De geestelijke en de natuurlijke wereld: wat houden deze in en hoe vind je balans daartussen? (1)

Een uitleg van beide hulpbegrippen en de geestelijke situaties in de onzichtbare wereld

“In den beginne schiep God de hemel en de aarde”(Gen. 1:1).

“Daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig” (2 Kor. 4:18).

Inleiding

Iemand vroeg mij naar de uitdrukkingen, die ik in navolging van anderen bezigde, namelijk: de ‘geestelijke wereld’ en de ‘natuurlijke wereld.’ Deze persoon vroeg zich af of deze termen wel duidelijk waren voor de mensen tot wie ik schrijf of spreek.

Dit triggerde mij om het een en ander eens helder uiteen te zetten. Beide uitdrukkingen komen niet direct in de Bijbel voor, maar zijn er wel van afgeleid. Daarom:

  • Ten eerste: wat houden deze hulpbegrippen ‘geestelijke en natuurlijke wereld’ precies in?
  • Ten tweede en verwant aan deze uitleg probeer ik tevens een helder zicht te geven op bijbelse begrippen in de onzichtbare wereld als ‘hemel’, ‘dodenrijk’ en ‘hel.’
  • Ten derde komt naar voren dat in het christelijke leven een goede balans gezocht moet worden tussen het geestelijke en het natuurlijke, het hemelse en het aardse.

Geroepen in twee werelden: hemel en aarde

De christen leeft één leven in twee werelden tegelijk: de aarde en de hemelse gewesten (NBG, HSV) of hemelsferen (NBV). Hij leeft met zijn lichaam – dat is de uitwendige mens – op aarde (2 Kor. 5:6-8), dat is ver van de Here in den vreemde. Op aarde hebben de mensen hun natuurlijk bestaan en leven geleid door hun zintuigen in de natuurlijke wereld. Met zijn inwendige mens – ziel en geest – is de christen overgezet in Christus Jezus in de hemelse gewesten (Ef. 2:6). Daar mag de mens wonen, leven, geloven, werken, schatten verzamelen en strijden.

Wat is geloof? De zekerheid van de dingen die je hoopt en het bewijs van de zaken die je NIET ZIET (Hebr. 11:1). In het geloof bleef Mozes in zijn omstandigheden standvastig “als ziende de Onzienlijke” (Hebr. 11:27).

De christen is burger van een rijk in de hemelen (Fil. 3:20) en tegelijkertijd een burger van het Koninkrijk der Nederlanden. De Staten Vertaling zegt hier: “Onze wandel is in de hemelen.” Een ongeestelijk mens zal deze uitdrukking niet kunnen begrijpen, maar bij zo’n belijdenis “ik wandel in de hemelen” vragen: “Wat doet u dan nog hier?” Hemels wandelen op aarde is voor een natuurlijk mens en een vleselijk christen een utopia of een fata morgana (= luchtspiegeling). Met deze hersenschim houdt hij zich niet bezig. De natuurlijke mens denkt over het algemeen dat met de dood alles afgelopen is en dat eeuwig leven niet bestaat. De vleselijke christen verschuift deze heerlijke dingen die voor ons binnen bereik gekomen zijn door de kracht van de heilige Geest doorgaans naar het hiernamaals: na onze dood als we in de hemel zijn en alles als bij toverslag volmaakt is. De geestelijke mens wil in elk opzicht naar Christus en de volmaaktheid toegroeien. Dat is een proces dat hier begint en dat ook omschreven kan worden als stukje bij beetje ‘minder onvolkomen worden’ of positief gesteld: “onze innerlijke mens wordt van dag tot dag vernieuwd” – 2 Kor. 4:16).

Toch wandelen we op aarde tegelijkertijd gewoon en eenvoudigweg in de natuurlijke, zichtbare wereld met alles wat voor ogen is en verrichten onze aardse taken. De christen is ook trouw in het kleine op aarde en heeft aandacht voor de natuur en de schepping, want hij weet dat hij daar gesteld is als rentmeester.

In 1 Kon. 20:23-30 lezen we over de slag bij Afek. Aram dacht dat de God van Israël een berggod was en dat zij daarom sterker waren dan zij. Het plan ontstaat om in de vlakte tegen Israël te strijden. Toen   naderde de man van God en zei tot de koning van Israël: zo zegt de Here: omdat de Arameeërs gezegd hebben: de Here is een berggod en geen God der vlakten, daarom zal Ik deze gehele grote, rumoerige schare in uw macht geven, opdat gij weet dat Ik de Here ben.  Onze God is niet alleen een God van de geestelijke wereld, maar ook van de natuurlijke wereld. Hij is een God in twee werelden tegelijk.

