Is het Israëlisme bijbels? deel 1
Notities bij Joodse wortels, verbonden-zijn met het Joodse volk en Gods land
Inleiding
Wat mij op het hart ligt, is een andere kijk op het thema ’Israël’ te geven en een ander geluid te laten horen dan het vele dat overheersend in de christenheid over dit onderwerp te horen is en waarvan ik soms een beetje moe wordt… Dat kan aan mijzelf liggen. Ik heb vrienden – broeders en zusters – die een andere visie op deze belangrijke bijzaak hebben en die broeder- en zusterband zal en kan wat mij betreft blijven, want het gaat er niet om personen aan te vallen. Inhoudelijk wil ik – naast een aantal zaken, die ik eerder hieromtrent schreef op mijn website – nog eens enkele hoofdzaken weergeven hoe de Bijbel, in het bijzonder het Nieuwe Testament, geestelijk licht op Israël geeft. Althans voor zover mijn inzicht reikt (een belangrijke slag om de arm).
Er is een enorme belangstelling voor het land en het volk Israël onder veel christenen. Men vraagt zich af wat voor bijbelse betekenis Israël vandaag kan hebben. Niet weinigen menen dat je kunt zien hoe ver we in de eindtijd zijn door te kijken naar hoe laat het is op de klok van Israël. Bedoelt men daarmee een natuurlijk volk dat ongelovig is, dat als geheel buiten Christus staat en dat strijd voert tegen vlees en bloed?
Het beste advies dat sommigen aan christenen mee willen geven is: “Ga terug naar je Joodse wortels.” Een hulpmiddel daarbij is tegenwoordig bijvoorbeeld de Kesjer-cursus (ziehttp://www.shoresh.nl/). Op deze website staat: vóór Israël en Gods volk. We lezen daar wat de cursus inhoudt: “De Kesjercursus is een basiscursus over de Hebreeuws-Joodse wortels van het christelijk geloof. De cursus is met name bedoeld voor christenen die zich willen verdiepen in de Hebreeuws-Joodse oorsprong van hun geloof, de Bijbel en het land van de Bijbel, Israël.”
Met goede bedoelingen, daar gaan we vanuit, maar de vraag is of deze cursus niet een bijbels gezien eenzijdige voorlichting geeft. Worden locale gemeenten van Jezus Christus met de input van zo’n cursus geholpen of werkt de inhoud daarvan als een afleider van het werkelijke doel van gemeente-zijn? Het doel van de gemeente is niet het herstel van het natuurlijke Israël, maar het evangelie verkondigen aan alle volken (Matt. 24:14 en Matt. 28:19) en het herstel van de gehele schepping (Rom. 8:19-23).
Wij zien om ons heen dat het populair is geworden dat ook christenen uit de heidenen de sabbat gaan vieren en daarbij ook de Joodse feesten uit Leviticus 23 adopteren. Christenen verbinden zich met de Joodse rituele religie, zien Israël als het volk van God en beschouwen het Joodse land als het heilige en het bijzondere land van God. In dit verband schrijft men zelfs over het Heilige Land met hoofdletters. Hoe moeten wij als christenen over dit ‘Israëlisme’ denken?
Collectief schuld belijden?
Sommigen gaan zo ver dat ze ‘onze schuld ten opzichte van het Joodse volk’ gezamenlijk gaan belijden. Er is immers in de geschiedenis, ook die van de kerk, regelmatig sprake geweest van antisemitisme en deze Jodenhaat werd niet slechts gevonden bij de veroorzaker van de Holocaust, Adolf Hitler. In het boek Esther was dit al bij Haman het geval.
Zelfs christelijke mannen van naam als Thomas van Aquino en Luther hielden zich mee bezig met de haat tegenover de Joden, die beschouwd werden als Godsmoordenaars. Om nog maar niet te spreken over het geweld van de kruisvaarders in hun kruistochten in de Middeleeuwen. De kruistochten of ook wel kruisvaarten waren militaire ondernemingen van de westerse christenen tussen 1095 en 1271 in Palestina. Vreselijk!
Je kunt echter niet stellen dat wij als christenen daar allemaal collectief verantwoordelijkheid en aansprakelijk voor zijn. Ik weet in elk geval van mijn vader dat hij Joodse onderduikers verborgen hield in de Tweede Wereldoorlog. Ontzaglijk veel Nederlanders hebben zich ingezet om hun Joodse naaste uit handen van de Nazi’s te houden. Ook mensen met een zogenaamde ‘geestelijk Israëlvisie’ namen het op zich om Joden te laten onderduiken met gevaar voor eigen leven.
Hoezo collectief schuld belijden over wat eeuwen geleden gepasseerd is, hoe ernstig mis en verschrikkelijk soms ook? Wij hebben er als mens van nu part noch deel aan. Hooguit kunnen we erkennen dat – in het algemeen gesproken – de rol van de kerk tegenover Israël in de geschiedenis vaak niet fraai is geweest. Dit komt uiteraard nog steeds naar voren in het gesprek met Joden dat de christelijke kerk (vaak het ‘verbasterde Babel’ in de praktijk) het in de historie behoorlijk heeft verbruid in haar soms kwalijke optreden naar het natuurlijke Israël. Toch blijft overeind dat ieder van ons slechts verantwoordelijk is voor zijn eigen zonden en wij zijn niet collectief verantwoordelijk voor de zonden van het voorgeslacht (Ezech. 18:19-20; Rom. 14:12).
Vervangingstheologie?
In de theologie meenden de klassieke kerken dat een (in feite) meestal vleselijk christendom de plaats van het Joodse volk had ingenomen en dat het natuurlijke Israël geheel was afgeschreven. Dit wordt ‘vervangingstheologie’ genoemd, waarbij een christendom van historische volks- en familiekerken de plaats van het oude verbondsvolk Israël had ingenomen. “Niet allen die van Israël afstammen zijn Israël” (Rom. 9:6). Het ware Israël, dat zijn de besnedenen van hart door de Geest met de aan hen toegevoegde in Christus gelovende heidenen, heeft wel het verharde, ongelovige deel van het natuurlijke Israël vervangen, en brengt de vruchten voort die aan de bekering beantwoorden. Daarom sprak Jezus immers: “Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de VRUCHTEN daarvan opbrengt” (Matt. 21:43).
Het ware volk van God was altijd de minderheid, die de meerderheid in het kwade niet volgde (vergelijk Ex. 23:2) en deze Gemeente van Jezus Christus is altijd samengesteld geweest uit een getrouw Joods overblijfsel en de daartussen geënte heidenen naar het beeld van de ene (!) olijfboom in Romeinen 11. Het woord tussenenting is veel meer op zijn plaats dan het woord vervanging, alsof Israël finaal zou hebben afgedaan.
Hoop voor het natuurlijke Israël
“God heeft zijn volk toch niet verstoten. Volstrekt niet!” (Rom. 11:1-2). “Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade” (Rom.11:5).
Is er hoop voor het natuurlijke Israël? Zeker! “De Here had niet gezegd, dat Hij de naam van Israël van onder de hemel zal uitwissen” (2 Kon. 14:27). De velen die gezegd hebben: “Komt laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht” (Ps. 83:5-9) zal dit daarom nooit lukken. Jesaja schrijft op diverse plaatsen dat er altijd een overblijfsel of rest behouden zal worden en in Romeinen 11:23 lezen we: “Maar ook zij zullen, wanneer (voorwaarde!) zij niet bij hun ongeloof blijven weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten.”
Tot jaloersheid verwekken
Paulus was intens bewogen over zijn eigen volk (Rom. 9:1-5; Rom. 10:1) en wilde graag enigen uit hen behouden door zo mogelijk zijn vlees en bloed tot naijver (= jaloersheid) op te wekken (Rom. 11:14-15). De gemeente of wat in de geschiedenis doorging voor ‘gemeente’ heeft meestal het getuigenis naar de Joden verpest door geen voorbeeld tot jaloersheid of tot verlokking te zijn. Een begeleidend verschijnsel van de ware gemeente, die het leven van Christus uitstraalt, is: dat door de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming vinden (Rom. 11:31).
Israël of Christus?
De gedachte bij de leuze ‘terug naar de Joodse wortels’ is een reactie op het Griekse denken (Hellenisme) in het christendom. Hierin zit een kern van waarheid en er is op zichzelf genomen niets op tegen om meer te kijken naar Hebreeuwse achtergronden.
De grote vraag is echter: wie of wat komt centraal te staan in het denken? In ‘Israël Aktueel’ van september 2015 geeft iemand het volgende getuigenis: “Door Israël leerde ik God kennen.” In het hele artikel komt de naam van Jezus Christus niet voor! Hier zien we dat op een subtiele manier niet Christus, maar Israël centraal komt te staan.
Het woord ‘Israël’ (Gen. 32:28) betekent strijder van God, maar dan niet meer om een aards Kanaän te veroveren, evenmin meer met tanks en bommen, zoals de huidige staat Israël, maar een strijder van God zijn in de sterkte en kracht van Gods macht tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Ef. 6:10-12).
Het Oude Testament lezen in nieuw-testamentisch licht
Er zijn er die prachtige uitspraken hebben gedaan over de verhouding tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Ik noem er enkele: “Het Oude Testament is Gods plaatjesalbum bij het Nieuwe Testament” en “het Nieuwe Testament is het verklarend zakwoordenboek bij het Oude Testament”. De schaduwbeelden in het Oude Testament, zoals de offers, de priesters, de sabbat, de besnijdenis, de feesten en de profetieën tonen voor christenen onder het Nieuwe Verbond de geestelijke werkelijkheid in Christus en in de Gemeente. Hoe nodig is het dat we Oude Testament lezen in het betere en meerdere licht van het Nieuwe Testament! In het Nieuwe Testament is sprake van voortschrijdend inzicht en daarom gebruikt de Hebreeënbrief, die het Oude en Nieuwe Verbond met elkaar vergelijkt, 14x het woordje ‘beter’, o.a. ‘beter verbond’ (Hebr. 8:6). In dat heldere perspectief na de komst van Christus en met de Geest van Pinksteren is de grote nadruk die men in het ‘Israëlisme’ legt op de Thora, de wet, niet goed te begrijpen.
Uiteraard stemmen wij in dat het Nieuwe Testament ook niet te verstaan is zonder het Oude Testament. De beelden die bijv. in het boek Openbaring gebruikt worden, zijn grotendeels ontleend aan het Oude Testament en hoeveel verwijzingen vinden wij in het Nieuwe Testament niet naar teksten in het Oude Testament.
Van de genade terug naar de wet: het Judaïsme
In de Galatenbrief heeft Paulus het over “zijn vroegere wandel in het Jodendom” en dat hij het in het Jodendom verder gebracht had dan vele van zijn tijdgenoten onder zijn volk als hartstochtelijk ijveraar voor zijn voorvaderlijke overleveringen (Gal. 1:13-14). Paulus waarschuwt in deze brief voortdurend om niet terug te keren naar het Jodendom met haar werken der wet om behouden te worden. Van deze moederschoot (= het Jodendom) was Paulus afgezonderd (gesepareerd staat er letterlijk) en door Gods genade geroepen, toen het Hem behaagd had, Zijn Zoon in hem te openbaren (Gal. 1:15-16).
De Judaïsten predikten een terugkeer van de genade en het geloof in Christus naar de wet. Paulus verzette zich krachtig tegen hen die onder meer de besnijdenis voor heidenen wilden invoeren (Gal. 2:14; Gal. 5:2-4; Gal. 6:12-15, vergelijk Hand. 15:5-11) en dagen, maanden, vaste tijden en jaren waarnamen (Gal. 4:10). De ‘Studiebijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek’ zegt hierover: “Bij ‘dagen’ valt te denken aan sabbatsonderhouding, bij ‘maanden’ aan de nieuwe maansdagen (vgl. Num. 28:11-15), bij ‘vaste tijden’ aan de feesten, zoals bijv. genoemd in Lev. 23 en bij ‘jaren’ aan het onderhouden van het jubeljaar (vgl. Lev. 25; Deut. 15:1-11).” Paulus wil niet dat hun leven onder de beheersing van wettische regels zal komen te liggen volgens de Joodse kalender.
De apostel Paulus riep uit: “Wie heeft u betoverd, wie Christus Jezus toch als gekruisigde voor ogen geschilderd is?” Deze betovering kwam ongetwijfeld van vrome, religieuze geesten via menselijke dwaalleraars, die Paulus valse broeders noemde (Gal. 2:4).
In de brief aan de Filippenzen somt Paulus op wat hij aan verdiensten had door zijn geboorte uit en opgroeien in het volk Israël, waardoor hij op vlees had kunnen vertrouwen (“naar de gerechtigheid der wet onberispelijk”), dit alles wat hem winst was, heeft hij om Christus’ wil schade geacht, omdat de kennis van Christus Jezus, zijn Here, dat alles te boven gaat (Fil. 3: 4-8).
De besnijdenis van het hart
Daarvoor had Paulus al gezegd: “Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen” (Fil. 3:3). Het gaat in het Nieuwe Verbond alleen nog om de besnijdenis zonder handen, van het hart, naar de Geest (Rom.2:28-29), de besnijdenis van Christus (Kol. 2:11-12).
Bij de besnijdenis van het vlees, als teken in gesteld bij Abraham in Gen. 17, werden de jongetjes van het verbondsvolk Israël ‘gemerkt’ door een ingreep aan de voorhuid van hun geslachtsorgaan. Immers, vanuit dat zaad zou de Christus voortkomen! Toen de beloofde Messias gekomen was en Hij verzoening bracht voor Jood en heidenen, werd de zogenaamde vleselijke besnijdenis overbodig. “Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgene is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God” (Rom. 2:28-29).
Het Nieuwe Verbond in Jezus’ bloed houdt alleen rekening met wie in Christus een nieuwe schepping is: uit Jood of uit heiden, er is geen onderscheid, besneden of onbesneden zijn naar het vlees betekent niets (Gal. 6:15, Gal. 5:6, Gal. 3:26-28, 1 Kor. 7:19, Rom. 10:12-13, Kol. 3:11 e.a.). De tussenmuur, die scheiding maakte tussen Jood en heiden, de vijandschap is weggebroken door Christus, die onze vrede is, die de twee één heeft gemaakt door het kruis (Ef. 2:14-16). Helaas richten zij die een andere weg voor Israël voorstaan, dan de weg die God met de gemeente voorheeft, deze tussenmuur weer hoog op!
Jildert de Boer
© Verdieping en Aansporing,
September 2015.
Geef een reactie