Andere apostelen buiten de twaalf en Paulus
ANDERE APOSTELEN BUITEN DE TWAALF EN PAULUS
Het Griekse zelfstandige naamwoord ‘apostolos’ betekent: gezondene, afgezant, afgevaardigde, vertegenwoordiger, apostel en bode.
Eerst de twaalven volgens Matt. 10:2-3:
- Simon, genaamd Petrus. Ook Céfas genoemd (Joh. 1:43; 1 Kor. 1:22; 1 Kor. 3:22; 1 Kor. 9:5; 1 Kor. 15:5; Gal. 1:18; Gal. 2:9).
- Andreas, zijn broer.
- Jacobus, de zoon van Zebedeüs met de bijnaam Boanerges, dat is zonen des donders (Marc. 2:17).
- Johannes, zijn broeder met de bijnaam Boanerges, zonen des donders.
- Bartholomeüs= Nathanaël (Joh. 1:46; Joh. 21:2).
- Tomas, genaamd Didymus (Joh. 21:2).
- Matteüs, de tollenaar (Levi, de zoon van Alfeüs, Marc. 2:14).
- Jacobus, de zoon van Alfeüs.
- Taddeüs of Judas, de zoon van Jacobus (Hand.1:13).
- Simon de Zeloot.
- Judas Iskariot, die de verrader geworden is (Luk. 6:16).
- Mattias (Hand. 1:21-26) in de plaats van Judas.
- Barnabas (Hand. 14:14, vergelijk Hand. 13:1-4).
- Paulus (zie de aanhef van al zijn brieven en vele andere plaatsen over zijn apostelschap).
- Andronicus (Rom. 16:7).
- Junias (Rom. 16:7).
- Apollos (1 Kor. 4:6-9; vergelijk 1 Kor. 3:4-6)
- Jakobus, de broeder des Heren (Gal. 1:19; Gal. 2:9; 1 Kor. 15:7).
- Epafroditus (Fil. 2:25). Afgevaardigde=apostolon.
- Titus (2 Kor. 8:23). Afgevaardigden=apostoloi.
- Silas of Silvanus (1 Thess. 1:1; 1 Tess. 2:6).
- Timotheüs (1 Tess. 1:1; 1 Tess. 2:6).
- Judas, de broeder des Heren. Van hem vinden we dat niet letterlijk, maar we menen dat hij als Bijbelschrijver een apostolische brief schreef.
Behalve Judas Iskarioth geeft de Bijbel 23 namen van ware apostelen. Er waren inderdaad meerdere ware apostelen (behalve de twaalf en Paulus). Over de kenmerken van een apostel schrijft Paulus: “De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten” (2 Kor. 12:12).
Het Nieuwe Testament heeft het op diverse plaatsen ook over valse apostelen, dat zijn schijn (Grieks: pseudo) apostelen, zogenaamde apostelen of cynisch bedoeld ‘onvergelijkelijke’ apostelen. We geven hier de Schriftgedeelten:
- “Ik acht…niet te hebben ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen (2 Kor. 11:5).
- “Want zulke lieden zijn schijnapostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus” (2 Kor. 11:13).
- “Immers, in geen enkele opzicht heb ik ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen, ook al ben ik niets (2 Kor. 12:11).
- “Die zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn” (Openb. 2:2).
In Ef. 2:19-22 lezen we dat de gemeente als een geestelijke tempel van God gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf de hoeksteen is. Zowel de Nieuw-Testamentische apostelen als profeten doen dus een grondleggend werk. Wij funderen ons daarom nog steeds op de apostolische brieven van vijf personen: Paulus, Petrus, Johannes en Jakobus en Judas, beide broeders van de Here. Als de Hebreeënbrief van Barnabas is, zoals sommigen zeggen, dan zijn het zes apostelen. In die zin hebben deze een unieke rol gespeeld als medeschrijver van het geïnspireerde Woord van God.
In Ef. 4:11 wordt gesproken over de bedieningen in de gemeente: “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon”.
In 1 Kor. 12:28 staat ook zo’n rijtje met diensten: “En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen”.
Sommigen hebben getracht te spreken over apostelen in engere zin, zoals Paulus, Petrus en Johannes en apostelen in ruimere zin met de voorbeelden in de bovenstaande lijst. De Bijbel zelf maakt dit onderscheid niet concreet, hoewel de twaalven een unieke plaats innemen (bijv. Openb. 21:14) en Paulus als uitverkoren apostel voor de heidenen een grote plaats heeft. Heel in het algemeen is iedere zendeling een gezondene, dus in brede zin een ‘apostel’. Sommigen willen alleen de twaalven en Paulus ‘formeel’ apostel noemen en verder niemand. Het bewijs inzake Barnabas, de metgezel van Paulus en Jakobus, de broeder van de Here, is het meest overtuigend van de anderen die eerder genoemd zijn. Op het zogenaamde ‘apostelconvent’ in Handelingen 15 namen Petrus en deze Jakobus de leiding en gaven de richting aan, terwijl Barnabas en Paulus verslag uitbrachten van hun reizen onder de heidenen.
Er is in de Bijbel geen denkbeeldige ‘streep’ dat er na de dood van de in de Bijbel voorkomende apostelen geen apostelen meer kunnen zijn in alle eeuwen daarna. Deze bediening kan voor vandaag nodig zijn wat de gemeente betreft, al begrijpen wij dat sommigen daar aarzelend over zijn, omdat er sommigen zijn die zich apostel noemen, maar het niet zijn. Dat was in de Bijbelse tijd niet anders. Altijd is er kaf onder het koren. Het misbruik is ook aanwezig als men denkt met het woord ‘apostel’ een machtsbasis te scheppen, waarbij allen zich moeten onderwerpen aan de man die aan de top van de organisatie staat. We denken aan het funeste van de stamapostel in de Nieuw Apostolische kerk die een bijna pauselijke positie bekleedt. Voorzichtigheid is altijd geboden. Wij kennen ook ootmoedige mannen die de dienst van een apostel vervullen zonder zichzelf zo te willen noemen. Voor alle bedieningen geldt dat het gaat om dienend leiderschap in alle nederigheid! Daarin zien wij ook vrouwen functioneren. Wij denken in het bijzonder aan iemand als Febe, dienares (=diakones) der gemeente te Kenchreeën, die door Paulus wordt aanbevolen (Rom. 16:1).
Jildert de Boer
© Verdieping en Aansporing, 2017.
Geef een reactie