In de hemelsferen op God gericht leven

Met zijn innerlijke mens bedenkt de christen de dingen die boven zijn, waar Christus is (Kol. 3:1-2). Hij kan niet met handen en voeten de hemelse gewesten inklimmen, maar zuiver en alleen met zijn door God vernieuwde denken (Rom. 12:2) dat opstijgt om het denken en de wil van God in Zijn Woord over te nemen en toe te passen in het dagelijks leven. Dit proces noemt de Bijbel van boven geboren of wedergeboren worden (Joh. 1:12-13; Joh. 3:3,7). Door de doop in en vervulling met de heilige Geest heeft de nieuwe mens zijn dimensie in de geestelijke wereld van de hemelsferen. Voortaan leeft hij ‘van boven bekeken.’ Van daaruit zie je vanuit hemels perspectief bergen als kleine heuveltjes (vergelijk je zicht vanuit een vliegtuig). Vanuit Gods visie gezien worden alle problemen en machten kleiner.

Dat is niet ‘zweverig’ bedoeld en het heeft niets te maken met ‘hemelfietsen’, maar het betekent heel nuchter met je beide benen op aarde je hart richten op God, die geest is (Joh. 4:24). Bidden is bezig zijn in de hemelse gewesten, dat is de geestelijke wereld van God. Dit kan met je verstand in het Nederlands of in je geest door Gods Geest in een taal van mensen of engelen (dat wil zeggen: tongentaal of klanktaal). Het is niet iets ritueel afdraaien in de zichtbare wereld of uiterlijk vroom doen. Formuliergebeden missen kracht en geestelijk leven. Ik noem als voorbeeld: “Heer, wij danken u voor nooddruft en voor overvloed. Waar menig mens eet brood der smarten hebt G’ ons mild en wel gevoed. Doch geef dat onze ziele niet aan dit vergankelijk leven kleve, maar eindelijk eeuwig bij U leve.” Niet slecht, maar niet iets om voortdurend als gebed te repeteren. Een levend, spontaan, frank en vrij gebed tot God sprankelt zoveel meer.

In de geestelijke wereld kunnen we alleen zien met “verlichte ogen des harten” (Ef. 1:18). We hebben daar de gave van onderscheiding van geesten nodig om goede engelen en boze engelen, die zich kunnen voordoen als engelen van het licht. Satan werkt zowel als een brullende leeuw (1 Petr. 5:8), maar ook als de listige, sluwe slang (2 Kor. 11:3).

Gelijkenissen illustreren de onzichtbare, geestelijke wereld

Jezus gaf zicht op de geestelijke wereld, haar bewoners en principes, door gelijkenissen te vertellen met beelden die ontleend waren aan de natuurlijke wereld.

Soms gaf Jezus de uitleg van een gelijkenis erbij. Bij andere gelijkenissen met aan het aardse ontleende beelden moeten wij ze zelf transponeren of overzetten in de geestelijke wereld om de betekenis te verstaan. Dit betekent: overschakelen of omdenken in een hogere dimensie.

In Mat. 13 sprak Jezus zeven gelijkenissen uit onder het motto: “Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan…” Jezus openbaarde geheimenissen van het Koninkrijk die sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven waren (Mat. 13:35).

Hier had men in het Oude Testament geen weet van. In het Oude Verbond leefden de mensen doorgaans op aards niveau, want: “De hemel is van de Here en de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven” (Ps. 115:16). Bepaalde Godsmannen kregen zo nu en dan een inblik in de geestelijke, onzichtbare wereld, zoals Abraham, Mozes, Elisa, Daniël en Jesaja. Tegen mensen die zich moe, machteloos of mat voelen roept Jesaja op: “Maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen maar worden niet mat” (Jes. 40:30-31). Kun jij in situaties die je neer beneden proberen te trekken samen met je Heer ‘opwieken’ naar de hemelse atmosfeer?

In het Oude Testament waren dit meer de uitzonderingen. Pas Jezus openbaarde werkelijk inzicht in de hemelse dingen. Hij zei: “Indien ik ulieden van het aardse gesproken heb, zonder dat gij gelooft, hoe zult gij geloven, wanneer Ik u van het hemelse spreek” (Joh. 3:12).

Engelen en boze geesten

In de geestelijke wereld is er de lichtzijde en daar vertoeven heilige engelen – onzichtbare boden van God – actief ten dienste van hen die het heil zullen beërven (Hebr. 1:14).

Er is in deze hemelse gewesten of sferen ook een duistere zijde, waar satan en zijn onzichtbare boze geesten aanwezig zijn (Ef. 6:12). Tegen hen hebben wij de geestelijke strijd met de gehele wapenrusting van God aan te voeren, in de eerste plaats in ons denken of gedachteleven.

Dodenrijk met twee mogelijkheden

In de onzichtbare wereld is ook het dodenrijk (= hades in het Grieks), waar volgens het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus twee afdelingen zijn, die door een onoverkomelijke kloof gescheiden zijn (Luc. 16:19-31). In de lichtzijde kwam Lazarus in Abraham’s schoot, dat is de situatie van de rechtvaardigen uit het Oude Verbond voor de opstanding van Christus en hij vond daar vertroosting. De rijke man, die onbarmhartig en onverschillig ten opzichte van Lazarus was, kwam in de duistere zijde van het dodenrijk terecht, waar hij pijn leed. Deze kant kunnen wij het voorportaal van de hel (= gehenna in het Grieks) noemen.

In het Oude Testament vertaalt de Statenvertaling het Hebreeuwse woord ‘sjeool’ door hel of graf en in het Nieuwe Testament wordt het Griekse ‘hades’ met hel vertaald. De Herziene Statenvertaling maakt helaas dezelfde fouten. Dit levert veel verwarring op. De woorden ‘sjeool’ en ‘hades’ willen zeggen: dodenrijk. Ook in de Apostolische Geloofsbelijdenis is de uitdrukking “nedergedaald ter helle” onjuist. Dat moet zijn: nedergedaald in het dodenrijk, vergelijk 1 Petr. 3:19).

Afgrond en demonen

Het diepste en duisterste gedeelte van het dodenrijk is de afgrond, waar naast dood (niet alleen een toestand, maar ook een geestelijk wezen die de laatste vijand is – 1 Kor. 15:26) Apollyon heerst als verderver (Op. 9:11). De afgrond is onpeilbaar diep en wij spreken wel van de bodemloze put. De Here gebruikt deze menselijke beelden om ons enig begrip te geven van de onzichtbare werkelijkheid van het rijk der duisternis. God heeft engelen die gezondigd hebben niet gespaard, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis (= verborgen, onderaardse spelonken, volgens de omschrijving van het woordenboek. Vergelijk eens als zwakke afspiegeling de tiran Saddam Hoessein die uit een onderaards hol tevoorschijn kwam) heeft overgegeven, om hen tot het oordeel te bewaren… (2 Petr. 2:4).

Jezus wilde de talrijke demonen, die hij bij de bezetene van Gadara had uitgedreven, gelasten naar de afgrond te varen (Luc. 8:30-31), waar zij vóór de tijd gepijnigd zouden worden (Mat. 8:29; zie ook Jud. 6). En dit demonenlegioen smeekte Hem in een kudde van ongeveer 2000 zwijnen te varen. Toen Jezus het hun toestond, sprongen deze onzichtbare, geestelijke wezens over in de kudde zwijnen, die als gevolg daarvan in de ondergang werden gestort. We lezen: “En de onreine geesten gingen uit en voeren in de zwijnen; en de kudde, ongeveer tweeduizend stormde langs de helling de zee in en zij verdronken in de zee” (Marc. 5:13). De demonen belandden alsnog in de geestelijke zee, dat is de afgrond. Als wij boze geesten uitdrijven mogen we ze in geloof en met gezag in Jezus’ naam naar de afgrond sturen, die voor hen een geestelijke gevangenis is, want zij wonen natuurlijk veel liever in mensen. Doorgaans zien we demonen niet vertrekken, maar we handelen door de Geest en geloven dat dit in de onzichtbare wereld zich voltrekt als wij met een gebondene bidden.

In de eindtijd wordt de put van de afgrond geopend ten tijde van de vijfde bazuin (Op. 9:1-2) met afschuwelijke gevolgen van demonen die zich op aarde in beeldtaal gezegd als sprinkhanen en schorpioenen manifesteren en de mensen vreselijk belagen. De demonen pijnigen en brengen de mensen schade toe zonder hen te doden, al willen de mensen de dood zoeken, maar de dood vlucht van hen weg. Het betreft alleen hen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden (Op. 9:3-12). Wees daarom verzegeld met de Geest en houd je bezig met de vernieuwing van denken (Rom. 12:2; Ef. 4:23), neem Gods gedachten over en zet ze om in de praktijk. De wedergeboren mens beleeft een metamorfose in zijn denken: oude gedachten levert hij in en nieuwe gedachten neemt hij op, een gezonde vorm van ‘hersenspoeling’ (al heeft dat begrip een negatieve lading).

Hoop voor allerlei categorieën mensen in de onzienlijke wereld van het dodenrijk

Mensen, die Jezus Christus niet kennen als hun persoonlijk Verlosser van de zonde, leven ook in twee werelden: op aarde met hun lichaam en geestelijk gesproken naar hun inwendige mens in het dodenrijk.

Als God zegt dat Hij wil dat alle mensen behouden worden (2 Petr. 3:9), dan heeft Hij daar ook niemand van te voren daarvan uitgesloten (de valse leer dat God mensen zou verwerpen in Zijn raad van voor de grondlegging der wereld).

Wij hebben de roeping het evangelie te verkondigen en alle volken tot Jezus’ discipelen te maken. Daar mogen we waar we kunnen mee doorgaan, ook in je persoonlijke contacten.

Veel christenen zijn van mening dat buiten het persoonlijk aanvaarden van Jezus Christus geen enkele redding voor de eeuwigheid mogelijk is. Zij gaan ervan uit dat allerlei soorten mensen buiten Jezus Christus zonder meer verloren gaan. Deze klassieke, traditionele visie is veel te kort door de bocht.

Ik noem een aantal categorieën, waarover we na kunnen denken:

  • De oudtestamentische gelovigen hebben Jezus niet tijdens hun leven ontmoet
  • Wat te denken van mensen die nog nooit van Jezus hebben gehoord
  • Mensen die een door de uitverkiezing beheerst evangelie hebben gehoord
  • Die een ander soort evangelie hebben gehoord dat geen evangelie is?
  • Wat te denken van gestorven vruchten in de moederschoot
  • Baby’s die vroeg overleden zijn
  • Psychiatrisch patiënten die verminderd toerekeningsvatbaar zijn
  • Mensen die tegen hun wil gebonden waren door boze geesten, misschien zelfs door machten uit het voorgeslacht
  • Verstandelijk beperkten: hoe hebben die bewust en volledig deel kunnen krijgen aan het evangelie?

God zal alle mensen door en door rechtvaardig en eerlijk beoordelen naar hun ingeschapen geweten en al naar gelang hun situatie en wel of niet gekregen mogelijkheid en kans. Is dit een tweede kans? Vele mensen hebben nooit een eerste kans gehad om het evangelie van Jezus Christus tot heil en heerlijkheid in Zijn volheid aan te nemen. Misschien hebben zij een vertekend of verdraaid evangelie gehoord dat geen evangelie is. Helaas hebben anderen aan wie Jezus Christus wel in geest en waarheid gepredikt is Hem welbewust afgewezen als Redder van hun zonden in hoogmoedig vertrouwen op zichzelf dat zij toch naar hun eigen maatstaven goed leefden en ieder het zijne hebben gegeven.

Barmhartigheid overwint het oordeel

Het is mogelijk dat mensen, zelfs heidenen, van nature doen wat de wet gebiedt (Rom. 2:14) en de barmhartigheid doen (Mat. 25:40) en barmhartigheid roemt tegen het oordeel (Jak. 2:13b). De NBV zegt: “De barmhartigheid overwint het oordeel.” De HSV geeft deze tekst weer met: “En de barmhartigheid triomfeert over het oordeel. “ Deze mensen, die de goddelijke trek van barmhartigheid praktiseerden,  behoren tot de lichtzijde van het dodenrijk, of met een ander bijbels beeld: tot het bovenste deel van de zee, waar licht en leven is.

Vanuit de diepten der zee, dat wil zeggen: de afgrond

De donkere diepzeetroggen, die we kennen met wel 10 km diepte (rond de Filippijnen), waar geen licht en leven zijn, staan symbolisch voor de afgrond, waaruit het beest (de geest van de antichrist) opkomt (Op. 11:7), dat is het beest uit de zee (Op. 13:1). Het beest zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve (Op. 17:8).

In het boek des levens met bestemming: genezing van volken op de nieuwe aarde

Bij het laatste oordeel blijken deze mensen, die gewetensvol met de natuurlijke – door het goddelijke geweten ingeschapen – barmhartigheid leven, te staan in het boek des levens(Op. 20:15). Dat betekent: niet in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging van de wereld (Op. 13:8), waar de gelovigen in Christus in staan.

Deze mensen (volken) zullen vanuit de lichtzijde van het dodenrijk op de nieuwe aarde komen en zij moeten daar nog herstel en genezing vinden bij de bladeren (beeld van geestelijke gaven) van het geboomte des levens (staat symbolisch voor de zonen van God, die de schepping zullen herstellen – Rom. 8:19) (Op. 22:2). Veel van deze categorieën van mensen hadden nog nooit van Jezus Christus gehoord, of verlangden wel naar het goede, maar werden daarbij overweldigd door de duivel (Hand. 10:38).

De situatie van de hel in de geestelijke wereld: onbarmhartigheid, haat, geweld en verderf

Wie niet in het boek des levens stond, werd geworpen in de poel van vuur (Op. 20:15). Van de situatie van de hel of poel van vuur (= beeld van demonische concentratie) is momenteel geen sprake. Deze tweede dood, zoals Openbaring het ook noemt, of buitenste duisternis, zoals Jezus het typeert, zal er pas zijn tegen het einde. De hel of het eeuwige vuur is voor de duivel en zijn engelen bereid (Mat. 25:41), is dus in principe niet voor mensen bedoeld en bestaat op dit ogenblik nog niet. Als mensen zich bewust blijven hechten aan de machten der duisternis die zij dienen, worden ze uiteindelijk meegezogen naar de duistere zijde van het dodenrijk. Zo komen zij samen met de machten, die ze vasthielden, in de afgrond. Daar worden zij door de boze geesten met geweld onder dwang vastgehouden.

We zien op aarde een schaduwbeeld hiervan, waar wrede heersers als dictators door grof geweld en het zaaien van haat dwang uitoefenen en goedwillende gematigde mensen, die niet hun ideologie of religieus geladen overtuigingen willen overnemen, op een afschuwelijke manier kruisigen of onthoofden. Heel veel oorlogen zijn in wezen godsdienstoorlogen, waarbij onzichtbare satanische machten aardse leiders bezeten of zwaar gebonden maken. Op die wijze worden machthebbers verblind door de god van deze eeuw, satan (2 Kor. 4:4), en komen tot extremisme en terrorisme.

Mensen komen ten slotte alleen in de hel terecht als zij willens en wetens de duisternis liever hebben dan het licht (Joh. 3:19). Zij worden in Mat. 25:31-46 bij de scheiding (het oordeel) tussen de volken – het gaat hier niet over de gelovigen uit Christus’ Gemeente – door Jezus getypeerd als de bokken die met de duivel en zijn engelen naar het eeuwige vuur gaan (Mat. 25:32, 41-46). Zij bewezen geen barmhartigheid aan hun medemensen, een karaktereigenschap van God. Jak. 2:13a zegt: “Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft.” Zulke mensen hebben het hen door God ingeschapen geweten als met een brandijzer toegeschroeid (1 Tim. 4:2, HSV), beeld van hun gebondenheid aan of zelfs bezetenheid door demonen.

De afgang van satan via de afgrond naar de poel van vuur

De duivel wordt aan het begin van het duizendjarige rijk – een overgangstijdperk, in de Bijbel ook “de toekomende eeuw” genoemd – allereerst door een engel in de gevangenis van de afgrond opgesloten, waar hij geketend zijnde gedoemd is tot inactiviteit (Op. 20:1-3). Na zijn loslating en de laatste verleiding en opstand, die satan wereldwijd zal doen ontstaan, wordt hij definitief overwonnen en tot in alle eeuwigheden geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook – zie Op. 19:20 – het beest en de valse profeet zijn (Op. 20:10).

In het schaduwbeeld van een oudtestamentische strijd tussen volken zien wij iets van het klimaat dat kenmerkend zal zijn voor de situatie van de hel: “Zij hielpen elkander in het verderf” (2 Kron. 20:23). Ook de hel moeten we ons niet voorstellen letterlijk onder de aarde of een eind voorbij de planeet Pluto, dan wel op een plaats ergens in een uithoek van het heelal. Als wij dit doen, dan proberen we de geestelijke werkelijkheid in aardse maatstaven uit te drukken door deze te lokaliseren op een plaats in de ruimte. Het gaat echter om een geestelijke situatie.

(wordt vervolgd).

Jildert de Boer

© Verdieping en Aansporing.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *