DE FASCINERENDE HOOP VOOR DE VOLKEN

Nauwelijks hoop door een verkeerde uitverkiezingsleer

Mijn vader vertelde eens over de Geref. Gemeentepredikant ds. J. Fraanje die vroeger – op steenworp afstand van mijn ouderlijk huis – sprak in zijn kerk te Barneveld. Hij begon zijn preken altijd zo: “Mijne medereizigers naar die altoosdurende en nimmer eindigende eeuwigheid.” Dit bewerkte een vorm van ernst bij de mensen. Later begreep ik hoe deze kerk onder de beheersing lag van de dubbele uitverkiezingsleer, waardoor de massa van de kerkgangers zichzelf als verloren zag en geen zekerheid van het geloof bezat. Er werd veel gesproken over de zondestaat van de mensen met het uitzicht op een altijddurende, eindeloze verdoemenis in de hel. Een triest verhaal met amper een sprankje hoop zonder de blijdschap en vreugde van het geloof ooit te beleven. En dat alles door een ‘lering van demonen’ (1 Tim. 4:1) via een valse voorstelling van de uitverkiezing. Calvijn meende dat slechts 1% van de mensheid behouden zou zijn, maar volgens de uiterst rechterflank van de Reformatorische kerken in ons land zijn er misschien maar 0,1 % van de mensen die weten dat ze door genade een kind van God zijn.

De beloften voor de volken nu, in het vrederijk en op de nieuwe aarde

Hoe bijzonder is het dan het volle evangelie te kennen dat hoop biedt voor alle mensen. “God wil dat ALLE mensen zalig worden en tot erkentenis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:4). “Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat ALLEN tot bekering komen” (2 Petr. 3:9b). Daarom hebben we bewogenheid voor de mensen om ons heen en klopt ons hart warm voor evangelisatie en zending om alle volken te bereiken naar de grote opdracht (Matth. 24:14; 28:19). Als alle volken bereikt zijn, betekent dat nog niet dat alle individuele mensen ook het evangelie gehoord hebben. De Wycliffe-bijbelvertalers zijn heel ver om ervoor te zorgen dat de Bijbel beschikbaar zal komen in alle talen. Wij weten dat na de wederkomst van Jezus er ook een grote taak ligt voor de zonen van God, om samen met Hem de zuchtende schepping te herstellen (Rom. 8:19-22, NBG-vert.). Aan de overgebleven volken op aarde die niet tot de gemeente behoren, maar ook niet het merkteken van het beest hebben aangenomen, zal in ‘de toekomende eeuw’ (aioon) van ‘duizend jaren’ het evangelie gebracht worden van redding, genezing en bevrijding. We lezen over enorme beloften voor de volken (bijv. Ps. 22:28-29; Ps. 67:3-8; Ps. 72:11; Ps. 86:9; Jes. 25:6-9). De omstandigheden zijn gunstig: de duivel zit in die periode van ‘duizend jaar’ in de afgrond opgesloten en kan de volken niet verleiden (Openb. 20:1-3). Bij het laatste oordeel na het tijdperk van ‘duizend jaren’ gaat het dodenrijk open en zullen hele ‘volksstammen’ (alle mensen die niet wedergeboren zijn) opstaan. Een grote categorie daarvan zijn “de heidenen die van nature doen wat de wet zegt, die tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart en daar getuigt ook hun geweten van…” (Rom. 2:14-16). Er staat twee keer dat zij geoordeeld worden naar hun werken (Openb. 20:12-13). Als zij in het boek van het leven ingeschreven blijken te zijn (niet het boek van het leven van het Lam, Openb. 13:8; Openb. 21:27, waarin alleen zij die wedergeboren zijn staan) komen zij op de nieuwe aarde terecht, waar zij genezing zullen vinden door de bladeren van het geboomte van het leven (Openb. 22:2), dat is een beeld van de geestelijke gaven van de zonen van God. Niet voor niets lezen we in de laatste hoofdstukken van de Bijbel vier keer over de volken (Openb. 21:3; Openb. 21:24,26; Openb. 22:2) die bij het licht van de stad, het nieuwe Jeruzalem, zullen wandelen.

De keerzijde

Maar is er dan helemaal geen sprake van een hel of poel van vuur? Wij lezen: “En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek van het leven, werd hij in de poel van vuur geworpen” (Openb. 20:15). Deze geestelijke situatie “ver van het aangezicht van de Here” (2 Thess. 1:9) zal er zijn in de geestelijke, onzichtbare wereld. “Het eeuwige vuur is bestemd voor de duivel en zijn engelen” (Matth. 25:41). Mensen komen alleen in dit oordeel als zij willens en wetens “de duisternis liever hebben dan het licht” (Joh. 3:19), dus “een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2 Thess. 2:12). Ze blijven gebonden en vastgehecht aan de machten van duisternis die ze dienen, die hen meeslepen naar de afgrond en tenslotte naar de poel van vuur.

Hoop voor de toekomst en een fascinerende roeping

Maar wij prediken onze boodschap niet door middel van angst en dreiging. Wij zijn erop uit om de mensen om ons heen te verlokken “door Gods heerlijkheid en macht” (2 Petr. 1:3) met het perspectief van een hoopvolle toekomst: voor nu en in “de komende eeuwen” (Ef. 2:7). Aan ons is de roeping tot: “volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang” (Jes. 60:3, NBG-vert.). Geweldig!

Jildert de Boer

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *