Is het Israëlisme bijbels? deel 4 slot

Notities bij Joodse wortels, verbonden-zijn met het Joodse volk en Gods land

Moeten we ons verbinden met het Joodse volk?

De gestelde vraag houdt in: moeten wij als christenen ons verbinden met een ongelovig volk, dat niet in Jezus Christus als de Zoon van God gelooft, laat staan Hem gehoorzaamt? Doen wij mee met hun rituele religie onder de wet, waarbij het zichtbare-uiterlijke zozeer centraal staat?

Het grote misverstand, dat breed verbreid is in christelijke kringen, wordt gevormd door de gedachte: “Israël is Gods volk.” Als je op Family 7 naar de uitzendingen met br. Jan van Barneveld kijkt over de eindtijd met daarin een prominente kijk op het natuurlijke Israël, kan dat erin gaan als ‘zoete koek’ bij vele christenen. Toch zijn we geroepen om het een en ander te toetsen aan de Bijbel.

Is Israël zonder Christus volk van God? Naar mijn overtuiging is het antwoord op deze vraag: nee. God houdt er niet naast de Gemeente van Jezus Christus, bestaande uit een Joods overblijfsel en heidenen die er tussengevoegd zijn, een tweede volk op na: het natuurlijke volk Israël in het Midden-Oosten.

Al kunnen we in natuurlijk opzicht best veel sympathie voor het volk Israël hebben, toch zullen we ons niet geestelijk verbinden met het Joodse volk in hun ongeloof of met de orthodoxe Joden die wiegend bij de Klaagmuur bidden, maar dit niet doen in Jezus’ naam.

 

Bijbelse terugkeer naar het land?

 

“Ja maar, zegt die terugkeer in 1948 jou niet dat dit Gods volk is? ”

Nee, in bijv. Deut. 30:1-10 lezen we over de voorwaarde tot een werkelijke terugkeer: “En wanneer gij u dan tot de Here, uw God, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebiedt, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel – dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verstrooid heeft. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Here, uw God, zal u bijeenbrengen en vandaar halen; de Here, uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijker maken dan de vaderen…wanneer gij naar de stem van de Here, uw God, luistert door zijn geboden en inzettingen te onderhouden, die in dit wetboek geschreven staan; wanneergij u tot de Here, uw God, bekeert met geheel uw hart en met geheel uw ziel” (Deut. 30:2-5,10).

Hier zien we de beloften van God, die echter conditioneel, dat is voorwaardelijk, zijn, dat wil zeggen: met het drie keer gebruiken van het woordje ‘wanneer’ wordt de voorwaarde van bekering gekoppeld aan de terugkeer naar het land. Deze bekering heeft noch in 1948, noch in 1967, noch daarna plaats gevonden. Integendeel, zo’n 70 % van de Israëli’s is atheïst.

Er zijn geen beloften voor een bekering van het totale volk Israël. “Aldus (= op deze wijze) zal gans Israël behouden worden” (Hebr. 11:26) betekent niet dat alle individuele mensen van het volk Israël behouden worden, bijv. Achab en Karl Marx incluis. Het ongehoorzame deel wordt niet behouden. Er is een gedeeltelijke (niet: tijdelijke) verharding (Rom. 11:7,25).

Het Israël naar de geest zal bestaan uit Joden en heidenen: allen die geestelijk besneden zijn van hart en de geestelijke sabbat in hun binnenste kennen. Wel lezen we: “Het overblijfsel van Israël zal een grote schare zijn” (Jer. 31:7-8). Alleen door het aannemen van Jezus Christus als Zoon van God is er hoop voor hen. We mogen bewogen zijn over Joden, maar evengoed over Palestijnen en alle anderen die Jezus niet als Verlosser en Heer (er)kennen.

 

De Vader niet zonder de Zoon en de Zoon niet zonder de Vader

 

We geven een paar teksten, die duidelijk maken dat het kennen van de Vader en de Zoon niet van elkaar losgekoppeld kunnen worden:

 

  • “Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon” (2 Joh. 9).
  • “Wie Mij (Jezus) niet eert, eert ook de Vader niet die Mij gezonden heeft” (Joh. 5:23).
  • “Wie Mij (Jezus) haat, haat ook Mijn Vader” (Joh. 15:23).
  • “Een ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader” (1 Joh. 2:23).

 

Zie je, dat wanneer je hierbij aan de Jood in zijn algemeenheid denkt, het ‘Israëlisme’ je een dwaalspoor spoor zet? Sinds het kruis van Christus, de uitstorting van de Geest in Hand. 2 en Hand. 10, de uitspraak in Hand. 28:28 “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” en de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 staat Israël gelijk aan de andere volkeren en is er geen onderscheid meer. Christus is het brandpunt in de heilsgeschiedenis. Er is geen speciale positie voor het volk Israël meer onder het Nieuwe Verbond.

 

Is Israël Gods land?

Ik weet dat Lev. 25:23 zegt: “Het land is van Mij.” Erets Jisraeel’ (het land Israël). Het woord ‘erets’ betekent zowel land als aarde. De profeten zeggen: “De aarde zal vol worden van de kennis des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren die de bodem der zee bedekken” (Jes. 11:9; Hab. 2:14). In Jesaja 54:5 lezen we ”…Uw losser is de heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden.” In Jak. 5:7 wordt gesproken over “de kostelijke vrucht der aarde” (of evengoed weergegeven door: “des lands”) als gevolg van vroege en late regen.

In het Nieuwe Verbond bestaat er geen Heilig Land, geen aardse heilige stad, geen aardse, stenen tempel, dus geen enkele heilige plaats. Kerkgebouwen als heilig zien is on-Bijbels. Wij kunnen en mogen God overal aanbidden: in onze binnenkamer, in de auto, op de fiets, in de samenkomsten van de gemeente, enz. Uiteraard kan het voor een christen uit de heidenen boeiend zijn het land van de Bijbel zelf in ogenschouw te nemen, om een beter beeld te krijgen van de historische verhalen.

De Samaritaanse vrouw zei tegen Jezus: “Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij bidt wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid, want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid” (Joh. 20:20-24).

Het is dus volstrekt onbelangrijk bij het bidden waar ons lichaam zich bevindt. Bidden is in waarheid bezig zijn in de geest, dat is: je in de hemelse gewesten tot God richten. Het volk van God van het Nieuwe Verbond wandelt op ‘eigen bodem’ op ‘de grond des Heren’ in de hemelse gewesten (= de onzichtbare, geestelijke wereld), dat voor sommige christenen nog ‘onbekend land’ is. In het boek Daniël wordt er gesproken over “de heiligen der hoge plaatsen” (Dan. 7:18,22,27, SV).

 

Een zichtbare, letterlijke of een onzichtbare, geestelijke tempel

 

“De tempel in Jeruzalem zal worden herbouwd” is ook zo’n gedachte uit het ‘Israëlisme.’ Wij die vanuit het werk van Jezus Christus op Golgotha leven, weten dat het ene grote offer voor onze zonden daar gebracht is en dat op die wijze “God de wereld met Zichzelf verzoenende was door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond vermaande; in de naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen” (2 Kor. 5:19-21).

Een eventuele te bouwen tempel in Jeruzalem met levitische priesters, die schaduwachtige offers brengen, is voor ons van geen enkele geestelijke waarde. Het is een terugkeer van het Nieuwe Verbond naar het Oude Verbond. Het Nieuwe Verbond kent een tempel van God in de Geest, een geestelijk huis van levende stenen, dat is de gemeente, die samengesteld is uit Jood en Griek (Ef. 2:21-22; 2 Kor. 6:16; 1 Petr. 2:5; 1 Tim. 3:15; 1 Kor. 3:16-17; Hebr. 3:6).

Als wij Schrift met Schrift vergelijken, dan kan het woord ‘tempel’ in het Nieuwe Testament, dat overal geestelijk voor de gemeente wordt gebruikt, niet ineens weer een letterlijke tempel zijn. De twee teksten die men daarvoor hanteert, zijn:

 

“De tegenstander die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan Zich te laten zien, dat hij een god is” (2 Tess. 2:4). Het gaat hier over de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, de antichrist. De geest van de antichrist zet zich in de tempel van de mens (die bestemd is voor de heilige Geest, 1 Kor. 6:19) en in de afvallige, Babylonische gemeente, waar men zonde en God tegelijk mag dienen.

 

“En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op, meet de tempel Gods en het altaar en hen die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten en meet die niet; want hij is aan de heidenen prijsgegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang” (Openb. 11:1-2). Uit Openb. 11:19 “de tempel Gods, die in de hemel is, ging open…” weten wij dat het ook hier om de geestelijke betekenis van de tempel gaat.

De voorhof is het aardse Babylonische-christendom, dat innerlijk verdeeld is, en wordt prijsgegeven aan de heidenen (= de antichrist en de machten der duisternis nemen de voorhof in ). Het vertreden van de heilige stad wijst op het zout dat zijn kracht verloren heeft en vertreden wordt (Matt. 5:13). De tempel en het altaar wijzen op de ware Gemeente, die de volwassenheid, de mannelijke rijpheid, bereikt en gemeten wordt “naar de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Ef. 4:13).


Slotopmerkingen

Ik besef dat ik in dit artikel tegen de heersende stromingen van het ‘Israëlisme’ op zwem. Die tegenstroom zal waarschijnlijk niet door ieder gewaardeerd worden, maar kan goed bijbels onderbouwd worden. Dit lijkt me nuttig, omdat eenzijdige Israëlvisies herhaaldelijk de aandacht en de voorrang vragen in christelijke gemeenten om bijbels tegenstuur te geven en ‘wie het vatten kan, die vatte het.’ Het is uitdrukkelijk niet mijn opzet broeders en zusters aan te vallen, want wij voeren geen strijd tegen bloed en vlees. De broeders en zusters van het ‘Israëlisme’ krijgen in elk geval stof tot nadenken en ter overweging om hun visie bij te stellen en ik weet hoe moeilijk het is om oude inzichten los te laten.

Het is goed mogelijk om met de geschetste andere benadering een geheel andere zienswijze vanuit de Bijbel, in het bijzonder het Nieuwe Testament, op te bouwen, die veel meer recht doet aan de betekenis van het Nieuwe Verbond en de Gemeente van Jezus Christus. De heersende Israëlleer doet tekort aan de Gemeente van Jezus Christus en richt onze blik naar de aarde, dat wil zeggen naar het Midden-Oosten, in plaats van naar het bedenken van de dingen die boven zijn, waar Christus is (Kol. 3:1-2). De aardse Israël-visie zet christenen helaas op het verkeerde been. Ik wil hen toeroepen: Er is een beter alternatief!

Ik weet dat het een populaire lering is – die we in dit bestek niet besproken hebben, maar in andere artikelen wel – dat de Gemeente VOOR de grote verdrukking zal worden opgenomen en dat God daarna de draad met Israël weer oppakt. Deze visie wordt door zeer velen gehuldigd, maar kan de bijbelse toetssteen evenmin doorstaan (zie de artikelen op mijn website ‘Opname voor de grote verdrukking?’ 1, 2 en 3).

We eindigen met twee teksten die ons zicht geven op de manier waarop we de oud-testamentische profetieën en beloften moeten uitleggen en begrijpen:

 

  • “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de door u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan” (1 Petr. 1:10-12).
  • “Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons” (2 Kor. 1:20).

Het is essentieel te weten dat God zijn beloften nooit vervult buiten Jezus Christus om. De vervulling van de profetieën heeft altijd betrekking op Christus en hen die in Christus zijn, de gemeente van de levende God. Het doel van de gemeente is dat de volwassen en volgroeide zonen van God geopenbaard worden, die samen met de eerstgeboren Zoon onder vele broeders (Rom. 8:29), de zuchtende schepping gaan herstellen (Rom. 8:18-23).

Jildert de Boer
© Verdieping en Aansporing,
September 2015.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *