Sjaak Roose, Hij leefde voor zijn Heer (interview met zijn vrouw en zoon)
Wim Rhebergen
1 oktober 1998 stierf de heer Sjaak Roose, evangelist.
Hij bezocht vanaf 1997 de dagbehandeling De Meidoorn en werd later opgenomen op afdeling Klaverblad Zuid.
In september vroegen we zijn vrouw of ze bereid was samen met haar man mee te werken aan een interview in de Birkbode. Na zijn overlijden stelden we mevrouw Roose de vraag opnieuw. Zij stemde toe in een gesprek. Samen met haar zoon Jan-Kees had ik een maand later bij mevrouw Roose thuis het volgende gesprek.
Zijn overlijden
“Hij was niet bang voor de dood. Hij was klaar om zijn Heer te ontmoeten,” zegt mevrouw Roose. “Wij zijn tot het laatste moment bij hem geweest. Hij had heldere momenten en wist dat wij bij hem waren. We hebben met hem gelezen en gebeden. Hij was rustig en had vrede in zijn hart. Toen zijn hart zwaar en vlug pompte, heb ik om een kalmerend middel gevraagd. En toen is hij weggegleden uit dit leven.”
Jan-Kees gaat verder: “Door de verschillende herseninfarcten is hij een andere man geworden. Rustig, vriendelijk, zachtmoedig, iemand die naar je luisterde en liefde uitstraalde. Wij zijn eigenlijk heel blij dat we die kant van hem hebben leren kennen. Vroeger was dat anders. Hij was een dynamische man, een gedreven mens, een krachtige, imponerende persoonlijkheid die wist wat hij wilde, een man die leefde voor zijn Heer.”
Goes
Mevrouw Roose: “Ik leerde hem al in mijn kinderjaren kennen. We zaten op dezelfde school, hij twee klassen hoger dan ik. Hij woonde aan de rand van Goes, ik in het centrum. We gingen ook naar dezelfde kerk. We waren Nederlands Hervormd.
Zijn vader was vertegenwoordiger in levensmiddelen en mijn vader had een kapperszaak.
In de oorlog zijn we getrouwd. Hij was toen 25 en ik 22. Het hield voor mij in dat ik de Nederlandse nationaliteit kreeg. Ik ben namelijk geboren in Hongarije.
Mijn vader was gestorven aan de tbc en mijn moeder was een arme vrouw.
Als gevolg van de tweede wereldoorlog was de situatie in Hongarije moeilijk.
Toen ik vijf jaar was (1926), werd ik met een kindertransport naar Nederland gebracht. In eerste instantie was dit voor een jaar.
Ik werd geplaatst bij een kappersfamilie in Goes. Ik voelde me er gelukkig.
Eindelijk had ik weer een vader. Ik liep de hele dag achter hem aan. Het waren lieve mensen. Ik werd helemaal in het gezin opgenomen.
Toen ik na een jaar weer naar Hongarije terug ging, werd gezegd dat ik weer bij mijn pleegouders terug mocht komen. Mijn moeder heeft daarvoor toestemming gegeven. Ze zag dat het in Nederland goed met me ging. Voor een moeder is het altijd moeilijk om een kind af te staan, maar zij was niet egoïstisch en ze heeft me nooit terug geroepen.
Veel later, in 1957, een jaar na de Hongaarse opstand, heeft ze ons bezocht. We woonden toen in Rotterdam. Ze leerden mijn pleegouders kennen en we hebben haar Nederland laten zien. Maar ja, de koude oorlog was op zijn hoogtepunt, ze was wantrouwig en dacht dat ze voortdurend gevolgd werd. En er waren taalproblemen. Toch is het heel goed dat ze geweest is. Het heeft ook mij een gevoel van voldoening gegeven.
Later is ze opnieuw getrouwd. Het contact is toen minder geworden.
Door mijn huwelijk werd ik dus Nederlandse. Er viel een last van me af. Ik was voortaan niet meer verplicht om mij als buitenlandse bij de politie te melden.
Ook de vrees dat ze me vanuit Hongarije zouden oproepen voor zogenaamde ‘vrouwelijke dienstverlening’ was nu voorbij.
De predikant die ons huwelijk inzegende, had een tekst uit het boek Ruth gekozen: “Uw God is mijn God, en uw volk is mijn volk.” Het huwelijk betekende voor mij een geheel nieuwe periode in het leven.”
Waarom schrijft u dit allemaal op?
Mevrouw Roose stelt me de vraag waarom ik haar geschiedenis opschrijf?
“Dit is toch niet belangrijk? Het gaat toch om hoe een men tot geestelijke rijping komt?”
Ze schenkt nog een bakje koffie voor me in.
Jan-Kees vertelt van Mieke, zijn jonge zusje die op vroege leeftijd is overleden en die hij nooit gekend heeft. In 1944 is Mieke geboren. Ze leed aan een dubbele hersenvliesontsteking. De familie woonde in het bevrijde Zeeuws Vlaanderen, maar pas later, toen de familie in Rijswijk woonde, werd in het Leidse ziekenhuis geconstateerd dat er geen behandeling meer mogelijk was.
Mevrouw Roose: “Ik vond de verzorging van haar heel zwaar. Mieke kon niet zitten, niet praten, ze was blind en doof. Ik moest haar altijd dragen.
We hadden een draaibaar tuinhuisje waarin ze kon vertoeven.
Ze is vier jaar geworden. Toen ze stierf, zei ik “Dank u wel Heer”.
Ik wist dat ze bij Hem was en dat het lijden voor haar voorbij was.
Ik heb toen veel steun aan mijn geloof ervaren.
Na het overlijden van Mieke zijn we weer naar Zeeland verhuisd. Mijn man trad in de voetsporen van zijn vader en was een succesvol zakenman. In 1948 wordt Dick geboren, in 1951 Jan-Kees en in 1954 Annelies.”
Pinksteren
“Al voor de oorlog waren mijn man en ik in contact gekomen met de Oxford beweging, een opwekkingsbeweging die de nadruk legde op persoonlijk geloven en bekering.
Wij groeiden in het geloof.
In het begin van de jaren vijftig leren we de Pinksterboodschap kennen.
Het heeft het leven van mijn man en mij op de kop gezet.
Wij geloven dat na de persoonlijke bewustwording en bekering de mens de doop van de Heilige Geest mag ontvangen. Het is de herhaling van wat de Bijbel beschrijft wat er op de Pinksterdag gebeurde. De mens wordt vervuld van de Geest van God, hetgeen gepaard gaat met de gaven en bedieningen van de Geest: het spreken in tongen, het profeteren, de onderscheiding van geesten en de gave van genezing.
In 1958 kwam Osborn, een Amerikaans prediker, naar Nederland en sprak op het Malieveld. Pa was erbij betrokken.
Hij reed met grote plakkaten op zijn auto door stad en land, dit tot grote ontsteltenis van zijn baas. Elke avond gingen we er naar toe. Mensen kwamen tot geloof en zieken werden genezen. Het heeft zijn leven radicaal veranderd. Dat werd zijn bediening: de oproep tot bekering, de bevrijding van boze geesten, de genezing van ziekten en de doop met de Heilige Geest.”
Rotterdam en Amersfoort
“Ja, ik was vaak alleen thuis met mijn kinderen. Het was niet altijd gemakkelijk. Ik was wel eens opstandig. We woonden toen in Rotterdam, hij was op huisbezoek en ik zat alleen thuis. Toen kwam God tot mij, legde Zijn Hand op mijn schouders en zei: “Ik zal uw man eens roepen!”
Zeven jaar later woonden we in Amersfoort. Na een nachtbidstond hier in Amersfoort zegt mijn man: “Wij gaan meetings houden, opwekkingsconferenties.”
Mijn man werkte toentertijd bij Noack. Daarnaast was hij regelmatig in Driebergen op het conferentiecentrum Beukenstein.
Op een avond komt hij thuis en zegt: “Ik ben zo moe.” De volgende dag heb ik zijn baas gebeld dat hij niet kon komen om te werken. En de volgende dag weer. En toen zei ik: “Sjaak, moet je niet ophouden met werken en je helemaal tot de Heer wijden?”
In die dagen was het niet gemakkelijk om zomaar je werk op te geven en zendeling en evangelist te worden, Het betekende armoede en onzekerheid, maar ik begreep dat ik het nu tegen hem moest zeggen. God had me zeven jaar gegeven. En Sjaak, er leek iets van hem af te vallen, hij was ineens niet meer moe en stelde de baas van zijn besluit op de hoogte.
De heer Gast, zijn werkgever, was zo onder de indruk van zijn verhaal dat hij spontaan hem drie maanden salaris aanbood. We hebben altijd gekregen wat we nodig hadden. Hoewel de kinderen niet alles kregen wat ze tegenwoordig allemaal krijgen, hebben ze nooit tekort gehad. En we hebben nooit gesmeekt en gebedeld om wat geld. Vanaf 1959 tot 1994, het jaar van het herseninfarct, is mijn man actief geweest.”
Beukenstein, Groningen en de hele wereld
“In Beukenstein zijn we toen begonnen met de prediking van het volle evangelie: bekering, doop door onderdompeling en doop in de Heilige Geest. In 1968 hield dat op. Overal waren inmiddels gemeenten ontstaan die het werk van Beukenstein overbodig maakten. Mijn man is daarna enkele jaren voorganger geweest van de gemeente in Groningen.
Jan-Kees: “Eigenlijk was hij te groot voor één gemeente. Zijn energie was onuitputtelijk. Zijn visie bevatte de hele wereld.”
“Hij reisde de hele wereld over, werd uitgenodigd door kerken en bewegingen, hield grote campagnes overal ter wereld. Eerst in Engeland, Frankrijk en Duitsland, maar later ging hij naar Afrika, Azië en Amerika. Hij was in Uganda, Kenia, Zaïre, Zuid-Afrika, Ghana, Indonesië, de Philipijnen, India, Brazilië, enz.
Hij ging van stad tot stad.
In de tropische hitte hield hij diensten, ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds. Mensen kwamen tot bekering en genazen.”
Jan-Kees: “Hij was een man met geloofslef. Hij was krachtig, maar stelde zich ook helemaal open voor de Kracht van Boven. Hij kwam tussen zijn reizen door een maandje thuis om te rusten en ging dan weer op pad. Onvoorstelbaar wat hij deed en kon.”
De ommekeer
“Ineens was het afgelopen. Een herseninfarct maakte een eind aan het werk dat hij deed. 75 jaar oud. Pas na het infarct was hij nog vaak onrustig en wist ook niet meer wie hij was en wat hij had gedaan. Maar dit besef kwam toch mettertijd terug. Na een half jaar ongeveer leek hij te aanvaarden dat zijn leven zoals het was geweest, nooit meer terug kwam. Het is indrukwekkend dat iemand met zo’n leven dat kan.
Hij leek tot rust te komen. Het was goed zo! Het werk was gedaan.”
Geef een reactie