De Gemeente des Heeren – start in Elim en stop van evangelisatie

Korte impressie (17)

uit het boek ‘In het huis Mijns Vaders’ door Jildert de Boer

De beginnende Gemeente des Heeren in Elim

Otten noemde Hervormd “misvormd” en Gereformeerd “glad verkeerd” en zei: “Gereformeerd en onbekeerd, allebei niks weerd.” Kerken waren “steenhopen” in plaats van levende stenen (= ware gelovigen, 1 Pet. 2:5). De kerken werd vooral formalisme en intellectualisme verweten en haar predikanten werden als ‘brooddienaars’ of ‘huurlingen’ beschouwd. Waarschijnlijk werd dit gevoed, omdat sommige predikanten Elim verlieten, omdat ze op een andere plaats een hoger salaris konden krijgen.

In het najaar van 1931 telde de Gemeente des Heeren te Elim een 80-tal trouwe aanhangers, die eigenlijk nergens gezamenlijk onder één onder dak samenkomsten konden houden. ­Daarbij kwam ook nog eens dat de groep alleen maar bleef groeien. Men heeft zich nog enige tijd gered met schuurruimte, maar de beste oplossing was het bouwen van een eigen zaal. De volgelingen gingen onderling geld inzamelen. Nadat in 1932 het eerste vergaderlokaal van de Gemeente des Heeren verrezen was – wat later uitgroeide tot wat men noemt de ‘kleine zaal’ – kon het gemeenteleven pas goed tot bloei komen.

Er werd iedere zondag tweemaal een samenkomst gehouden, om 10.00 uur en om 17.00 uur. Het verloop van de samenkomsten was grotendeels gelijk en kende de volgende indeling: Er werden enkele liederen gezonden, uit de bundel van Johannes de Heer. Albert Otten kwam de zaal binnen en betrad het podium. Hij las een bijbelgedeelte of een lied. Er werd weer gezongen, Albert Otten bad met de gemeente. Iemand uit de zaal gaf aan wat hij graag gezongen wilde hebben. Dit kon bij alle liederen. Omdat de Heilige Geest de ruimte gegeven moest worden, kon iedereen aangeven wat hem ingegeven werd. Enkele mensen baden hardop. Er werd weer gezongen. Albert Otten las het bijbelgedeelte dat als grondslag zou dienen voor zijn preek. De preek volgde. Daarna kon het geheel verschillend verlopen. Al naar gelang of er wel of geen bekeringen waren, of dat er mensen in de zaal waren die een persoonlijke getuigenis kwamen geven, kon de aandacht van de gemeente een tijdje naar hen uitgaan. Verder werd er weer gezongen, al dan niet op aangeven van gemeenteleden. De mensen gingen staan voor het slotgebed en na een laatste lied ging men naar huis of bleef staan praten.

De inhoud van de preek bestond uit bijbeluitleg, een persoonlijk getuigenis van Albert Otten of een eventuele andere voorganger en praktische toepassing voor het dagelijks leven, maar was steeds gericht op bekering van de toehoorders. De mens moest het zondige leven achter zich laten. Verder werd men ervan bewust gemaakt te leven in de eindtijd.

Albert Otten sprak de mensen in het hart aan met de boodschap van wedergeboorte tot een eeuwig leven. De arbeiders, afgebeuld in armoedige omstandigheden, grepen hoop uit zijn verkondiging van de spoedige komst van Christus (Het schijnt dat Albert Otten in die begintijd een keer het jaartal 1932 heeft genoemd voor de wederkomst). Het is niet verwonderlijk dat er achter in de grote zaal te Elim twee kleine afbeeldingen van landarbeiders aangebracht zijn.

In 1932/1933 waarschuwde de Gereformeerde predikant ds. Fokkens (1883-1963) uit Hollandscheveld met een fel negatief rapport tegen de Gemeente des Heeren, die hij zonder goed onderscheid aan te brengen ongenuanceerd op de grote hoop ‘Pinkstergemeenten’ gooide. Hij publiceerde dit als brochure onder de titel ‘De Pinkstergemeente en hare dwalingen getoetst aan Gods Woord.’ Dit tegengeluid deed echter noch de Pinksterbeweging, noch de Gemeente des Heeren recht.

Piet Kleine schreef zijn persoonlijke opvattingen neer in zijn ‘Levensherinneringen’:

 

“Allen waren verslagen (na de prediking van Albert Otten) en toen de anderen weg waren, zei dominee Fokkens: “Ik begrijp niet dat de anderen zich zo druk maken. Ik heb net de vorige week over hetzelfde gesproken. Ik heb de preek nog in mijn zak.” “Dat is nu juist het verschil”, zei een buurman. “U hebt de preek in uw zak zitten. Die ander had niets in zijn zak, maar in zijn hart. Ik heb de boerderij verkocht en enkele woningen laten zetten. Dat heb ik niet gedaan, omdat ik met deze mensen bewogen was, maar om er beter van te worden. Huur te beuren om van te leven. Zo bent u ook. Geen predikant om de mensen te bedienen, maar om van te leven.” Kleine merkte daarover op: “Het was misschien wel een harde terechtwijzing, maar in mijn ogen juist.”

 

De eerste gastsprekers in Elim

 

De gemeente des Heeren raakte in het isolement binnen het dorp, maar had volop contacten met de andere ontstane Gemeenten des Heeren.

Rika Homan-Reinders, de profetes, is tientallen keren in Elim geweest. Ook Johannes Orsel kwam er vaak op zondagen of conferentiedagen om te spreken. Aanvankelijk was ook Albert Otten nog een ‘gast’. Hij en zijn vrouw logeerden bij gemeenteleden, totdat de helft van de dubbele woning, naast Piet Kleine vrijkwam. Pas op de 26ste juli 1935 werden hij en zijn vrouw officieel ingeschreven als inwoners van de gemeente Hoogeveen, komend vanuit Haarlem. Zeer waarschijnlijk betrof de inschrijving een formalisering van een bestaande situatie.

Andere sprekers van buitenaf waren Jan ter Stege uit Amsterdam en broeder Aaldrik Mik uit Utrecht. Ze waren voorgangers in hun plaatselijke gemeenten en kwamen samen op de motor uit het westen naar het oosten van het land. Aaldrik Mik heeft in 1931 voor het laatst in Elim gesproken en is na één van de bezoeken aan deze plaats verongelukt. Men vermoedde dat hij onder het rijden een hartverlamming gekregen had. Jan ter Stege overleefde het ongeval.

De evangelisatievloot bleef liggen: inkeer tot eigen gemeenten

In 1935 bleven de schepen vanuit Haarlem in Halfweg liggen. De Gemeente des Heeren koos ervoor, om de ontstane gemeenten te gaan leiden en opbouwen en niet langer met de schepen te blijven evangeliseren. Er zijn er ook die denken dat de losse huwelijksmoraal van Johannes Orsel op de schepen geen goed gerucht verspreidde over de evangelisatievloot, waardoor deze stil gelegd werd.

De profetes Rika Homan-Reinders keerde in juli 1936 naar haar man in Arnhem terug, die haar kennelijk accepteerde en verliet daarmee ook de Gemeente des Heeren (mogelijk uit teleurstelling in de beweging en/of Johannes Orsel) en bleef daar tot 1963 wonen. Daarna verhuisde het echtpaar naar Apeldoorn, waar Theodorus Homan in 1972 stierf en Rika Homan-Reinders op 7 november 1977 overleed. Zij woonde in Apeldoorn op een paar adressen, de Emmalaan, de Bas Backerlaan en de Loolaan, die wonderlijk genoeg vlakbij het oude gebouw van de Gemeente des Heeren aan de Koninginnelaan 57 liggen. Voor zover bekend is zij daar nooit meer geweest.

Van een naar buiten gerichte evangelisatiebeweging werd het stopzetten van de scheepsevangelisatie de start van een zich naar binnen keren tot een verstild leven in de eigen gemeenten en een langdurig isolement dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

De secretaris van de Vergadering van Voorgangers in de Gemeente des Heeren schreef mij namens hen in het najaar van 2012: “Wij zijn niet actief met het publiceren van gegevens over onze Gemeente. Dit omdat wij geloven en ervaren hebben, dat God Zelf de harten bewerkt en bij Zijn volk brengt door Zijn Geest.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *