CGN of Noorse Broeders: Aandacht in het boek van Carine Damen ik was gek van geluk
Een kleine impressie (11)
Uit het boek ‘In het huis Mijns Vaders…’
In dit boek is CGN in feite de enige principieel christelijke beweging, die aandacht krijgt. De enige andere bewegingen die een beetje christelijke items hebben meegenomen in hun totaalpakket met daarnaast heel andere invloeden zijn de Orde der Transformanten en Stichting Uit de Bron van Christus. Deze stromingen zijn werkelijk qua inhoud niet te vergelijken met Christelijke Gemeente Nederland.
In haar in 2013 gepubliceerde en bij uitgeverij Luitingh/Sijthoff verschenen boek schrijft Carine Damen in hoofdstuk 10 onder de titel ‘Wat een heerlijke broeder bent u’ over de Christelijke Gemeente Nederland (de Noorse Broederschap). De CGN is één van de negen bewegingen waar Carine Damen over schrijft. Zij beschrijft de CGN in een inleiding van ruim zeven bladzijden en daarna volgt een interview met drie ex-leden.
De beschrijving is gechargeerd, als gesuggereerd wordt dat vooral onder leiding van Aslaksen ouders werden aangespoord hun kinderen te mishandelen. Daar was Aslaksen niet op uit, maar hij gebruikte soms teksten over tucht uit het boek Spreuken in de Bijbel. Ik citer er eentje voluit: “Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon, maar wie heeft liefheeft tuchtigt hem reeds vroeg” (Spr. 13:24). (Hierbij geef ik de volgende bloemlezing: Spr. 1:8; Spr. 3:1,11-12; Spr. 4:1,13; Spr. 6:20; Spr. 13:1; Spr. 13:24; Spr. 15:32; Spr. 19:18; Spr. 20:30; Spr. 22:6; Spr. 22:15; Spr. 23:13-14; Spr. 29:15; Spr. 29:17; In het Nieuwe Verbond noemen we: Ef. 6:1-4; Kol. 3:20-21; Hebr. 12:7-11). Deze Schriftplaatsen gaan over de tuchtiging van kinderen: dat betekent in de eerste plaats onderwijzing en opvoeding en niet primair, zoals vaak gedacht wordt: ‘billenkoek’, of tewel een pak slaag. Tuchtiging mag daarom absoluut niet gelijkgeschakeld mag worden met stelselmatige mishandeling. Dit is een hardnekkig misverstand!
Volgens Carine Damen was Aslaksen tussen 1943 en 1995 aan de macht, maar dat is onjuist: hij had tot aan zijn overlijden in 1976 de hoofdleiding. Zij slaat abusievelijk en wat slordig de periode Sigurd Bratlie over, die na Aslaksen de hoofdleider werd en springt meteen naar Kåre Smith, die de regels versoepelde. Verder schrijft zij over de Brunstadschuld, DWN Service en de Belastingdienst, thema’s die wij al belicht hebben in dit hoofdstuk. Daarna komen de interviews met Ellen Heijmerickx (pseudoniem), Egbert Kobes en een zekere Nicolien (schuilnaam).
Als je perceptie een karikatuur wordt
Wat ik betreur, is dat de auteur ervoor kiest drie mensen te interviewen die na hun Noorse broeders-tijd niet alleen deze gemeenschap verlaten hebben, maar ook afscheid hebben genomen van het christelijk geloof. Dat geeft een eenzijdig en vertekend beeld.
Het is jammer en een gemiste kans dat Carine Damen niet (ook) met drie personen een interview heeft afgenomen, die zich weliswaar hebben teruggetrokken uit CGN, maar geen rancune of wrok koesteren, praktiserend christen gebleven zijn en een veel genuanceerder beeld van deze heiligingsbeweging hadden kunnen schetsen.
De perceptie van Carine Damen aangaande CGN is daarmede bijna uitsluitend negatief en de zonnige zijde, die de Noorse heiligingsbeweging eveneens heeft, komt helemaal niet in het vizier. Op 23 oktober 2013 heb ik de uitzending bij ‘Een vandaag’ met de auteur gezien. Daar was ook Egbert Kobes. Het was een zeer matige uitzending: ze lieten de auteur aan het woord over sekten met seksuele uitspattingen en manipulaties en dat werd afgewisseld met fragmenten interview met Egbert Kobes en beelden van de Orde der Transformanten. Doordat ook de Orde der Transformanten in beeld kwam, die er meervoudige seksuele relaties op na houden, kreeg je het idee dat de Noorse Broeders eveneens een gesloten orgieënclub met meerwijverij is. Journalistiek gezien is dat niet zuiver.
Op dit punt wil ik de CGN verdedigen: als regel vinden daar helemaal geen extremiteiten plaats op het seksuele vlak. De manier waarop deze heiligingsbeweging werd weggezet, was onfatsoenlijk.
Ook in vroeger jaren waren er al verhalen over de Noorse broeders in omloop die niet klopten. Ik zal drie voorbeelden van sterke karikaturen geven uit de jaren zestig, zeventig, tachtig van de vorige eeuw:
- Op de boot naar Noorwegen mochten de Nederlandse Noorse broeders niet uit de raampjes naar buiten kijken, want ze deden niet aan tourisme.
- Een broeder haalde een paar kippen bij een boer om thuis te slachten. Prompt ging het gerucht door het dorp dat ze in de samenkomst bij de Noorse broeders ritueel kippen slachtten.
- Iemand was op bezoek op het conferentieoord ‘De Kroeze Danne’ en daar werd sterk gearticuleerd en wat monotoon de tijd omgeroepen voor iedereen: “Het is nu één uur.” De gast merkte op: “Het is hier net een concentratiekamp.”
Op dit lage onzin niveau ontstaat een volstrekt scheef beeld. De Noorse broeders zijn gewone, over het algemeen vriendelijke mensen, die normaal in de maatschappij functioneren.
Iets over het interview met Ellen Heijmerickx
Ellen heeft heel veel publiciteit gehad door haar twee boeken en het beeld dat ze daarmee heeft opgeroepen van de Noorse broeders en het leven in het gezin waaruit ze stamt.
Hoewel ik moet zeggen dat zij qua Nederlands een wervelende woordkunstenares is, geeft haar kijk op deze geloofsgemeenschap een subjectieve beleving weer. Blijkbaar heeft zij het helaas zo ervaren en geïnterpreteerd, maar naar mijn begrip is het niet maatgevend voor de Noorse heiligingsbeweging als geheel.
Ik ken de vader van Ellen: een eenvoudige, gelovige en zachtaardige man. De bewuste broeder heeft jarenlang trouw leiding gegeven aan een vrij grote gemeente in CGN. Er zijn ook kinderen uit dit gezin, die in de CGN gebleven zijn en het leven thuis en in de gemeente dus aanmerkelijk anders beleefd hebben dan Ellen.
Ellen noemt gevallen van seksueel misbruik, incest, pedofilie en zelfmoord. Zij stelt dat deze vreselijke verschijnselen veel en regelmatig voorkomen zouden zijn in de gezinnen van wat nu CGN heet.
Waar ze zijn voorgekomen, is dat ernstig en dit wil ik niet bagatelliseren. In mijn beleving zijn deze misstanden hier en daar – betreurenswaardig genoeg – incidenteel voorgekomen, maar waren zij in verhouding tot de hele gemeenschap veel meer uitzonderingen dan regel.
Ik gun Ellen graag – los van de Noorse broeders en met relativering van de te sterke karikatuur van deze beweging, die zij in mijn ogen schildert – het basisvertrouwen van geborgenheid in Jezus Christus en de werkelijke, levende God van de Bijbel terug.
Iets over het interview met Egbert Kobes
Egbert Kobes is homoseksueel en komt daar tegenwoordig openlijk voor uit. Hij beschrijft zijn worsteling met de geaardheid die hij in zijn jeugd ontdekt. Hij voelt zich – zoals een andere met homofilie worstelende persoon, met wie ik opgetrokken heb, zich uitdrukte – als het ware ‘verkeerd ingeplugd’, omdat hij aangetrokken wordt tot zijn eigen geslacht. Hij durft niet met zijn nood tevoorschijn te komen in de Noorse broederschap. Hij vreest de afwijzing en de veroordeling.
Ik kan begrijpen dat het niet gemakkelijk is, om hiermee voor de dag te komen, maar ik denk niet dat het een uitgemaakte zaak is dat men met dit probleem binnen de CGN nooit begrip ontmoet voor deze identiteitsstrijd in iemands binnenste. Hiervan zal ik nu – naar aanleiding van het interview met Egbert Kobes – een voorbeeld geven.
Broedersamenkomst in Terwolde over homoseksualiteit
Ik herinner mij goed dat wij in de gemeente Terwolde een keer een broedersamenkomst hadden, zo rond 1990 vermoed ik. De leidende broeder Wim van der Linden legde die avond een precaire vraag op tafel: “Broeders, uw zoon komt van de week op een avond bij u en vertelt u dat hij zich homofiel voelt. Hoe zou u reageren als dit bij u gebeurde? Graag eerst een stuk of drie broeders die willen vertellen hoe ze zouden handelen!” De antwoorden varieerden. Een broeder vertelde dat hij vanuit de Bijbel zou laten zien, hoe God hierover denkt. De volgende broeder zei dat hij bij zo’n onverwachte, schokkende melding weinig zou zeggen, maar geduldig zou luisteren naar het complete verhaal van zijn zoon. Een derde broeder zou van zijn zoon willen weten of hij zich zo voelt van binnen, maar daar geen uiting aan wil geven of dat hij zich niet alleen tot jongens aangetrokken weet, maar daar op een bepaald moment ook verder in zou gaan door een homoseksuele relatie aan te gaan.
Op deze avond werd erover gesproken wat de Bijbel zegt op dit punt, niet alleen in strengheid tegenover de zonde, maar ook in liefde en begrip over de zondaar. Broeder van der Linden beëindigde de broedersamenkomst door te wijzen op het verschil tussen zonde hebben (1 Joh. 1:8; niet alleen de homofiel, maar daar hebben wij allemaal mee te maken) en zonde doen (1 Joh. 3:9; niet alleen de zich homofiel voelende mens mag de zonde niet in praktijk brengen, maar dat mogen wij geen van allen. Wij hebben allemaal een strijd te voeren om de zonde in ons leven te overwinnen). Hoewel de homoseksuele praktijk niet werd goedgekeurd, ademde deze broedersamenkomst een milde en barmhartige geest wat betreft de homofiele mens, die misschien je eigen zoon of dochter zou kunnen zijn. Er was beslist geen sprake van verstoting of iets dergelijks.
Vervolg over het interview met Egbert Kobes
Als Egbert het ouderlijk huis en de broederschap ontvlucht, krijgt hij bezoek van broeders. Uiteindelijk gooit hij na een paar keer de broeders de deur uit met een vloek.
Het stoort mij dat schrijfster Carine Damen het blijkbaar nodig vond om dit vloekwoord voluit op te nemen in haar boek. De uitgever heeft er kennelijk geen moeite mee een vloek in het boek op te nemen, in plaats van het alvorens het uit te brengen te screenen op algemeen beschaafd Nederlands. Zoiets zal men wel ‘functioneel vloeken’ noemen, denk ik, maar het wordt door mij als stuitend ervaren.
Helaas gooit Egbert zich met volle teugen in het homocircuit. Hoewel hij niet meer in God gelooft, merkt hij dat de gemeente en de liederen nog in alle vezels van zijn lichaam zitten. Ontroerend is na negen jaar de ontmoeting met zijn moeder, die ongelukkig is met de nieuwe koers en het andere beleid van Kåre Smith, die intussen de leiding overgenomen heeft. Ze toont haar zoon liefde!
Egbert ervaart dat de trauma’s uit zijn jeugd (onder andere rigide tuchtuitoefening) moeilijk uit zijn geest te bannen zijn. Af en toe wil hij wel vergeving vragen, want hij heeft angst voor de dood. Diep in zijn hart wil Egbert nog steeds naar de hemel, straks, als Jezus terugkomt. De gedachte dat Jezus op het laatste moment vergeving schonk aan de moordenaar naast hem spreekt hem nog altijd aan.
We proeven dat Egbert nog steeds een gevoelige snaar voor het evangelie heeft. Egbert, de Here zegt nog altijd tegen je: IK HOUD VAN JOU!
Iets uit het interview met Nicolien
‘Nicolien’ wordt als schuilnaam gebruikt voor een alleenstaande moeder met drie kinderen die een jaar of zes geleden – dus om en nabij 2007 – de CGN verliet.
De beide andere uitgetredenen Ellen en Egbert, die geïnterviewd werden, zijn veel eerder weggegaan, toen er van een ‘nieuwe koers’ nog geen sprake was.
Haar vertrek had vooral te maken met de omstandigheden die speelden rond haar echtscheiding, op zich geen directe reden voor een verlating van CGN, maar zij maakte daarbij meteen de keuze met een ander weg te gaan. Door deze beslissing liet men haar als één man vallen vanuit de Noorse broederschap.
Wat betreft het gemeentegezin, waarin ze opgroeide, beschrijft ze geen rooskleurig beeld: vader was vaak druk, moeder veel moe en de kinderen mochten op een wat geforceerde manier geen ruzie maken. Gebeurde dit toch, dan werd er op je geweten ingepraat, althans zo geeft Nicolien het ervaren. Bij Jezus horen en dingen doen die bij Hem passen werden daarbij veelvuldig aangewend. Er was in dit gezin niet zoveel lichamelijk tucht. Belangrijk was dat je leerde je te buigen. Haar ouders luisterden wel naar haar verhaal, maar deden dit altijd in het kader van het geloof. Nicolien ondervond weinig aandacht.
In het gezin vond seksueel misbruik plaats tussen broers en zussen. Deze traumatische gebeurtenissen over langere tijd, die wel op een zeker moment uitkwamen, hebben nog steeds invloed op de opvattingen van Nicolien over seks. Ze zegt: “Voor mij is seks geen onderdeel van een gezonde relatie. Seks is iets waar een man plezier aan beleeft, ten koste van een vrouw. Het heeft niets met liefde te maken.”
In de gemeente hoort Nicolien er niet echt bij door haar zogenoemde arrogante houding, die werd veroordeeld als hoogmoed, waarvan ze zegt: “Mijn verlegenheid werd voor hoogmoed aangezien.” Ze voelt zich eenzaam.
Op de middelbare school krijgt ze als 14 jarig meisje aandacht van een mentor van 37, die haar bewondert en haar bijpraat over de dingen die in deze wereld aan de orde zijn, een land dat Nicolien niet kende. De mentor vraagt haar ten huwelijk voor als ze straks 18 jaar is.
Nicolien beseft dat dit niet kan met een gescheiden man en op De Kroeze Danne (het voormalige conferentieoord van de Noorse broeders) neemt ze het besluit dat ze deze man moest opgeven, wil ze bij God horen. Daarna trouwt ze met een man in de gemeente, Arthur, die 13 ouder is, maar een stevig alcoholprobleem blijkt te hebben dat van grote invloed is op zijn humeur en wisselende stemmingen veroorzaakt als hij niet kan drinken.
Nicolien vertelt over de moreel verplichte donaties per inkomen aan Brunstad en de druk die ze daarbij ervaart. Ze werkt voor DWN Service, formeel vrijwillig, maar als je soms niet kan of wilt, is er weliswaar geen openlijke veroordeling, maar voel je je schuldig en hoor je er toch niet helemaal bij. Ze gaat twijfelen aan de gemeente: wel werken, geen loon ontvangen. Toch durft ze nauwelijks haar bedenkingen te uiten, want wie een ‘geest van kritiek’ had, was fout bezig. En als je er toch iets van zei, werd er nooit iets mee gedaan, vertelt ze.
Na een verhuizing, ver weg van haar ouders en de gemeente, omdat Arthur vanwege zijn drankzucht is ontslagen, komen bij Nicolien de inzichten.
Ze herinnert zich de mentor van vroeger, belt hem op en gaat weg bij haar man. Ze trekt bij de mentor in met haar kinderen en gaat met hem samenwonen. Hij beweert dat hij ook in scheiding ligt. Deze Simen deed aanvankelijk veel voor Nicolien. Toch voelt zij zich eenzaam en wordt depressief, want haar ouders en de hele gemeente laten haar vallen. De relatie met Simen blijkt van korte duur te zijn en ruim een jaar later vertrekt Nicolien met haar kinderen naar een eengezinswoning in het midden van het land.
De verhouding met haar ouders blijft verstoord, omdat ze in haar moeizame situatie van een slecht huwelijk de zonde heeft begaan met een andere man te gaan samenwonen. Haar vader stelt dat Gods weg nooit via de zonde gaat (Dat klopt, JdB). Nicolien vindt echter geen begrip voor de verzachtende omstandigheden bij haar misstap dat ze het twaalf jaar lang heeft moeten uithouden met een alcoholist, die ze nooit in de gemeente als zodanig openbaar heeft gemaakt. Ze beleeft het waardeoordeel van haar vader in zijn uitspraken als een schuld die enkel op haar wordt geladen: “Jij denkt dat je het zelf kunt, maar kijk eens, dat lukt niet. Zonder God en de Noorse broeders ben jij niets.”
Nicolien beseft dat ze een miserabel leven heeft geleid, maar is blij dat ze uit de gemeente is. Ze ontdekt dat ze zichzelf mag zijn, maar beschadigd is door het leven. Haar dochter zegt: “Mama, je hebt drie mensen het leven gered: ons. Eerst van de Noorse broeders, toen van papa.”
‘Nicolien’ heeft op een eerlijke wijze haar wel en wee verteld. Het is een schrijnend, hartverscheurend verhaal, waarin ze een uitweg heeft proberen te zoeken uit haar nood in haar huwelijk. Ze heeft zichzelf hervonden en herpakt, al heeft ze soms niet de beste keuzes gemaakt. Van harte hoop ik dat ze daarboven het liefdevolle Vaderhart van God terugvindt in haar leven en een christelijke gemeenschap ontdekt, waar ze herstel van verwondingen mag ervaren en samen met haar kinderen mag opbloeien tot Gods lof. ‘Nicolien’, met onze goede en graag vergevende God mag je – al is je door anderen ook zoveel aangedaan en heb je het zelf nog zo verprutst – altijd opnieuw beginnen!
Reactie van de persvoorlichter van de CGN
Volgens de CGN-persvoorlichter Berthe-Marie Floor is de gang van zaken in haar genootschap heel anders dan de ex-leden in hun interviews met Carine Damen hebben verteld. Zij stelt dat “de gemeente geen collectief is, maar een geloofsgemeenschap die bestaat uit honderden zelfstandig denkende en handelende mensen (cursivering van mij, JdB). Daarom kan het bestuur geen verantwoordelijkheid nemen voor uitspraken die gedaan zijn door individuele gemeenteleden.”
In mijn optiek beweegt de CGN zich wel degelijk als een collectief, waar weinig ruimte is om individuele zienswijzen en persoonlijke gedachten daadwerkelijk te uiten, laat staan naar voren te brengen. Het aannemen van de groepsidentiteit gaat ten koste van de eigen identiteit. Het zou wenselijk zijn dat de mensen zelfstanding zouden nadenken en handelen. Zuster Berthe-Marie Floor zou – net als ik – wel kunnen weten dat de drang die sommigen hebben tot zelfstandig nadenken en handelen binnenboord (in het binnenste van de persoon zelf) gehouden wordt uit angst om niet buitenboord van de hechte broederschap (de collectieve gemeente) te vallen.
Nu kan ik vrijuit spreken en schrijven, maar in de CGN is het in een goede geest stellen van kritische vragen een lastig thema. Het is voorzichtig manoeuvreren, want als je buiten de geijkte kaders komt, raak je vroeg of laat in moeilijkheden. Ik noem slechts het thema of CGN alleen en uitsluitend zij de ware, christelijke gemeente is. Daaraan valt in de visie van de leiders niet te tornen, maar bijbels gezien is dat niet te onderbouwen.
Nodig is een relativering van het exclusieve gemeentestandpunt en een breken met de gezamenlijke “wij zijn de gemeente”-trots. Dat impliceert ook het stoppen met alle ex-CGN mensen en alle andere christenen over dezelfde kam te scheren met de verheven houding van: ‘zij hebben het allemaal niet echt begrepen.’
In bijlage 6 van het boek is de mailwisseling tussen Carine Damen en Berthe-Marie Floor te lezen. Helaas komt er geen echt gesprek over de mail tussen Berthe-Marie Floor en Carine Damen tot stand. Daarnaast is in deze bijlage een toegestuurd artikel opgenomen van de leidende broeder van Nederland Jan-Hein Staal over ‘De vrije wil van de mens.’ (publicatiedatum 20 maart 2012).
De vrije wil van de mens
We noemen samenvattend een aantal hoofdpassages uit het artikel dat Berthe-Marie Floor als voorlichter toezond aan Carine Damen.
Br. Jan-Hein Staal schrijft onder andere in dit artikel: “’Vrijwillig’ betekent niet dat iemand alles maar kan doen zonder dat het consequenties heeft. Vrijwillig is immers niet hetzelfde als vrijblijvend. Juist omdat wij een vrije wil hebben, zijn wij verantwoordelijk voor onze keuzes. Wij kunnen kiezen wat we zaaien, maar we kunnen niet kiezen wat we oogsten.” Over de vrije wil van de ander zegt hij vervolgens: “Op dezelfde manier waarop God onze vrije wil respecteert, moeten wij respect hebben voor de vrije wil van anderen. Betekent dit dat wij dan ook geen verantwoordelijkheid voor elkaar hebben? Vanzelfsprekend hebben we dat.”
Voorts zegt hij een paar dingen over de opvoeding van kinderen: “Ouders hebben immers de verantwoordelijkheid wanneer het gaat over de opvoeding van de kinderen. Ook als de kinderen ouder worden, blijft het zoeken naar een gezonde balans tussen het respecteren van de vrije wil van het kind en de (afnemende) verantwoordelijkheid vanuit de opvoeding. Hier is veel te leren. Bijvoorbeeld: dat je niet heerst over de kinderen; ze niet prikkelt; ze niet tot kopieën van jezelf wilt maken. Maar wel een voorbeeld zijn voor de kinderen, ze op het hart dragen en voor ze bidden! Contact met ze hebben, een begrip in hun harten leggen in plaats van hen een massa regeltjes mee te geven.” Hij citeert onder meer nog uit Filemon 14 waarin de frase staat: “opdat wat goeds gij doet niet uit dwang, maar vrijwillig zij.” Tenslotte merkt hij op over vrijwilligheid in de gemeente: “Ook wat betreft het leven en het dienen in de Gemeente is deze basis van vrijwiligheid zeer belangrijk. Zo leren wij de fijngevoelige wetten kennen, waarover de wijsheid ons wil onderrichten: nooit heersen, nooit van anderen eisen of iets verwijten. Maar wel onze naasten op ons hart te dragen en voor hen bidden, met hen spreken en hen aanvuren. Het doel is immers dat zo velen als mogelijk vrijwillig en van harte met hun vrije wil in Gods wil binnenkomen.” Tot zover Jan-Hein Staal.
Het goede artikel en de werkelijkheid in CGN
Wij hebben niets aan te merken op dit op zichzelf genomen prima artikel van Jan Hein Staal. Echter, wij vragen ons af hoe het in de praktijk werkt in het gemeenteleven. Gebeurt het werken voor DWN en het offeren van geld op basis van vrijwilligheid? Daarvan geven we een paar citaten:
- Een echtpaar stelde: “De buis om geld voor Brunstad mee te sparen werd ons opdrongen.”
- Een ander stel zei: “Het werken voor DWN Service was formeel wel vrijwillig, maar deed je niet mee, dan hoorde je er niet echt bij. Er werd een grote sociale en morele druk op ons geladen, die ons stress en frustratie gaf.”
- Weer een andere persoon, die in CGN is, gaf aan: “Ik baal ervan als de gewone samenkomsten tot opbouw weer eens worden afgelast, omdat er zo nodig eerst weer een klus voor DWN Service gedaan moet worden.”
Kortom: in de praktijk moet iedereen helpen met geld inzamelen en werken voor het goede doel, anders ben je – met een uitdrukking in gemeentejargon – “niet mee.”
Tot zover mijn notities naar aanleiding van het boek van Carine Damen ‘Ik was gek van geluk.’
Geef een reactie