Wordt de gemeente voor de grote verdrukking opgenomen?
Kan Jezus vannacht al komen?
De gangbare bedelingenleer
Ongetwijfeld hebt u wel eens gehoord van de bedelingenleer, of hebt u mensen ontmoet die deze visie op de Bijbel aanhangen. De gewone, gematigde bedelingenleer, die doorgaans zeven heilsdispensaties onderscheidt, is in ons land met veel verve verdedigd door de broeders van de Vergadering van Gelovigen, zoals H.C. Voorhoeve en niet in het minst door de Maranatha-beweging, vooral via het blad “Het Zoeklicht” van Johannes de Heer (wiens zangbundel destijds ook de harten van velen in de traditionele kerken veroverde).
Zo spreekt men achtereenvolgens over:
- De bedeling van de onschuld
- De bedeling van het geweten
- De bedeling van menselijke regering.
- De bedeling van de belofte.
- De bedeling van de wet.
- De bedeling van de genade.
- De bedeling van het Koninkrijk.
Opname voor de grote verdrukking: Hal Lindsey en Jenkins/La Haye
Een grote vlucht heeft deze visie gekregen door de populaire Hal Lindsey-boeken, die vanaf de zeventiger jaren miljoenenoplagen haalden. Ondanks een onzes inziens in menig opzicht verkeerd, en een nu ook in menig opzicht door de tijd achterhaald, inzicht brachten deze boeken wel veel mensen tot nadenken en kwamen er velen door tot bekering. De (tover)sleutel, die zijn boeken beheerst, is de leer van de opname VOOR de grote verdrukking. De Heer zou Zijn gemeente zeer onverwacht als bij toverslag weghalen van de aarde.
Dezelfde leer is aan de orde bij de op het ogenblik uiterst populaire romanserie “De laatste bazuin” van Jenkins en La Haye, die helemaal geënt is op de gedachtengang van een opname van de gemeente VOOR de grote verdrukking. Vooral door jonge mensen worden deze dramatische romanseries als “zoete koek” geslikt, waarbij miljoenen christenen opeens op spectaculaire wijze verdwenen zouden zijn van de aardbodem. Er zou sprake zijn van een “geheime opname”.
Nadien zijn La Haye en Jenkins begonnen met een serie voor kinderen onder de titel “De laatste dagen”, waarin zij opnieuw hun fel gekleurde eindtijdscenario in fictievorm verspreiden. Ook deze boeken gaan als “zoete broodjes” over de toonbank. Bedenkelijk is dat het evangelie van de angst en dreiging een grote plaats krijgt in dit soort boeken en dat het evangelie van de ontwikkeling naar het positieve doel van God veel te weinig aan bod komt. Deze roept ons immers door Zijn heerlijkheid en macht (2 Petr.1:3). Het boekje “Verdwenen” gewaagt van enorme kettingbotsingen, neergestorte vliegtuigen en aan de grond gelopen schepen, omdat er dan plotseling mensen “weg” zijn van de aarde, terwijl hun kleren achterbleven. Arme kinderen die dergelijke eindtijdtaferelen ter lezing krijgen aangeboden, waarbij de levende hoop van het evangelie niet uit de verf komt.
Escape-theorie
De opname-idee VOOR de grote verdrukking is een ontsnappingstheorie, die de gemeente niet aanmoedigt te jagen naar het doel, de prijs der roeping Gods. Zij predikt veeleer dat als het echt moeilijk wordt in de strijd, dat de Heer dan Zijn gemeente aan de aarde ontrukt en wegvoert in de lucht ten hemel. Men meent hiervoor steun te vinden in 1 Tess. 4:13-18 en in 1 Kor. 15:50-54. De laatste bazuin in 1 Kor. 15:52 moet echter wel de zevende bazuin zijn die Johannes in Openb. 11:15-19 noemt. Het probleem is evenwel dat men reeds bij het “klimt hierheen op…” (Openb. 4:1) de opname van de gemeente erin leest.
De verdwijning of de verschijning van de gemeente?!
Wij geloven evenwel dat de gemeente in haar heiligingsproces (1 Tess. 4:1-8) en trouwe volharding dwars door de goede strijd des geloofs heen (1 Tim. 6:12) tot Gods doel zal komen.
Hoe machtig is het woord: “En Hij, de God des vredes, heilige u GEHEEL EN AL, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken IN ALLEN DELE onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; HIJ ZAL HET OOK DOEN” (1 Tess. 5:23-24).
De strijd in onze eigen levenssituaties tussen Geest en vlees plus de oorlog van de gemeente samen met de heilige engelen tegen de boze geesten in de hemelse gewesten maken haar sterk, gelouterd en onberispelijk!
Kort gezegd geloven wij veeleer in de verschijning van de gemeente in plaats van haar verdwijning. In de gemeente van de eindtijd zullen langs de weg van een gestaag, innerlijk groeiproces uiteindelijk volgroeide, volwassen zonen Gods tevoorschijn gaan komen, waarnaar de ganse zuchtende schepping met opgestoken hoofde uitziet (Rom. 8:19, St. Vert.). Wanneer Christus verschijnt, DIE ONS LEVEN IS, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid (Kol. 3:4). Hij wordt verheerlijkt IN Zijn heiligen en dit zal MET VERBAZING aanschouwd worden (2 Tess. 1:10). De zonen Gods worden onthuld! Het beeld van Christus in hen komt openbaar!
Overname van Vergadering-en Maranatha-visie in de oud(ere) Pinksterbeweging
Merkwaardigerwijs werden – over het algemeen genomen – allerlei gangbare eindtijdopvattingen van de bovengenoemde evangelische kringen ook in de oud-Pinksterbeweging in Nederland gemeengoed. Ze werden doorgaans overgenomen en vonden wijde verspreiding alom. Zuster M.A. Alt (bekend van de Glorieklokkenbundel) nam deze visie mee in haar trouwens leerzame boek “Bijbelstudie voor zelfonderricht”. Ook denken we bijvoorbeeld aan de respectabele boeken “Geen uitstel meer” (over de Openbaring aan Johannes) en “Daniël, een visie op de toekomst” van J.W. Embregts, een vertegenwoordiger van de Broederschap van Pinkstergemeenten (later V.P.E.), die erg veel gedachtegoed van de Maranatha-beweging overnam, waaronder de opname VOOR de grote verdrukking.
Sidney Wilson: één zwaluw maakt nog geen zomer…
Een der eersten in Nederland die de medaille helemaal van de andere kant belichtte was de uit open-Vergaderingkringen afkomstige bijbelleraar Sidney Wilson (overleden in 1986). Hij is de geestelijke vader van onder meer Henk Binnendijk. Rond 1963 publiceerde hij een lange serie “De komende wereldcrisis” in het tijdschrift “Kracht van Omhoog” met als hoofdthema: “Gaat de gemeente door de grote verdrukking”? (Zijn vrouw heeft het als boek gepubliceerd onder deze naam). Zijn onomwonden en met vele argumenten onderbouwde antwoord luidde: “ja”!
Overigens was het Sidney niet te doen om een gevecht over leerstellingen, maar hij had het inzicht dat een fnuikende leer van grote invloed was op het praktische christenleven. Daarom was hij levensgericht bezig en heeft hij in vormingskampen en weekenden van “Verdieping en Activering” vooral talloze jongeren aangespoord tot een restloze overgave aan God en verkondigde hij een intense toewijding tot de dienst aan God . Het gebedsleven en de weg van God via de zeven stappen in de tabernakel van Israël kregen bij hem grote aandacht.
Sidney Wilson verkondigde de gehoorzaamheid van het geloof en de discipline die bij een discipel hoort. Hij had een aversie tegen een slap en week christendom, dat niet in de geestelijke strijd sterk wilde worden en alles maar met de genade toedekte. Hij stelde: “door de hele Bijbel heen valt het accent op wat God kan. Het accent is echter helemaal verlegd naar wat wij niet kunnen. Er is veel meer gesproken over onze zondigheid, dan over Gods kracht tot heiliging; veel meer over onze nederlagen, dan over Gods overwinningen”. De nadruk viel doorgaans veel meer op onze onmogelijkheden, dan op Gods mogelijkheden! Hij maakt ook Gods toekomst groot en de enorme taak die ons wacht in het 1000-jarig rijk, de toekomende eeuw! Die gaat verre uit boven de gebruikelijke natuurlijke voorstellingen, dat wij in de eeuwigheid alleen maar bezig zouden zijn met het zitten op tronen, het zwaaien met palmtakken en het spelen op gouden harpen. Hoeveel heerlijker wordt het als wij er enig begrip van gaan krijgen dat wij dan in het bijzonder Gods medearbeiders mogen zijn, om te dienen en te bevrijden en samen met onze Heer een hele zuchtende schepping te herstellen! (Rom. 8:19-22).
Kentering in volle evangeliekringen
Ook anderen zagen in dat de midden in de pinkster- en volle-evangeliebeweging neergestreken leer van de wegname van de gemeente voor de grote verdrukking in wezen geen bijbelse basis bezit.
In de tweede helft van de zestiger jaren schreef evangelist Jan van Gijs dat Pinksteren geen luxe is, maar noodzaak, om door de kracht van de heilige Geest bestand te zijn tegen de grote verdrukking en de gehele satanische legermacht. Hij hekelde het ellendige “mooi weer”-christendom en het goedkoop maken van de opname door deze als ontsnappingsroute in te bouwen.
Corrie ten Boom zei: “God maakt geen leger klaar om dat weg te nemen als de echte strijd begint”. Zij gaf “Marsorders voor de eindstrijd”, zoals de titel van één van haar vele boeken luidt. Anne van der Bijl toonde de nood van de lijdende kerk en riep vaak op ons ook hier geestelijk voor te bereiden en te wapenen op verdrukking en vervolging.
Elisabeth Hoekendijk-La Rivière van “Stromen van Kracht” was geporteerd van een natuurlijk inzicht betreffende Israël, maar ging in een drietal boekjes (“Ja, Ik kom spoedig”, “Het Koninkrijk komt”! en “Leven in de eindtijd”) stellig ervan uit dat de gemeente door de grote verdrukking heen zou gaan. Via “Stromen van Kracht” kwam de Pinksterbeweging in ons land derhalve in contact met een andere benadering dan die van de oudere pinksterkringen, waarvan de Broederschap van Pinkstergemeenten, tegenwoordig de V.P.E. de belangrijkste exponent is.
Jan Pit schreef in het begin van de jaren tachtig zijn fascinerende boek “Als vervolging komt” en hoe we ons daarop kunnen voorbereiden. Daarop keerde hij zich krachtig tegen de zachte en gezapige vorm van christendom.
Een geestelijke visie op de eindtijd
J.E. van den Brink en Peter Bronsveld bestreden in het blad “Kracht van Omhoog” de natuurlijk voorgestelde ruimtereis naar de hemel langs sterren en planeten, terwijl het gaat om de geestelijke wereld, waar de aardse dimensies van plaats en afstand geen rol spelen. Ze pakten de anti-Pinksteren lering in de “opname voor”-visie aan: met de gemeente zou immers ook de heilige Geest, die men als weerhouder typeerde (met een beroep op 2 Tess. 2:7), van de aarde verdwenen zijn. Ze waarschuwden tegen deze zienswijze, die de ontkoming leert aan de climax van de strijd tegen het demonische geweld in de eindtijd door middel van een opname van de gemeente. Zij inspireerden in boeken en artikelen de gemeente, in het bijzonder een behoorlijk deel van de volle evangeliebeweging, om te groeien en bestand te worden voor deze eindfase van de strijd in de hemelse gewesten, teneinde het doel van de openbaring van het volle zoonschap te bereiken! De ontvangen doop in de heilige Geest was immers het onderpand van de erfenis (Ef. 1:13-14).
En passant en expliciet wezen zij ook op het gevaar van een bovenmatig bezig-zijn met een natuurlijk, aards volk in het Midden-Oosten, dat niet gelooft in en gehoorzaamt aan Jezus Christus en Zijn woorden, hoewel zij Pinksteren ook aan natuurlijke Israëllieten gunden, wanneer(!) deze niet bij hun ongeloof zouden blijven (Rom. 11:23). De visie van de opname van de gemeente voor de grote verdrukking verfoeiden zij mede, omdat de vertegenwoordigers daarvan de gemeente slechts beschouwden als een tussenschakel, waarna Gods plan met het aardse Israël voortgezet zou worden in de Maranatha-optiek. In plaats van de “na ons de zondvloed”-idee hebben zij verkondigd dat de gemeente in de eindtijd dwars door de zondvloed van het demonische vuur heen zou gaan, maar daarin bewaard zou (kunnen) blijven, evenals een Noach en de zijnen in de voortijd, of de drie vrienden met de engel in de brandende oven (Daniël 3).
J.E. van den Brink (overleden in 1989) verkondigde zijn visie scherp en onversneden in boeken als “De Openbaring van Jezus Christus” en “De Olijfbergrede”. Hij benadrukte het geestelijk over kunnen zetten van de natuurlijke beelden. Bijv. “De Zoon des mensen komt met de wolken des hemels” wil zeggen dat de Heer met de wolk van getuigen, dat is de gemeente (Hebr. 12:1), wederkomt. De wolk is het beeld van de positie van de gelovigen in de hemelse gewesten (Ef. 2:6).
Peter Bronsveld (heengegaan in 1995) poogde in mildheid, onder meer door artikelen, open brieven en brochures, de Maranatha-vrienden en andere Pinksterbroeders te winnen voor een meer geestelijk inzicht, waarbij het Israël geestelijk gezien werd als de gemeente van het Nieuwe Verbond. Peter Bronsveld schreef o.a. een artikel in Kracht van Omhoog met de titel “Wegname of wederkomst”, waarin hij betoogde dat de gemeente door de grote verdrukking heen moest gaan.
De Heer en de leer
Wij zien niet zoveel in organisatorische eenwording, maar als men werkelijk elkaars hart en instelling voor de Heer wil leren kennen, dan is dat beslist verblijdend. Op die wijze kunnen er relaties worden gelegd, die soms verrassend zijn. Dwarsverbindingen, die gelegd worden om elkaar te ontmoeten, zijn daarom zeker positief te waarderen. Het motto mag daarbij zijn: “Jaag naar gerechtigheid, naar liefde en vrede met hen die de Here aanroepen uit een REIN hart” (2 Tim.2:22). We zouden dit het proces van de letter A willen noemen: de benen neigen naar elkaar en er ontstaat een dwarsverbinding.
Hoewel wij het positieve oogmerk van toenadering van de stromingen naar elkaar willen honoreren, vragen wij ons echter wel in gemoede af hoe men wil omgaan met de totaal verschillende en in flagrante tegenspraak zijnde gedachten over de opname (voor, tijdens of na de verdrukking). Hetzelfde geldt ook voor de tegengestelde visies op Israël (en daarmee ook op het door de Heer beoogde doel met de gemeente). De slogan “niet de leer, maar de Heer”, of de leuze “we zijn samen gered, om anderen te redden” (het op zichzelf genomen goede accent op evangelisatie en zending) zijn vanzelfsprekend ontoereikend om dit probleem van visieverschillen wezenlijk op te lossen. Schuift men dit probleem vooruit? Of is men bezig alle verschillen maar te verdoezelen en te verzwijgen, omwille van de lieve vrede? Het gaat immers niet alleen om de liefde, maar ook om ons aan de waarheid te houden!
Het is buitengewoon jammer dat in kringen, die dicht bij ons liggen, de aardse, natuurlijke Israëlvisie weer omarmd wordt. Dit is een leer die een ongelijk span wil vormen met Joden, die niet in Christus en niet in God als Vader van Jezus Christus geloven en deze vormt daarom een blok aan het been als men de tempel Gods wil bouwen zonder zich los te willen maken van Belial, de ontkenner van het grote, machtige doel van God met de mens en de gemeente (2 Kor. 6:14-16). Zijn parool is: “NEE, het lukt toch niet”! De besmetting met het Israel-virus bewerkt dat de gemeente losgewrikt wordt van haar hemelse roeping, om nota bene een aardse, ongelovige natie draagster te maken van het herstelplan van God in de eindtijd. Dit herstel wil God nu juist via Zijn gemeente ten uitvoer brengen door middel van mensen die Hem gehoorzaam zijn in de kracht van de Geest, ongeacht hun aardse afkomst. Daartoe gebruikt Hij in Christus zijnde Joden, Arabieren, Nederlanders, Amerikanen, Koreanen, enz. enz.
De Geest als tegenwind voor het Woord?
Een ander item dat ook steeds terugkeert in de Pinksteroecumene is “dat het niet uitmaakt of je Rooms-Katholiek bent”, als je maar weet dat Jezus voor je zonden gestorven is en je de Geestesdoop-ervaring kunt krijgen (of deze zelfs reeds in het vormsel hebt ontvangen). Bekering van afgoderij (zoals de Paus- en de Mariacultus) en de discipel-waterdoop door onderdompeling worden wijselijk (?) weggelaten in de boodschap, want dat vindt men zo hard. De Bijbel spreekt niettemin voortdurend over de liefde tot de waarheid! Leugenleringen dienen daarom op grond van het Woord afgewezen te worden, zoals bijvoorbeeld de leer dat men door de kinderdoop automatisch een kind van God wordt, of de gedachte dat men in tongen ook wel tot Maria kan bidden.
Nu willen wij niet tegen mensen vechten over leerstellingen, maar wel de achtergronden van de diverse in omloop zijnde leringen aan het Woord van God toetsen. Gods Geest wordt in de Bijbel wel vergeleken met een wind. Nu beroepen sommigen zich wel op “de Geest waait waarheen Hij wil”, maar daar zouden wij dan nadrukkelijk aan toe willen voegen: “De Geest vormt nooit en te nimmer een TEGENWIND ten opzichte van Gods Woord”! Woord en Geest zijn als de twee rails van een spoorbaan, ze horen bijeen! De Geest van God kan niet uit de voeten met allerlei “wind van leer” (Efeze 4:14-15), maar alleen met de gezonde leer! De gezonde leer leidt tot godsvrucht in de dagelijkse levenspraktijk!
Gods Geest beoogt evenmin mensen omver te blazen of ter aarde te laten vallen, maar wil deze veeleer oprichten, om hen recht op hun voeten te laten staan, zodat zij sterke strijders in Gods leger worden en op kunnen groeien tot zonen Gods! Uiteraard kan deze heerlijke ontwikkeling rekenen op fel verzet vanuit het rijk der duisternis!
Op welk niveau beleven of zoeken wij eenheid?
Het is goed allereerst te bouwen aan onze persoonlijke relatie met de Heer en aan het leven door, met en in Hem. Daarbij mogen we niet vergeten, om een bewogen hart te hebben of te krijgen voor hen die de Heer nog niet kennen.
Hoewel men in breder verband tot op zekere hoogte herkenning kan smaken in de zogenaamde “oecumene van het hart” (een uitdrukking van ds. van der Veer van de Evangelische Omroep), moge het duidelijk zijn dat een werkelijke eenheid van Geest (Ef. 4:3) en het diepere één zijn van zin en gevoelen (1 Kor. 1:10), of zelfs een één zijn, gelijk de Vader en de Zoon één zijn (Joh. 17:20-23) alles te maken heeft met een eenheid in de waarheid (Joh. 17:17), dus een in ons denken overnemen van de gedachten van God (Col. 3:1-2) en in ons leven een deelkrijgen aan de goddelijke natuur (2 Petr. 1:4).
De verkondiging van Jezus en de apostelen
De geestelijke tempel kan dan ook niet gebouwd worden op een conglomeraat van allerlei leringen, die velen meenemen uit Babel (=de religieuze verwarring en vermenging in denken), maar zij wordt gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is (Ef. 2:21-22). Bij enerzijds een Babylonische ontwikkeling en anderzijds een ontwikkeling richting het hemelse Jeruzalem gaan de benen van de letter V gaandeweg uit elkaar.
De gezonde, levensvernieuwende leer, die Jezus Zelf gebracht heeft, is de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Paulus vertolkte dit in de Efezebrief met het begrip dat wij medegeplaatst zijn in de “hemelse gewesten” in Christus Jezus (Ef. 2:6).
Daardoor gaan we van boven -van God uit- denken, leven en handelen en krijgen we zicht op de geestelijke wereld, waarin de goede engelen ten dienste van ons functioneren (Hebr. 1:14) en de kwade geesten der duisternis bestreden, aangepakt en overwonnen kunnen worden (Ef. 6:10-13), daar waar zij zich in ons eigen leven en in de gemeente aandienen.
Opname middenin…
Wat we terloops nog willen vermelden is de opmerkelijke visie, die wat minder bekend is, die de opname halverwege de verdrukking aanneemt. We kunnen in dit verband o.a. de heiligingsbeweging van de zogenaamde “Noorse Broeders” noemen. De Bruid zou dan de eerste helft van de nacht meemaken en midden in de nacht klinkt dan een geroep: “De Bruidegom komt, zie, gaat uit Hem tegemoet” (Mat. 25:6).
Ontstaan van de idee van de opname voor de grote verdrukking
Ondanks de doop in de heilige Geest, die als tweede ervaring in de bovengenoemde Vergadering- en Maranathakringen niet werd geaccepteerd, werd daar wel de geestesuiting(!) van Margareth MacDonald in 1830 over de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking voor waar gehouden en kreeg het natuurlijke volk Israël de hoofdrol toebedeeld in de eindtijdvisie, uiteraard met reductie op de gemeentevisie. Veeleer is het echter John Nelson Darby – grondlegger van de Vergadering van Gelovigen – geweest die de gedachte van de “pre-tribulational rapture” (opname vóór de grote verdrukking) ontwikkelde en nader onderbouwde. De verbreiding van deze opnamevisie nam een hoge vlucht, al is zij -voor zover wij weten- voor 1830 nooit eerder naar voren gebracht. Grote verspreiding kreeg zij bovenal door de Scofield Reference Bible met haar voetnoten.
Kan Jezus vannacht komen?
Kenmerkend in de gedachtegang van de opname voor de grote verdrukking is onder andere dat men gelooft dat “Jezus vannacht kan komen”, met andere woorden: dat niets Zijn (geheime) komst voor de gelovigen nog in de weg zou staan…
Wij vragen ons daarbij af hoe het dan zit met het volledige groeiproces in de gemeente naar de mannelijke rijpheid (Ef. 4:13). Neemt God zomaar een niet toebereide gemeente van “onrijpe kasplantjes” op? Is het God niet te doen om het VOLLE koren in de aar? Slaat Hij niet pas terstond de sikkel erin als de vrucht RIJP is (Marc. 4:28-29). Het moet duidelijk zijn dat het nodig is geduld te hebben tot de komst des Heren! Zo heeft God het immers ook: “Gods molens malen langzaam, Gods molens malen fijn”! “Zie de landman wacht op de KOSTELIJKE VRUCHT des lands (of: der aarde!) en heeft geduld, totdat(!) de vroege en de LATE REGEN erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij” (Jak. 5:7-8).
Eerst de afval…
Tevens zegt de apostel: “laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want EERST moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren…” (2 Tess.2:3). Daarvoor had hij al aangegeven: “Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komt van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak” (2 Tess. 2:1-2).
Gods voornemen is geen rampenplan, maar een herstelplan
De voorstelling van zaken van de opname als verdwijning uit het verkeer, wat de nodige(?) ongelukken veroorzaakt, doet ons vreemd en bizar aan in het plan van onze enkel goede God.
De duivel is de dief, die komt om te stelen, te slachten en te verdelgen (Joh. 10:10a). Hij is de verwoester en degene die met zijn geestesmachten geweld aanricht op de aarde en als zodanig willen we hem scherp identificeren. Uiteraard maskeert en camoufleert hij zich graag achter allerlei “vrome” leringen, die echter een aantasting (trachten te) vormen voor het eeuwige voornemen van God met de mens en met de gemeente van Jezus Christus.
Het herstelplan van God in en door middel van de gemeente, die zonen Gods als vrucht zal opleveren ten dienste van de ganse zuchtende schepping (Rom.8:19), mag niet geloochend worden. Dit gebeurt met “escapism”-acties, waarbij de gemeente van het (strijd!)toneel verdwenen is. Men geeft veelal aardsgerichte – volgens het natuurlijke denken beschreven – rampscenario’s, die angst en paniek zaaien en weinig hoopvolle gedachten bieden.
Hal Lindsey’s eerste bestseller was “The Late Great Planet Earth”, letterlijk vertaald: Wijlen de planeet aarde. Met andere woorden: alles van de door God goed geschapen schepping zou verwoest worden.
Onze verwachting is echter dat God alle dingen nieuw zal maken en wij te maken zullen krijgen met een vernieuwde hemel en aarde, die gezuiverd is van alle machten der duisternis! Hoe heerlijk is het dat wij daarbij een werkzaam aandeel mogen leveren als zijn dienstknechten!
Natuurlijke of geestelijke eindtijdvisie
Jammer genoeg worden velen in hun eindtijdvisie afgeleid met aardse zaken (bijvoorbeeld door wat de krant of internet zegt) die het doel niet raken en het deelgenoot zijn van een hemelse roeping (Hebr. 3:1; Kol. 3:1-2) vertroebelen.
Kijken naar je voeding kan gezond zijn, maar als je constant bezig bent met een voedingsleer voor je uiterlijke mens, trekt je dat naar de aarde, in plaats van in je innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd te worden.
Anderen zijn continu bezig met het natuurlijke Israël in het Midden-Oosten en dat leidt hen af van het doel dat Hij met de gemeente van Christus (uit Jood en heiden) heeft. In een natuurlijk gerichte eindtijdvisie speelt de gedachte aan een opname of wegvoering van de gemeente vóór de grote verdrukking een grote rol, waarbij daarna het ‘stokje’ weer zou worden overgenomen door het volk Israël. Dit is een foutieve gedachtegang op basis van de bedelingenleer die van Israël en de Gemeente twee aparte volken van God maakt. Er is maar één volk van God, dat zijn zij die besneden van hart zijn als een nieuwe schepping in Christus (Gal. 6:15-16) en die de geestelijke sabbatsrust in Christus zijn ingegaan (Hebr. 4:1-11). Hoevele beloften van God er ook zijn: in Hem is het ja (2 Kor. 1:20). Er worden in het Nieuwe Verbond geen beloften vervuld buiten Christus om.
Er zou sprake zijn van een falende gemeente die door de opname zelfs samen met de heilige Geest gaat verdwijnen van de aarde. Dit in plaats van de bijbelse gedachte van een overwinnende gemeente die door de kracht van de heilige Geest in de demonie van de grote verdrukking standhoudt, om meer en meer te gaan verschijnen door het einddoel te bereiken van volwassen zoonschap, waar de zuchtende schepping met reikhalzend verlangen op wacht tot haar herstel (Rom. 8:19).
Is er een opname van de gemeente vóór de grote verdrukking?
De Maranathavisie heeft de spoedige komst van de Heer gepredikt, maar veel mensen laten geloven dat ze voor de grote verdrukking worden opgenomen. Helaas heeft men de nodige toebereiding daarvoor in het openstaan voor en ontvangen van de late regen van de Geest ontkend of terzijde geschoven. Deze opnameleer met de gedachte: ‘de Heer kan vannacht al komen’ was daarbij funest, evenals de rampenscenario’s daarna, waarbij men de bijbelse beelden in het boek Openbaring op natuurlijk en aards niveau inkleurde, in plaats van te trachten deze symbolen geestelijk te verstaan. De genoemde opnametheorie meent dat de gemeente er bij Openb. 4:1 (‘Klim hierheen op’, gesproken tot Johannes persoonlijk) al ‘tussenuit’ gaat, waardoor zij dit boek aan de gemeente onthoudt, zoals in het begin en aan het eind geschreven wordt (Openb. 1:1-8; Openb. 22:10-21).
Daarom nu een beknopte bespreking van de meest aangehaalde teksten over de leer van de opname voor de grote verdrukking:
Teksten met korte uitleg
In het bekende gedeelte 1 Tess. 4:13-18 gaat het ons vooral om de passage: “weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht en zo zullen wij altijd met de Here wezen” (1 Tess. 4:17). De algemeen verbreide opvatting is dat de Here ons in een ‘geheime opname’ in een oogwenk zal wegvoeren naar de hemel. In de Studiebijbel lezen we dat het Griekse eis apant?sin letterlijk betekent ‘naar de ontmoeting’. Het was de vaste uitdrukking voor het buiten de stad tegemoet gaan en verwelkomen van een belangrijke bezoeker (vergelijk Mat. 25:6; Hand. 28:15), meestal een vorst, om hem een geleide te geven bij zijn aankomst. Het woordgebruik pleit voor de gedachte dat de Heer de gemeente begeleidt naar de aarde. Kortom: de gemeente gaat Jezus tegemoet om Hem in te halen bij Zijn komst naar de aarde.
Luk. 21:36 zegt: “Waakt te allen tijde, biddende dat gij in staat moogt wezen (“waardig geacht worden”, St. Vert.) te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden (“te staan”, St. Vert.) voor de Zoon des mensen”. Hier gaat het om de instelling waarmee de gelovigen de gebeurtenissen van de laatste dagen zullen moeten ondergaan en waarin zij de Geestkracht moeten hebben om te blijven staan tegenover het demonische geweld. Waakzaamheid is daarbij nodig, opdat die dag niet plotseling over hen zal komen als een strik (Luk. 21:34).
Openb. 3:10 is een vaak gebruikte tekst om de opnamevisie te ondersteunen dat wij aan de ‘ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal’ zonder meer zullen ontkomen. We lezen: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal Ik ook u bewaren voor (Grieks: t?r?s? ek) de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen”. Het woordje ek kan ‘uit’ betekenen en daar leidt men dan de opname uit af. Wij zien in dit ‘bewaren voor’ de bescherming van de Heer te midden van de ure der verzoeking die over de gehele wereld komt. Bovendien is het onze roeping naar de inwendige mens nu al ‘in de hemel te wandelen’ (Fil. 3:20, St. Vert. ; Ef. 2:6; Openb. 12:2; Openb. 13:6; Openb. 19:14), waardoor wij bestand zullen blijken en onaantastbaar worden voor de boze.
Dezelfde woorden lezen we in Joh. 17:15: “Ik bid niet dat gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor (Grieks: t?r?seis ek) de boze (vergelijk 2 Tess. 3:3; 1 Joh. 5:18 en Luk. 22:31v.). Er is hier geen sprake van een ‘wegname’ of ‘opname’, maar veel meer de gedachte dat de Heer, hoe fel de boze ons ook kan aanvallen, ons erdoor heen zal halen.
In Mat. 24:21 wordt gesproken over “een grote verdrukking”. In Mat. 24:29 heeft het over: “Terstond NA de verdrukking dier dagen” en wijst voorts op enkele tekenen, waarna we lezen: “En DAN zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere” (Mat. 24:30-31).
In 2 Tess. 1:1-3 staat: “Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert…. Daarna zien we in vers 3: “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want EERST moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs”… Het gaat hier over de openbaring van de antichrist die eerst moet komen.
In Ef. 6:13 lezen we: “Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden.”
Deze boze dag of kwade tijd is er telkens wanneer boze geesten op diverse manieren aanvallen en steeds gaat het erom weerstand te bieden. In het bijzonder kunnen wij bij de ‘boze dag’ (‘dag der verschrikking’, Willibrord Vertaling) ook denken aan “de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal“ (Op. 3:10).
In die tijdsperiode van de grote verdrukking is het niet Gods bedoeling dat we daar van te voren aan ontsnappen door een opname, maar wil dit veel meer zeggen dat we onze taak geheel zullen vervullen en standhouden! Te midden van dat alles mogen we de overhand behouden op de machten van de duisternis die nu tekeer gaan en in het bijzonder in de tijd kort voor de komst van de Here.
In de gelijkenis over het tarwe en het onkruid (de valse tarwe of dolik) lezen we kenmerkend: “Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haal EERST het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur” (Mat. 13:30). Merk op dat er niet geschreven wordt: “Brengt EERST het koren bijeen (door een opname, JdB) in mijn (hemelse, JdB) schuur en haal daarna het onkruid bijeen.”
Gedeeltelijke opnamevisie
Wat betreft groepen die niet geloven in een opname van alle gelovigen moeten we een kanttekening maken. Zij prediken een gedeeltelijke opname, namelijk de opname van de Bruid of eerstelingen voor (of halverwege) de grote verdrukking. We denken hier bijvoorbeeld aan groepen als de Hersteld-Apostolischen of stromingen als de ‘Noorse Broeders’, de ‘Spade Regen Zending’ of de ‘Branham-beweging’ (enkele van deze relatief onbekende christelijke stromingen heb ik beschreven in mijn boek ‘In het huis Mijns Vaders…’). Zij zijn zeker bezig met het zich gereed maken in heiliging.
De gemeente van de eindtijd bereikt het einddoel: de volkomenheid
De Heer wil en zal geen ongeheiligde, zondige gemeente vol vlekken en rimpels plotseling wegrukken om haar als bij toverslag in een punt des tijds volmaakt te doen zijn. Hij wil via een innerlijk groeiproces een heilige gemeente vormen en deze langs een weg door veel strijd, lijden en verdrukkingen heen toebereiden naar de volkomenheid om deze stralend en onberispelijk voor Zich te kunnen stellen zonder vlek of rimpel of iets dergelijks (Ef. 5:27). Dit wordt door de intense doorwerking van de late regen van de Geest in de gemeente van de eindtijd mogelijk en realiseerbaar.
We denken ook aan een vers als Fil. 1:9-11, waar we lezen: “En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn TEGEN de dag van Christus, vervuld van de vrucht der gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God”.
Hoe de gemeente de volkomenheid bereikt, is nog een geheimenis. Petrus spreekt over “u die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof in de zaligheid die gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Verheugt u daarin…” (1 Petr. 1:5). In Openbaring 10 wordt gesproken over de zeven donderslagen die gesproken hadden. Johannes kreeg een opdracht uit de hemel dat hij moest verzegelen wat de donderslagen gesproken hadden en hij mocht het niet opschrijven (Openb. 10:3-6). In dit verband wordt gesproken over de ‘voleindiging van het geheimenis van God’ (Openb. 10:7). Hoe de Heer de gemeente tot volkomenheid leidt en bewerkt is nog verborgen, maar dat Hij het zal doen is zeker! Naar de openbaring van dit heerlijke doel mogen wij ons uitstrekken!
Jildert de Boer
© Verdieping en Aansporing
Geef een reactie