ZIJN ONZE WERKEN DOOD OF LEVEND? (2)

In dit onderwijs maak ik mede gebruik van wat de Indiase bijbelleraar Zac Poonen hieromtrent schreef

  • Dode werken worden gedaan voor persoonlijke eer en winst (voordeel of eigen belang)

“Ik ken uw werken en weet dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood” (Openb. 3:1). Hier was een man die geestelijk dood was, maar die toch dacht dat het aardig ging, omdat hij de naam had, dat hij leefde. Hij zocht de eer van mensen meer, dan de eer van God (Joh. 5:44; Joh.12:43). Het resultaat was dat zijn werken niet vol waren, omdat sommige werken dode werken waren en die uiterlijk mooie naam van zijn zogenaamde reputatie kon hem niet helpen. Al wat wij doen om indruk op mensen te maken, is een dood werk. Al wat wij doen om door andere mensen opgemerkt te worden is ook een dood werk (Matth. 6:1-18). Dat kan je heel gemakkelijk een eergevoel geven, in plaats van dat God de eer krijgt.

Levende werken worden in het verborgene gedaan, alleen voor Gods aangezicht, waarbij het niet voor de mensen wordt uitgebazuind wat je doet, om van hen loon of goedkeuring te krijgen.

Laten wij ons niet laten voorstaan op onze zogenaamde prestaties voor God, dan zijn we begonnen “de werken van onze handen te aanbidden” (Hand. 7:41). Onze werken worden dan al heel gauw dode werken, waarbij eigen voordeel en eigen belang meespeelt. Op manier is de stad Babylon gebouwd. In Daniël 4:30 staat dat koning Nebukadnezar zei: “Is dit niet het grote Babel, dat ik als een huis voor het koninkrijk gebouwd heb, door mijn sterke macht en ter ere van mijn majesteit.” Hier zien we de hoogmoed en trots ten voeten uit.

Wij moeten niet onszelf rechtvaardigen voor mensen, maar wat slechts telt is dat God ons hart ziet en kent. Want wat hoog is onder de mensen, is een gruwel (vuilnis) voor God” (Luk.16:15). Alleen iemand die radicaal is, kan werkelijk aan dode werken ontkomen. Er vindt tijdens het doen van dode werken geen werking van God in ons plaats. Er gebeurt namelijk niets in ons dat onze geestelijke groei stimuleert. Door dode werken sta je van binnen stil (al loop je van buiten misschien hard) en stilstand is achteruitgang. Door levende werken in de kracht van Geest gedaan ga je vooruit in je geloof. In Filippenzen 3 schrijft Paulus dat hij voor alle zogenaamd goede, maar dode werken uit zijn vroegere, oude leven als bestemming heeft: de vuilnisbak, want hij acht alles als vuilnis wat dat betreft. Zijn passie is geworden: Christus winnen! Zijn levendige interesse is Christus en om meer van het wezen van Jezus, van Zijn beeld in zichzelf te krijgen. Dat mag ook ons verlangen zijn: dat Christus in ons gestalte krijgt (Gal. 4:19). Dat is de moeite waard om voor zoiets geweldigs te leven: voor Jezus en om gelijkvormig te worden aan Zijn beeld.

  • Dode werken worden gedaan worden om de stem van het geweten het zwijgen op te leggen

Het is ook voor christenen mogelijk om werken te doen als bidden en vasten puur om het eigen geweten te sussen en je niet schuldig te voelen. Velen lezen de Bijbel en bidden dagelijks, vooral om hun geweten niet bezwaard te laten zijn.

Zelf merkte ik dat ik op een gegeven moment niet meer naar de bidstond ging vanuit verlangen naar God en uit bewogenheid voor de nood van mensen. Ik kwam op de bidstond om mijn neus te laten zien en erbij te horen. Ik deed dus een dood werk. Gelukkig maakte de Geest mij erop attent dat mijn motief niet zuiver was, maar gemengd.

Om dezelfde reden gaan ze naar samenkomsten, op de ‘automatische piloot’, want anders beschuldigt hun geweten hen. En we draaien onze religieuze verplichtingen af. We kunnen ook naar de samenkomsten gaan vooral voor de gezelligheid en het sociale gesprek. Dan moeten we goed begrijpen wel dat het motief niet klopt, niet zuiver is, al mogen deze dingen zeker een plaats hebben. We zullen in de eerste plaats voor de Heer gaan, voor hulp van God voor je dagelijks leven en je geestelijke groei. Anders worden zulke werken slechts aards, religieus en dood.

Het is belangrijk hier ook te zien hoe satan in het spel kan zijn door ons reine en vrije geweten opnieuw op te zadelen met beschuldiging en aanklacht, om ons onder druk te zetten of te deprimeren door schuldgevoelens, terwijl ons geweten juist door de Heer gewassen was en zonder besef van kwaad (Hebr. 10:22). Dat moeten we in Jezus’ naam niet nemen en niet pikken. Weersta de aanklager in Jezus’ naam.

  • Dode werken zijn werken die gedaan zijn uit angst voor het komende oordeel.

Op zichzelf genomen is zondigen nalaten, omdat we het oordeel van God vrezen, wel goed. Het is echter beslist niet het motief van waaruit Jezus de zonde links liet liggen. Jezus liet na te zondigen, omdat Hij de Vader wilde behagen. Dat zal ook ons motief zijn. Stel dat er geen oordeel zou volgen op het vreemd gaan met een andere man of vrouw, op het vertellen van leugens, het roddelen over anderen, of op het vasthouden van een grief tegen een ander, zouden we dan toch nog aan deze zonden toegeven? Of zouden we steeds standvastig blijven staan, omdat ons hartsverlangen was om God te behagen? Laat ieder deze vraag voor zichzelf beantwoorden! Om anderen te vergeven alleen toe te passen, omdat wijzelf geen nadelige gevolgen willen lijden, is een dood werk, omdat het voortkomt uit een angst voor het oordeel over onszelf.

  • Dode werken worden gedaan om loon van God in ontvangst te nemen

Het klopt dat als Jezus komt Hij zijn loon bij Zich heeft, om aan ieder te vergelden naar zijn werken (Openb. 22:12). Het is ook juist dat het sterkste verlangen van ons leven behoort te zijn God welgevallig te zijn (2 Kor. 5:9), zodat we van Hem straks kunnen horen: “Welgedaan, goede en trouwe dienstknecht” (Matth. 25:21). Toch waarschuwde Jezus Zelf ons tegen de egocentrische wens om een hemelse beloning te verkrijgen, als een motief voor onze offers en onze inzet voor Hem. Petrus vond dat hij het goed deed vergeleken bij de rijke jongeling (die zich vlak daarvoor van Jezus had afgekeerd) en stelde aan Jezus de vraag: “Wat zullen wij dan ontvangen voor alles wat wij opgegeven hebben voor U?” (Matth. 19:27). Jezus antwoordde hem met de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard (Matth. 20:1-16). Daar zien we dat zij die voor loon werkten de laatste werden, terwijl zij die zonder meteen te denken aan een beloning hadden gewerkt de eersten werden (hoewel zij maar een klein deel van het werk gedaan hadden dat de eersten hadden geleverd).

Het is hier de kwaliteit van levende werken tegenover kwantiteit of hoeveelheid van dode werken, dus zien wij in deze gelijkenis het verschil tussen dode en levende werken. Merk op: Het goede is veel, niet het vele is goed!

Werken die gedaan worden met de hoop op een hoger plan gesteld te worden boven andere gelovigen en om een betere of hogere plek in Christus te vinden, zullen straks openbaar worden als zelfgerichte, dode werken. Exclusieve groepen met sektetrekken menen nu al in hun zelfingenomenheid dat zij veel beter zijn, dan de rest van de christenen en daarom straks in het vrederijk de grootste rol zullen spelen. Laten wij goed beseffen dat alles wat wij hebben, aan leven en aan inzichten, dat dit uitsluitend door Gods genade en door middel van de Geest is en niet om ons te verheffen boven anderen. Als wij ons gedachteleven reinigen en anderen goed doen en dit alles met het uiteindelijke doel om zelf verheerlijkt te worden op dag, dan staat nog steeds het leven voor onszelf (2 Kor. 5:15) centraal in ons leven, in plaats van te leven voor Hem en van daaruit voor anderen. Al onze egocentrische zogenaamde ‘goede’ werken zijn dode werken! Zij die straks kronen krijgen zijn er gauw bij, om die aan de voeten van de Heere neer te werpen en daarbij te zeggen: “U alleen bent waardig”(Openb. 4:10-11).

Alleen als we onszelf gereinigd hebben van andere motieven dan de wens om God te verheerlijken en te eren, kunnen wij bevrijd worden van dode werken.

Jezus gaf ons twee voorbeelden met het oog op het toekomstige oordeel. In de ene voorstelling sommen de mensen al het goede op dat zij gedaan hadden in hun aardse leven voor de Heere: “Heere, Heere, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgeworpen” (Matth. 7:22-23). Deze mensen werden door de Heere afgewezen. In de andere voorstelling vinden we omgekeerd dat de rechtvaardigen die door de Heere herinnerd worden aan het goede dat zij hadden gedaan tijdens hun aardse leven. “Heere, wanneer hebben we dat gedaan?” roepen zij verwonderd (Matth. 25:34-40). Ze hadden deze dingen niet gedaan om loon te ontvangen. Merk hier het duidelijke onderscheid op tussen dode en levende werken.

Los van hoe jij en ik precies de verschillende komende oordelen en Gods beoordeling ziet: in welke van deze twee groepen passen jij en ik? Ga je prat op wat je gedaan hebt? Of wacht je op de rechtvaardige beoordeling van God?

  • Dode werken worden gedaan zonder het kruis op te nemen en zichzelf te verloochenen.

Levende werken zijn alleen die werken, die opkomen uit het leven van Jezus in ons. Het is niet mogelijk om dit leven van Jezus te hebben zonder eerst het sterven van Jezus in ons lichaam om te dragen (2 Kor. 4:10) – dat is het dagelijkse kruis van zelfverloochening (Luk. 9:23). Als we slechts onze tong bedwingen om niet boos te spreken of onze gezichten bedwingen om niet dreigend te kijken, maar van binnen nog steeds borrelen van ergernis en irritatie, dan zijn wij slechts goede boeddhisten. Ik, de grote zelfbeheerser. Dit is het zichzelf beheersen op basis van een oosterse godsdienst, niet door Jezus Christus, niet als een vrucht van de Geest. Jezus leerde ons om als discipel van Hem het kruis dagelijks op te nemen. Dat geeft een gedisciplineerd leven. Dit is het “sterven van Jezus”, waarbij het vlees wordt gekruisigd met zijn lusten en begeerten (Gal. 5:24). Zo kunnen wij onttrokken worden aan de zonde (1 Petr. 4:1) en zal het leven van de heilige Geest als stromen van levend water uit ons binnenste vloeien (Joh. 7:37-39). Onze innerlijke houding zal dan overeenkomen met onze uiterlijke verschijning en werken. Gemaakt glimlachen of een andere vorm van uiterlijke vroomheid of christelijke maniertjes gebruiken zal dan niet meer nodig zijn.

11. Dode werken ontstaan in ons menselijke denken

Martha’s dienende opstelling voor Jezus en de mensen in het huis is een illustratie van goede werken die dode werken zijn (Luk. 10:38-42). Zij deed dat werk om iedereen in huis te bedienen, omdat ze voelde dat het een ‘goed werk’ was om te doen, maar daarbij had ze naar Jezus de eis dat Maria haar eigenlijk zou moeten komen helpen. In feite beklaagde ze zich over haar zuster. Zij leefde voor het aangezicht van mensen en was daarmee zeker geen hoer, maar een maagd, maar dan wel een dwaze maagd. Maar “het belangrijkste voor een dienaar is dat hij doet wat zijn Meester hem opdraagt” en niet wat hij- of zijzelf voelt om te doen (1 Kor. 4:2). Bij Martha was het goede de vijand van het beste.

Daarom koos Maria het goede deel dat zij eerst aan Jezus Zijn voeten zat om te horen wat Hij haar wilde laten doen. Zij was voor Gods aangezicht en gericht op het woord van de Meester. Zij was vergelijkbaar met een wijze maagd.

Jezus deed nooit iets op Zijn eigen initiatief of op Zijn eigen houtje (Joh. 5:30). Hij deed niets uit Zichzelf en deed alleen wat Hij de Vader zag doen. God zoekt niet diegenen die een mooie filosofie hebben over hoe Zijn wil gedaan kan worden (waardoor menselijke producten of resultaten komen), maar naar diegenen die nederig genoeg zijn om hun gebrek aan wijsheid en kracht te erkennen en die zichzelf beschikbaar stellen aan God om gebruikt te worden, zoals het Hem behaagt. God kijkt niet naar bekwaamheid, maar naar beschikbaarheid.

Slotnoties

Voor elke ‘sloot’ aan de ene zijde van de smalle weg, is er een andere ‘sloot’ aan de andere kant. Als “dode werken” de ene sloot is, dan is “geen werken” de sloot aan de andere kant van de weg. Als wij gehoord hebben van de nutteloosheid van dode werken voor onszelf en voor God, dan kan voor sommigen van ons het gevaar bestaan om helemaal niets te doen, passief te worden en achterover te leunen, of om alles wat we doen eerst op een rijtje te zetten, voordat we iets doen. Het leven kan dan een langdurige aaneensluiting van frustrerend zelfonderzoek worden en we komen aan het doen nauwelijks toe, want dan worden we bang om fouten te maken. Als wij de Heer liefhebben, is het helemaal niet erg om in het leerproces achter Hem aan nog fouten te maken, als het maar niet steeds dezelfde fouten blijven.

Gods Geest is in staat om ons echt te onderzoeken en Hij alleen kan ons bekend maken waar wij op een dwaalspoor komen (Jes. 30:21 en Ps. 139:23-24). “In Gods licht alleen kunnen we het licht zien (op onszelf, op ons eigen leven)” (Ps. 36:10). Het antwoord is niet een levenslang zelfonderzoek, maar eerder een nederige houding ten opzichte van de Heer, gepaard gaande met de vrees van God, dat is niet bang voor God worden, maar een gezonde vrees voor zonde te hebben. Dan zullen het Woord en de Geest ons laten zien waar wij misschien aan het afwijken zijn, om te vallen in één van die sloten naast de smalle weg.

Het licht van God laat ons niet alleen de bezoedeling van het vlees zien (is er zonde in mijn leven?), maar ook de bezoedeling van onze geest (heb ik gemengde motieven, die tot dode werken leiden en laat ik mij nog beïnvloeden door demonische geesten? Of herken ik iets van de geest van het Farizeïsme?). Als we onszelf reinigen van wat het licht ons bekend maakt, in de vreze van God, zullen wij onze heiliging volmaken (2 Kor. 7:1). Al onze werken zullen weldadig en welgevallig zijn voor Gods aangezicht en die levende werken worden tot zegen voor de mensen om ons heen. Onze rechtvaardige daden zullen dan ons bruidskleed (geestelijke statuur) zijn op het bruiloftsfeest van het Lam (Openb. 19:8).  Ons wordt bevolen om alles te doen tot eer van God (1 Kor. 10:31). Wanneer dat motief ons bezielt, dan zullen we zeker bevrijd worden van alle dode werken. Dan weven we uit goede motieven aan het kleed der gerechtigheid.

Ik eindig met een bijzonder treffend lied over wat ons motief is om God te dienen, waarbij we geleerd hebben dat dode werken vanuit een geheel of gedeeltelijk onzuiver motief worden uitgevoerd.

Wat is ’t motief o Heer, mijn God
Dat ik U dienen wil op aard’?
Gaat het alleen om mijn behoud?
Of bent Uzelf mij alles waard?

Koor: O Heer, mijn God, U heb ik lief,
           Voor U te leven is mijn motief
           Het gaat bij mij slechts om Uw eer,
           U wil ik dienen, U mijn Heer.

Zoek ik het eerst Uw Koninkrijk
In alles, zoals het behoort?
Neig ik mijn hart tot Uw gebod?
Ben ik gehoorzaam aan Uw Woord?

‘k Heb Uw gezindheid nodig, Heer
Opdat het wezen Gods in mij
Herkenbaar worde tot Uw eer
‘k Wil voor U leven rein en vrij.

Tot lof van Uwe heerlijkheid,
In waarheid levend positief,
Vanuit de rust die U mij schenkt
Heer Jezus, heb ‘k U waarlijk lief.

Breekt uit in gejuich 69.

Jildert de Boer

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *