschappen doen en je bidt of je iemand tegen mag komen die je een kleine bemoediging mag geven. Er zijn kansen bijv. op je werk, school of in de buurt om in contacten eens een opmerking te maken met wat ‘licht’ erin! Dan kunnen we ervaren hoe men daarop reageert. En kijken of er aanvullend nog iets gezegd kan worden of dat het verstandiger is even te zwijgen. Het heeft namelijk geen zin om te proberen vast voedsel in bijna gesloten monden te wringen.

In het verleden heb ik wel eens iemand christelijke lectuur over de post gestuurd. Dat ging weliswaar naar een christen die naar mijn begrip wel wat van het meerdere van het volle evangelie zou kunnen gebruiken. Het bleek echter dat de persoon in kwestie er niet voor open stond en ik kreeg het pakketje retour afzender. De ontvankelijkheid ontbrak en deze christen die ik verder wilde helpen had er niet om gevraagd. De tijd was niet rijp en iemand vijf brochures tegelijk sturen was sowieso niet handig. Dat werkte dus averechts: een les voor mij om niet iets zomaar op te dringen als er geen verlangen naar meer van God aanwezig is.

Dit ondanks dat het waarheden zijn, waarmee ik kwam en ondanks mijn (al te geforceerde) ‘goede bedoelingen’ om hem of haar te winnen of verder te helpen. Bij kleine kinderen schuif je ook maar mondjesmaat melkvoeding naar binnen en duw je geen biefstuk in hun mond. Dat kan immers niet verwerkt worden.

Geesten die ontvankelijkheid belemmeren

Het aantippen van verkeerde inzichten en leringen kan ook op een door God ‘gegeven moment’ wel aan de orde komen. Er zijn leergeesten die de wil van de mens blokkeren en inkapselen, bijvoorbeeld de uitverkiezingsleer, waardoor mensen het heil niet kunnen of durven aannemen en altijd maar denken: “het zal wel niet voor mij zijn.” Dan komt meteen ook de geest van verwerping en afwijzing om de hoek kijken die het somber en negatief voor je inziet, zo van “jij hoort er niet bij.”

Een ander punt is bijv. de geest van weerspannigheid, waardoor er verzet en een onontvankelijke houding is om verder in te gaan op Gods heil en herstel. Er is een blokkade die de ontwikkeling belemmert. Dat kenmerkt zich vaak door een tegendraadse, onbuigzame houding. Weerspanningen (opstandigen, HSV) wonen in een dor land (Ps. 68:7), zij komen niet tot vruchtbaarheid. Zo’n bolwerk moet dan eerst in Jezus’ naam opzij gezet en afgeschud worden. Het is een sta in de weg in het denken van mensen. Daar mag bevrijding van en vernieuwing in komen.

Waak voor discussie

In onze contacten met mensen uit andere christelijke kringen of traditionele kerken is het raadzaam rekening te houden met hun achtergrond. Woordenstrijd is tot niets nut (2 Tim. 2:14). De Bijbel zegt met grote ernst: “Dat zij geen woordenstrijd voeren, die nergens toe dient dan tot ondergang van de hoorders” (2 Tim. 2:14b). “En verwerp de dwaze en onverstandige strijdvragen, in het besef dat zij conflicten voortbrengen. Een dienstknecht van de Heere moet geen ruzie maken…” (2 Tim. 2:23-26). Bij discussie gaat het vaak om eigen gelijk en om door argumenten de ander af te troeven. Let wel, ik heb het niet over een gezonde gedachtenwisseling. Menselijk gediscussieer kunnen we beter overlaten aan de politiek. Het is mooi als je de genade krijgt te verlokken tot de hoop, die onze roeping wekt! Dat ze iets proeven van de uitstraling van het leven van Christus in je wat hun hart raakt! De heilige Geest zal je ook de woorden geven: vertrouw daar maar op.

De wetten of principes van ontvankelijkheid

In de samenkomsten bidden we soms tot God om een ontvankelijk en zacht hart te hebben, zodat we openstaan voor Gods Woord. Zijn wij bereid om met een open en ontvankelijke houding dingen van God aan te nemen uit Zijn Woord? Wij moeten niet alleen afhankelijk van de Heere zijn, maar ook ontvankelijk voor Hem.

Ook als wij naar andere mensen trachten werkzaam te zijn met het evangelie moeten wij erop bedacht zijn dat er principes van ontvankelijkheid gelden. Als we de goddelijke wetmatigheden van wel of niet ontvankelijk zijn niet in acht nemen, forceren we op onnatuurlijke wijze de mensen zonder rekening te houden met de situatie waar een mens in is. Wij moeten immers geen paarlen voor de zwijnen gooien (Matth. 7:6). Let op, die tekst is geen excuus voor mensenvrees (Spreuk. 29:25) waardoor je maar niets zegt.

Als Jezus zijn discipelen op evangelisatiestage stuurt in Matth. 10 met de macht over de onreine geesten om die uit te drijven en om iedere ziekte en kwaal te genezen, dan zegt Hij: “Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is en blijft daar tot u weer vertrekt.” (Matth. 10:11). “En als een huis het waard is, laat dan uw vrede erover komen, maar als het dat niet waard is, laat dan uw vrede tot u terugkeren. En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten” (Matth. 10:13-14).

Belangrijk is dat we enig inzicht hebben van de wetten van de Geest des levens. Alles wat God doet verloopt volgens wetten of wetmatigheden waarlangs Hij werkt. Niet alleen natuurwetten zoals de zwaartekracht, maar er zijn ook levenswetten die gelden. We zullen in het kort naar zeven wetten van ontvankelijkheid kijken.

  1. De wet of het principe van honger en dorst

Hoe is het met de ontvankelijkheid van mensen? Het is natuurlijk prachtig als je mensen ontmoet van je je kunt zeggen: “zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Matth. 5:6). Hongerigen wil God met goederen vervullen (Luk. 1:53). Zij drinken gretig en heilbegerig je woorden in! Ze worden welgelukzalig! Als er sprake is van honger en dorst bij mensen kunnen we uitdelen. Bij christenen die dorst hebben en verlangen om te drinken (Joh. 7:37) kun je spreken over de doop in de heilige Geest, zodat er stromen van levend water uit hun binnenste zullen vloeien (Joh. 7:38).

  1. De wet of het principe van arm zijn in jezelf

Voor de armen, de behoeftigen van geest, is het Koninkrijk der hemelen, maar rijken heeft Hij met lege handen weggezonden (Matth. 5:3; Luk. 1:53). De rijken in zichzelf staan niet open om iets van de Heere te ontvangen. “Zo is het met hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God” (Luk. 12:21). Armen beseffen hun gebrek dat zij God missen, maar Hem nodig hebben in hun leven, houden hun hand op om Gods genade te ontvangen. Rijken voelen zich verzadigd met hun aardse goed en hebben geen gebrek en daarom interesseren hen de heerlijkheden van het evangelie doorgaans niet. Voor ons geldt: we waren arm in onszelf, maar we zijn in elk opzicht rijk geworden in Hem (1 Kor. 1:5; 2 Kor. 8:9).

  1. De wet of het principe van de nood

Mensen die in hun leven een nood ervaren kunnen beginnen het naar God uit te roepen om hulp uit de hemel, misschien zelfs uit te schreeuwen al naar gelang de ernst van de situatie waarin ze zich bevinden. Dit kan zowel een aardse als een geestelijke nood betreffen. We weten dat nood leert bidden. Dan lezen we: “Roep Mij aan in de dag van benauwdheid, Ik zal u eruit helpen en gij zult Mij eren” (Ps. 50:15). Je zou 5015 het ‘telefoonnummer van God’ kunnen noemen. Er staat ook geschreven: “Wees deelgenoot in de noden van de heiligen” (Rom. 12:13). Ben je ermee bezig hoe je kunt bijdragen in de noden van anderen?

  1. Het principe van de kruispunten

In Jeremia 6:16 (NBV) staat: “Dit zegt de HEER: Ga op de kruispunten staan, denk na, kijk naar de oude wegen. Welke weg leidt naar het goede? Sla die in, en vind rust.” Als mensen op een kruispunt in hun leven staan en zij moeten kiezen welke weg ze in moeten slaan of gaan bewandelen, dan is het voor ons zaak om tevoorschijn te komen. De mensen weten vaak niet welke weg heilzaam is. Satan is ook actief op de kruispunten van het leven en hij zegt: “kom maar hier, ‘k zal voortaan je leven wel vervullen met plezier.” Wij mogen dan in Jezus’ naam een richtingaanwijzer zijn (die zit niet alleen in je auto!) om mensen te helpen het goede pad te kiezen. Op een cruciaal moment van NOOD in iemands leven, bijv. een ernstige ziekte, een sterfgeval of bijv. als iemand werkloos wordt of in een echtscheiding verwikkeld is, staan zij meer open om een raad aan te nemen vanuit de Bijbel of hulp te krijgen door gebed. Op die wijze kan een mens op een kruispunt in zijn/haar leven tot nadenken, tot bezinning komen. Dan mogen wij alert zijn en tevoorschijn komen om mensen van dienst te zijn om een nieuwe, goede keuze te maken die hen helpt God te ontdekken.

  1. De wet of het principe van zwak zijn

Mensen komen soms in hun pogingen en geploeter of gepieker in het aardse leven aan een eind: ze raken moe, worden soms zat van zichzelf, kortom: zijn zwak en uitgeput. Deze zwakte kan een aanleiding voor mensen worden om Gods kracht nodig te krijgen (2 Kor. 12:10). Het gebeurt ook regelmatig dat mensen weer nieuwe kracht opdoen met iets anders: iets wat het afleidt en voortaan bezighoudt en dat daarbij aan God niet wordt gedacht. Daarover lezen we in Jes. 57:10 (NBG) een interessant vers: “Door uw verre tocht werdt gij moede, toch hebt gij niet gezegd: Ik geef het op. Nieuwe kracht hebt gij gevonden; daarom werdt gij niet uitgeput.”

  1. De wet of het principe van erkenning der waarheid

Wil iemand deel gaan krijgen aan het evangelie, dan zal hij de waarheid moeten willen erkennen dat God bestaat en dat Jezus Zijn Zoon is die werd gekruisigd voor onze zonden en opstond om ook ons een nieuw leven te laten beginnen. Om tot erkenning van de waarheid te komen zul je als mens in moeten gaan zien dat je een zondaar bent die redding en vergeving nodig heeft. Want: “Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet…Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” (1 Joh. 1:8,10). “God wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:4). In verband met discipelschap sprak Jezus: “Als u in mijn Woord gelooft, bent u werkelijk discipelen van Mij en u zult de waarheid (er)kennen/verstaan en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31-32). Mensen hebben een alarmsignaal nodig in hun leven: ze moeten als het ware 112 bellen, dat wil zeggen: Joh. 1:12 “Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij de macht gegeven om kinderen van God te worden, hun die in zijn naam geloven.”

  1. De wet of het principe van de nederigheid

Trotse mensen en hoogmoedigen zijn niet ontvankelijk voor het evangelie. God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade (1 Petr. 5:5; Jak. 4:6). Maria zei: “Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares” (Luk. 1:48). We kunnen onszelf afvragen: in welk soort bodem groeit de vrucht van de Geest in Gal. 5:22? Het antwoord is dat alleen in de grond van nederigheid de geestelijke vrucht tot bloei komt. In Matth. 23:12 vinden we de kern van dit goddelijke principe: “En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.”

NOG ENKELE PRINCIPES:

Altijd bereid verantwoording af te leggen van de hoop die in je is

In 1 Petr. 3:15 vinden we: “Heiligt de Christus in uw harten als Heere, ALTIJD BEREID tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze en met een goed geweten…” Hier geven we niet uit eigen initiatief ons getuigenis, maar mensen stellen dus zelf vragen om meer onze levende hoop te weten te komen. Dan zullen we ingaan op de vraag en getuigen met zachtmoedigheid en respect in een zuiver geweten.

Je levenswandel moet de mensen trekken

Bij collega’s, buren en familieleden kunnen wijze woorden iets wekken, maar ons onbevangen levensvoorbeeld zal hen dienen te trekken. Als wij zeurpieten of chagrijnen zijn als christenen dan is dat niet bepaald een getuigenis. Zijn wij een voorbeeld voor onze jonge mensen dat veilig nagevolgd kan worden?

Hoe werkt een vrouw die ‘met man en macht’ getrouwd is?

Een ongelovige man of vrouw kun je als echtgenoot/echtgenote niet winnen door steeds tegen hem/haar aan te preken. In 1 Petr. 3:1-2 staat een goddelijk principe dat “zij door de levenswandel zonder woorden gewonnen kunnen worden, doordat zij uw reine levenswandel in de vreze des Heren waarnemen.” Als je in die situatie zit ben je ‘met man en macht getrouwd’ en moet je daartussen scheiding maken met die macht door liefde voor de mens te betonen. Je moet dus eerst de Heer tot je man/vrouw brengen en niet eerst je man/vrouw tot de Heer proberen te leiden.

Gedoseerde waarheid

Vaak willen we graag de waarheid van het evangelie onderwijzen, doceren, maar het is veel verstandiger de waarheid gedoseerd te brengen in behapbare porties, zodat we mensen niet ‘overrulen.’ Laten we nauwlettend leren toezien op onszelf dat we niet met onze – op zichzelf genomen wellicht juiste – woorden de ander overweldigen. Laten we beseffen dat confrontatie zonder relatie leidt tot separatie. Dat slaat geen begaanbare bruggen, maar schept verwijdering. Er is nog veel aan waarheid te zeggen, maar de grote vraag is: hoe kom ik over de brug? Kan die ander dat nu dragen? Is de tijd al rijp om dat inzicht of die openbaring met hem of haar te delen? Ik hoef niet alle waarheid die ik weet en het liefst ook beleef in één keer aan de man/aan de vrouw te brengen. Het gaat allereerst om wat nu nodig is, waar de ander (mogelijk) behoefte aan heeft op dit ogenblik. Wat betreft de rest: geduld, dat komt later. Daarin wijst en leidt de Geest der waarheid de weg tot de volle waarheid! (Joh. 14:13). Dat haalt je meteen uit de krampachtigheid, want je spreken en getuigen mag onbevangen, spontaan en echt zijn en blijven.

Wees zelf een vluchtheuvel

In het verkeer is een vluchtheuvel een veilig plekje te midden van het voortrazende verkeer. Vluchtheuvels zijn een hulp bij het oversteken, bij je lopen naar de overkant. Daar kun je even op adem komen en goed letten op gevaarlijk verkeer (ook in de geestelijke wereld). Er zijn machten willen mensenlevens pletten, beschadigen en platwalsen als ze de kans krijgen. Jes. 16:4 zegt: “Wees hun een toevlucht (NBG-vert.) of schuilplaats (HSV) tegen de verwoester.” Ben jij er tot beschutting tegen de wind en als een toevlucht tegen de stortbui? (Jes. 32:1-2). Is onze gemeente een toevluchtsoord voor mensen die in de clinch liggen met hun situatie, met anderen, met zichzelf? Kunnen ze bij ons opademen, verademing en verkwikking vinden midden in hun worsteling? Er zijn mensen die denken: “niemand ziet naar mij om, niemand vraagt naar mij.” Maar hoe is het met jou, ga er een ‘kom’ van je leven uit?

Laat de gemeente een herberg zijn

De gemeente is toch ook bedoeld als een herberg voor verdwaalde reizigers naar de eeuwigheid. Daar kun je terecht met je nood en je wonden laten verbinden. In het huis van de Heer kun je je smarten delen en kun je je lasten kwijtraken door ze af te leggen. Daar weet men dat Gods liefde harten heelt. Daar leeft men van de bijstand, de bijstand van God. Daar kom je bij en word je vrij van je moeheid en je matheid. Daar is bescherming voor de nacht van het leven. Daar put je nieuwe kracht en schep je vreugde uit de bron van het heil. De gemeente is een oase in de woestijn van het leven. Daar zegt Jezus: “Mijn last is licht en Mijn juk is zacht.” (Matth. 11:30). Je vindt rust voor je ziel.

Word een zuil (onze draagkracht mag toenemen)

En wat onszelf betreft: laten wij niet bidden om lichtere lasten, maar om sterkere schouders. Het is Gods bedoeling dat we terwijl we meebouwen aan de gemeente niet de moed verliezen door te denken: het gaat niet lukken. In de tijd van Nehemia werd er gezegd: “De kracht van de lastdragers schiet te kort en er is veel puin” met als conclusie: wij zijn niet in staat te herbouwen. (Neh. 4:10). Echter: “De God van de hemels zal ons doen slagen en wij, zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen” (Neh. 2:20). God verlangt van ons dat wij “elkaars lasten dragen” (Gal. 6:2). God zoekt steunpilaren, zuilen in Zijn tempel die draagkracht hebben om in geduld en met hoop de anderen te ondersteunen (Gal. 2:9). Tegen zulke mensen mag je een tijdje aanleunen, om op een gegeven ogenbik weer op eigen benen te kunnen staan. Zij worden niet moe het goede te doen (Gal. 6:10). “Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan” (Openb. 3:12).

Geve God ons allen op dit gebied toename in wijsheid om het uit te werken in de praktijk!

Jildert de Boer

jadeboer@hetnet.nl
 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *