Wat zegt het nieuwe testament over de term ‘van nature?’

DE UITDRUKKING ‘VAN NATURE’ IN HET NIEUWE TESTAMENT

Bestaat er aangeboren zonde?

“En wij waren van nature kinderen des toorns, net als de anderen” (Efeziërs 2:3b). In de kanttekeningen bij de Statenvertaling bij dit vers gezegd: “Wij zijn aan de toorn van God onderworpen vanwege onze aangeboren zonde en ‘van nature of door de natuur; dat is van onze geboorte of moeders lijf’.” Men legt het begrip ‘van nature’ zo uit dat de mens vanaf zijn geboorte of vanaf zijn verwekking een ‘zondige natuur’ heeft.

Het begrip ‘zondige natuur’ komt in de Bijbel nergens voor. “Verdorven natuur’ vinden we evenmin. De Bijbel spreekt nooit over ‘aangeboren zonde’, laat staan dat zogenaamde aangeboren zonde wordt gestraft (waar – als dat het geval zou zijn – de pasgeboren baby niets aan kan doen). Er bestaat echter geen aangeboren zonde, dat is slechts een theologische term.

Ook ‘menselijke natuur’ komt alleen voor in Jak. 3:7 in de betekenis dat de (wilde) dieren worden getemd door de menselijke natuur. Over de goddelijke natuur lezen wij ook slechts in één vers: “Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbaarste beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent” (2 Petr. 1:4).

Het gevolg van de zondeval

Door de zondeval ging de mens zijn eigen weg in onafhankelijkheid van God.
Vanuit de heerlijkheid van God die hen als eerste mensenpaar beschermde werd de mens verdreven uit de hof van Eden. God stelde cherubs aan die de weg tot de boom van het leven bewaakten met een vlammend zwaard dat heen en weer bewoog (Gen. 3:23-24). Van de goede omgeving van de hof waar God met hen wandelde en sprak (Gen. 3:8a) waren zij nu verstoken van de directe gemeenschap met God en kwamen zij terecht onder de heerschappij en slavernij van de satan. Hun menselijke onschuld was verdwenen en de directe goddelijke bescherming en vriendschap viel weg. Daarmee kwam de mens onder de invloed van de boze te staan, maar werd gelukkig noch aan de duivel, noch aan de dieren gelijk.

Het gevolg van de zondeval is niet een verandering van natuur of karakter of van wezen, maar een verandering van omgeving en gemeenschap.

De erfzondeleer gaat ervan uit dat het beeld van God in de mens verloren gegaan is, behoudens kleine overblijfselen. Maar de goddelijke eigenschappen van de mens, die hem onderscheiden van de dieren en van de demonen die dat totaal missen, werden niet vernietigd. De mens is naar zijn innerlijk onsterfelijk gebleven, heeft een door God ingeschapen geweten, heeft verstand (dat wel verduisterd werd), taal, vrije wil, behoefte aan gemeenschap, enzovoort. De boze heeft deze eigenschappen wel aangetast, waardoor zij niet naar de wil en het doel van God kunnen functioneren. Dit zijn de gevolgen van de ongehoorzaamheid van de mens.

Wij hebben niet een verdorven wezen van Adam geërfd, maar God gaf de mens over aan een natuurlijk bestaan op aarde dat niet meer aan Gods doel beantwoordde en onder de druk kwam van duistere machten. Dat zou leiden tot de dood van alle mensen, want niemand ontkwam aan de inwerking van zonde. De zonde komt niet uit de menselijke natuur, maar is het gevolg van de verbondenheid van de mens met het duistere rijk van satan. Dat heeft door het zondigen bij de mens zondeschuld ten gevolge en dat brengt afstand en scheiding met God (Jes. 59:1-2).

De mens wordt niet met een verscheurende leeuw (het beeld van de duivel, 1 Petr. 5:8) vergeleken, maar met een dwalend schaap: “Wij allen dwaalden als schapen. Wij wendden ons ieder naar onze eigen weg, maar de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem (Jezus) doen neerkomen” (Jes. 53:6).

De kernvraag

Om het begrip ‘van nature’ (phusis) te verstaan, is het goed na te gaan waar deze term nog meer voorkomt in het nieuwe testament. De kernvraag daarbij is of met ‘van nature’ enkel het wezen, de aard of de persoonlijkheid van de mens aangeduid wordt of niet.

Sommige heidenen leven van nature naar de wet

In Rom. 2:14 lezen wij dat er heidenen zijn, die de wet niet hebben en die van nature doen wat de wet gebiedt. In hun natuurlijke ontwikkeling blijkt dat deze heidenen niet door en door verdorven zijn, maar dat zij het werk der wet in hun inwendige mens hebben geschreven. Zij zullen behoren tot die volken, tot wie de Heere eenmaal zal spreken: “Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, enzovoort” (Matth. 25:35). Zij tonen barmhartigheid en dat is een goddelijke eigenschap. Zij zijn dus goede mensen, die uit hun goede schat, goede dingen voortbrengen (Matth. 12:35). Zulke mensen kunnen als heidenen ook goede wetten uitvaardigen waarmee ze het kwaad nog beteugelen en afremmen. Hun wezen is niet door en door verdorven, maar er zijn nog heel wat goede, natuurlijke eigenschappen vanuit Gods schepping overgebleven. Daar kan hij, als zijn door God ingeschapen geweten nog voldoende functioneert, naar leven.

Een voorbeeld is wat we lezen na de schipbreuk van Paulus en de zijnen (276 in totaal, Hand. 27:37), toen zij behouden op het eiland Malta kwamen: “En de inlandse bevolking bewees ons een buitengewone menslievendheid, want zij staken een vuur aan en haalden ons er allen bij, vanwege de regen die was gaan vallen, en vanwege de koude” (Hand. 28:2).

Natuurlijke takken van de olijfboom

In een tekstgedeelte in de Romeinenbrief gaat het over de olijfboom waar Joden volgens hun natuurlijke herkomst als takken groeien en de heidenen – nadat velen uit Israël door ongeloof weggekapt – als wilde loten tegen de natuur (hun afkomst) door het geloof tussengeënt zijn (Rom. 11:21,24).

Natuurlijke haardracht

In 1 Kor. 11:14 stelt Paulus: “of leert ook de natuur zelf u niet dat als een man lang haar draagt het een oneer voor hem is?” Hier wordt met ‘natuur’ de gewoonte of de heersende zede bedoeld. ‘Van nature’ heeft de man immers ook lang haar als hij dit niet knipt en kort houdt.

Natuurlijke omgang

Er zijn ook mensen die de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke omgang, dus niet volgens de natuurlijke orde (Rom. 1:26-27).  Deze mensen zullen we van harte liefhebben, maar hun daden of leefwijze op seksueel gebied is niet naar wat God in Zijn Woord heeft gezegd.

Natuurlijke mensen die de Geest niet hebben

In Judas 10 staat: “Maar deze mensen lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben, en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde.” Deze mensen zijn wel in de gemeente, maar niet door wedergeboorte vernieuwd in hun denken (Rom. 12:2). Zij konden de geestelijke heerlijkheden van het evangelie niet begrijpen en daar dus niet over oordelen, maar zij lasterden deze. Deze dromenzieners bezoedelden hun vlees en verwierpen wat heerschappij heet en lasterden de heerlijkheden (Jud. 8, NBG-vert.). Zij zijn mensen met een natuurlijk leven die de Geest niet hebben (Jud. 19). Langs de weg van het natuurlijke (van nature), wisten zij, net als de dieren, instinctief van eten, drinken en seks, maar zij leefden daarmee niet naar Gods wil, maar naar de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven (1 Joh. 2:16). Zij leefden naar hun lusten en harsttochten, beïnvloed door de machten van de duisternis en daarin ligt hun verderf.

Van nature Joden of zondaars uit de heidenen

In Galaten 2:15 wordt aangegeven, dat Paulus tegen Petrus zegt: “Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen.” Wie leest wat er staat, trekt de conclusie dat de Joden van nature geen zondaars zijn. Paulus bedoelde dat de Joden onder de wet waren geboren en daarom onder een bepaalde mate van Gods beloften en zegen. Daarentegen groeiden de heidenen op in een wereld die “in het boze ligt” (1 Joh. 5:19), dat wil zeggen dat die wereld onder de heerschappij en druk staat van de overste dezer wereld.

Wij leven in bezet gebied oftewel in het domein van de slang

Deze denkwijze vinden wij terug in Ef. 2:1-3. De heidenen zijn dood door hun overtredingen en zonden (Ef. 2:1), en niet vanwege hun geboorte. De oorzaak van de ellende is, dat zij in een door de duivel bezet gebied opgroeien. Doordat Adam de aarde overgaf aan satan werd zij het domein van de slang. Er is sprake van “overeenkomstig het tijdperk (loop, NBG) van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht (satan), van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid” (Ef. 2:2). Ondanks de bescherming die God om Israël gesteld had, moest Paulus toch ook erkennen: “onder wie wij ook ALLEN voorheen verkeerden” (Ef. 2:3a).

De toorn van God en het loon van de zonde

De Bijbel heeft het over de ‘toorn van God’ als de mensen een prooi worden van de boze geesten in de hemelse gewesten. Romeinen 1:18 zegt: “Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel (de geestelijke wereld) openbaart over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen. “ God geeft zulke mensen over aan de machten van de duisternis, omdat zij de duisternis liever hebben dan het licht (Joh. 3:19). God keert het loon van de zonde niet uit, maar dat doet de veroorzaker van zonde en dood: satan. Rom. 6:23 zegt: “Het loon dat de zonde geeft, is de dood.”

Het legaat van Augustinus

Zonde wordt niet fysiek door voorplanting overgeërfd, zoals de kerkvader Augustinus beweerde, die ook seks eigenlijk niet als iets moois – door God gegeven – tussen man en vrouw kon beschouwen. Bij Augustinus werd immers via de geslachtsdaad de zonde doorgegeven. Een volledig foutieve voorstelling van zaken.

Augustinus liet alle heidenen en alle onbewust levende kinderen alleen al op grond van het legaat (de erfenis) van de zogenaamde erfschuld van Adam de eeuwige straf verdienen, kortom: verloren zijn in de poel van vuur of de hel. Ongedoopte kindertjes erfden deze zonde als reële zonde. Als zij niet werden gedoopt, kwamen zij niet in de hemel.

We treffen hier een zodanig verregaande en verschrikkelijke conclusie aan dat je je af kunt vragen wie de erfschuld en/of de verwerping tot de hel – en zeker die van zuigelingen en heidenen, die nog nooit van Jezus hebben gehoord – zonder meer als consequentie zou willen aanvaarden, doorvoeren en er ‘amen’ op zou durven zeggen. Toch zijn dat de regelrechte gevolgen van het denken in ‘erfschuld.’

Het is belangrijk om te weten dat het Joodse denken geen erfzonde kent en dat de Bijbel dit begrip niet gebruikt.

Wat is ‘van nature’ in Ef. 2:3?

In de uitdrukking “wij waren van nature kinderen des toorns’ (Ef. 2:3) gaat het niet om ‘erfzonde’ door een genetische overerving van ouders naar kinderen. Zonde is geen biologische zaak, maar heeft zijn geestelijk oorsprong in de duivel die zondigt van den beginne (1 Joh. 3:8). ‘Van nature’ is hier langs de weg van een natuurlijke ontwikkeling, omdat de wereld door Adam overgegeven is aan de duivel en alle mensen tot zonde doen gekomen zijn. Alle mensen zijn zo zondaars geworden. “Er is immers geen mens die niet zondigt” (1 Kon. 8:46; 2 Kron. 6:36).

Omdat alle mensen gezondigd hebben (1 Joh. 1:8,10), hebben wij het offer van de Heere Jezus Christus absoluut nodig, om behouden te worden en eeuwig leven te hebben. Dank zij Gods liefde en genade mogen wij hier als mens deel aan krijgen door de wedergeboorte.

Jildert de Boer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *