De heiligen komen tot dienstbetoon

DE HEILIGEN KOMEN TOT DIENSTBETOON

Ef. 4:10-16

Vijfvoudige bediening

God geeft gaven aan de mensen, niet alleen in de vorm van Geestesgaven, maar ook door personen te geven die hij aanstelt in de gemeente. Hij die nedergedaald is (in Fil. 2 lezen we over zijn trappen van naar omlaag, naar beneden afdalen: heeft Zich ontledigd, heeft de gestalte van een slaaf aangenomen, aan de mensen gelijk geworden, heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam tot de dood, ja tot de kruisdood) deelt bedieningen uit die in dezelfde ootmoed en nederigheid als de Meester mogen dienen. Op die manier reikt God ons de hele hand tot het toerusten van de heiligen.

  1. Apostelen: gezondenen, afgevaardigden, gezanten, vertegenwoordigers. Niet alleen de 12 apostelen van Jezus plus Paulus. Er worden nog steeds zendelingen uitgezonden, gemeentestichters, kerkplanters, pioniers in een werk van God.

De duim is de enige vinger die opponeerbaar is tegenover de andere vingers. De apostel heeft iets in zich wat alle andere bedieningen in zekere zin insluit. Het gaat niet om een positie of een titel aan te nemen, maar om een functie, een bediening, een ambt. Daar waar heerszucht opstaat of waar men onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan zogenaamde apostelen eist, gaat het fout. Openb. 2:2 heeft het over mensen die zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, dus zijn het valse of namaakapostelen.

  1. Niet alleen de OT-profeten. In het Nieuwe Testament waren er ook ook profeten. Denk maar aan de apostel Johannes, die tevens als profeet de Openbaring van Jezus Christus ontving. Agabus in Hand. 11 en 22 was een profeet die een hongersnood voorspelde die dan ook gekomen is. De profeet is de wijsvinger. Hij is een ziener (1 Sam. 9:9) die de richting wijst van de koers die de gemeente moet gaan. De profeet spreekt het juiste woord in de wisselende situaties van het leven. Geeft doorzicht, perspectief en levende hoop. Werkt vermanend, stichtend en bemoedigend (1 Kor. 14:3). Soms stelt een profeet ook zonde aan de kaak of openbaart zonde. “Voorzeker, de Heere Heere doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profeten” (Amos 3:7). In het boek Handelingen liggen ‘profeten en leraars’ dicht bij elkaar (Hand. 13:1; Hand. 15:32).
  2. De middelvinger heeft de grootste reikwijdte naar buiten. Hij heeft bewogenheid voor verloren mensen buiten in de wereld en kan daartoe anderen toerusten. “Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk ten volle” (2 Tim. 4:5).
  3. De ringvinger. Heeft hart voor de mensen te zorgen, hen te begeleiden. Hij werkt aan relaties in de gemeente. Hij wekt ieder op om trouw te blijven in de gemeente die ook een kudde is. Hoed de kudde van God is de opdracht aan de oudsten (1 Petr. 5:1-4).
  4. De pink. De pink kan zich een weg banen in ieder oor. Jesaja 30:20b-21: “Uw leraren zullen zich niet langer verbergen; uw ogen zullen uw leraren zien. Met uw eigen oren zult u een woord van achter u horen: Dit is de weg, bewandel die. Dit voor het geval u naar rechts of naar links zou gaan.” Dit zijn mensen met kennis van Gods Woord en de gave om te onderwijzen, zodat het Woord wordt uitgelegd en toegelicht.

Andere bedieningen

Zijn met deze vijf de bedieningen compleet? Nee, in 1 Kor. 12:28 gaat het weer over de plaats die God sommigen heeft gegeven. Ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars. Vervolgens worden genoemd: 4. Krachten, 5. Genezingen, 6. Vormen van hulpverlening, 7. Bestuurlijke gaven en 8. Allerlei talen (Ik kan hier nu niet verder op in gaan). Ik wil alleen de aandacht erop vestigen – voor mij was dat een openbaring – dat de bedieningen van helpers en bestuurders midden tussen bedieningen van genezingen en allerlei talen in staat. Helpers, ik kan ook zeggen, diakenen of dienaars en bestuurders zijn dus ook erg belangrijk. Neem eens een penningmeester bijvoorbeeld. Die is onmisbaar en wat is diens betrouwbaarheid van belang.

Heiligen toerusten

Wat doen die vijf bedieningen in Ef. 4:11? Die rusten de heiligen toe. Toerusting in prediking is enorm belangrijk, zodat helder wordt wat Gods wil en bedoeling is in je eigen leven en in de gemeente. Wat is een heilige? Dat is een afgezonderde, een apart gestelde. Positief gezegd: een heilige leeft een toegewijd en overgegeven leven aan Jezus Christus. Als heilige wandelen lukt ons niet. Als heilige wandelen kan alleen als wij vol worden van de Heilige Geest (Ef. 5:18). Sommigen zijn bekeerd, hebben deel gekregen aan de genade, aan zondevergeving en rechtvaardiging, maar kabbelt het dan gezapig en tamelijk lauw maar wat voort, of is er een groot verlangen gekomen om een heilig leven te leven? Heiligen kunnen namelijk niet passief blijven en in de gemeente een beetje achterover leunen. Heiligen komen door die toerusting tot discipelschap in beweging. Zij komen tot het werk van dienstbetoon (Ef. 4:12). Zij komen in beweging en Gods Geest begint hen ook iets te geven. Het is Gods bedoeling dat zij mee gaan dienen om het lichaam van Christus op te bouwen en niet altijd alleen maar zitten te luisteren naar de herders en leraars.

Wat is het doel en wat zijn de maatstaven? Ef. 4:13

  1. Samen met alle heiligen de eenheid van het geloof Dat gaat verder dan de eenheid van Geest waar we in Ef. 4:3 over lezen. Eenheid van Geest heb je als je allebei deel gekregen hebt aan de vervulling met de Geest. In 1 Kor. 1:10 staat: “hecht aaneengesmeed, een van denken en gevoelen.” Joh. 17 spreekt over een zijn gelijk de Vader en de Zoon een zijn. We moeten dus ondanks onze totaal verschillende achtergronden, onze verschillende karakters en temperament bij elkaar blijven. God heeft ons bij elkaar gevoegd, soms naast mensen die je van nature niet zou hebben uitgezocht. Fil. 3:15 “Als iemand iets anders gezind is, ook dat zal God u openbaren.” Fil. 3:16: “samen verder in het spoor” om eensgezind te blijven. Eigen eerzucht moet aan het kruis. Mijn sterke menselijke persoonlijkheid kan overgeleverd worden in de dood van Christus, Mijn stelligheid over een leerinzicht hoeft niet zo nadrukkelijk geprofileerd te worden. Mijn stokpaardjes kunnen wel een poosje op stal.
  2. Samen geestelijk volwassen worden. De maat van de grootte van de volheid van
    Christus. Je mag tot je bestemming komen. Wat is dat? Dat gaat richting de
    gelijkvormigheid van Christus, dat is op weg gaan naar het volkomene na het leggen
    van het fundament uit Hebr. 6:1-3.

Ef. 4:14. Dit vers gaat over onmondig zijn. Het gevaar om een geestelijk baby, peuter
of kleuter te blijven. Bij deze nog onmondigen gaat het over golven, wind van leer, list
en bedrog van mensen. Heen en weer, op en neer, je dobbert nog op je
gevoelsleven, maar als dat goed voelt, kan dat je ook bedriegen. Zo blijf je labiel. God
wil zo graag stabiliteit en standvastigheid in ons leven uitwerken.

Liefde en waarheid samen

Ef. 4:15. “In liefde ons aan de waarheid houdende…”

De combinatie van die twee is nodig. Niet: veel liefde, weinig waarheid of veel waarheid, weinig liefde. Liefde zonder waarheid is zoet, slap en tolerant. Waarheid zonder liefde maakt stellig, hard en veroordelend. Samen geven zij de goede balans. Johannes staat bekend als de apostel van de liefde, maar hij was ook de apostel van de waarheid.

Toegroeien naar het hoofd, Christus, in alles, in alle dingen, in elk opzicht, in alle deugden, dat is in alle eigenschappen of karaktertrekken van Christus. Hij is hoofd, Hij zal Zijn gemeente bouwen. Hij wil alles in de gemeente en in ons persoonlijk leven aansturen en leiden. Zijn wij volledig op hem afgestemd? Ken je Hem in al je wegen? Spr. 3:5-6. Op die manier je keuzes doen en je beslissingen maken.

Een welsluitend geheel Ef. 4:16

Samengehouden/bijeengehouden tot een welsluitend geheel. Elke band die ondersteuning geeft naarmate ieder deel werkzaam is. “Ieder lid op zijn wijze.” Dat geeft variatie en veelkleurigheid! Wij mogen dankbaar zijn voor de dienst van voorgangers en oudsten, maar vervolgens gaat het ook om de dienst van alle geledingen, wij allemaal. Zo groeit het lichaam op naar het hoofd in eenheid en volwassenheid. Ze kunnen we de mannelijke rijpheid bereiken. Zo komen alle heiligen tot dienstbetoon aan elkaar. “Niemand is minder, niemand is meer, ieder is nodig bij de Heer” (liedje van Elly en Rikkert). Je begrijpt wel dat dit veel verder gaat dan een beetje ‘kerkje spelen’. Daarbij beginnen alle leden mee te functioneren. Dan laten wij de onderlinge bijeenkomsten niet na, maar daar wordt elkaars geloof aangespoord, daar vuren we elkaar aan tot liefde en goede werken (Hebr. 10:24-25). Daar zijn we allemaal deel van het lichaam. Daar zeg je tegen elkaar: “jij hebt mij geestelijk iets te geven wat ik niet heb. Ik heb jouw geestelijk iets te geven wat jij niet hebt.” Daar krijgt jaloezie op elkaar de doodsteek. Daar sterft concurrentie naar elkaar en competitiegeest naar de ander weg en verdwijnt in de dood van Christus. Daar leer je elkaar aan te vullen en iets toe te voegen tot nut en opbouw.

De gemeente is niet in de eerste plaats een organisatie, maar een organisme, een levend lichaam en geen instituut

1 Kor. 12:7. “Aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.” Dat is geen mentaliteit van geestelijken tegenover leken. Geen leer van de Nicolaieten (heersers over het volk, later bisschoppen). Ook geen gemeente zijn vanaf de tribune: door daar kritisch commentaar zitten te leveren op de werkers in het veld die ijverig zijn. God wil niet dat we alleen maar consumeren in de samenkomst. Hij wil door Zijn Geest via ons iets goeds produceren tot welzijn voor de ander. Iedereen mag deel krijgen aan de 9 genadegaven die 1 Kor. 12:8-11 noemt en aan de 7 genadegaven die Rom. 12:7-8 vermeldt (alleen profetie wordt in beide rijtjes aangegeven). Ieder mag zijn inbreng hebben. 1 Kor. 12:18-19,27.  We hebben allemaal een plaats en kunnen allemaal een levende steen zijn (1 Petr. 2:5). Laten we het niet verwachten van 1 oog (‘in het land der blinden is één oog koning’ zegt ). Waar zou het lichaam zijn? Verwachten wij dat de Geest ieder van ons kan gebruiken in de samenkomst? Of zitten we passief te luisteren wat vooraan gebeurt? We zijn allemaal medeverantwoordelijk voor het geestelijk peil. Er zijn vele samenkomsten waar Woordverkondiging is door de oudsten, door andere broeders en door gastsprekers.

Delen met elkaar

Als je dan iets hebt te delen, stem het eventueel af met de leiding van dienst of het erbij past en erbij kan. Tenzij het spontaan kan en mag (dat is feitelijk meer volgens de vrijheid in de Geest). Als we af en toe open samenkomsten hebben zonder vooraf vastgestelde spreker, dan kan in principe ieder van ons spontaan iets tot opbouw inbrengen en kun je daar ook in de week naar toeleven. Het is belangrijk dat we samen zoeken naar meer inhoud en hulp voor ons leven in de samenkomsten. Als je bijdraagt, onthoudt dan deze drie punten: wees kort, wees levend en wees fris! Soms is het goed, wijs en van belang om bij het geven van een getuigenis de ‘rafels en de franjes’ eraf te knippen, zodat de kern overblijft. Omslachtigheid en uitweidingen bouwen vaak niet op. “Ja maar, ik ben maar een eenvoudig iemand.” Dat is helemaal niet erg. Het gaat niet om welsprekendheid, maar om een brandend hart en een vurige geest voor de Heere die Hem grootmaakt. Laat je dus niet geestelijk kortwieken op de samenkomsten doordat de boze je mond probeert te snoeren. Open je mond in Jezus’ naam: je mag iets geven uit je leven in het Woord en met de Heere.

Hoe komen we samen?

Hoe komen we samen? Goede onderwijzing en toerusting door vooral de oudsten en ook gastsprekers blijft nodig. Maar binnen de gemeente kunnen er meer zich ontwikkelen tot herders en leraars. Hun zorg voor zielen wordt beproefd en hun inzicht in het Woord neemt toe. Die stevigheid en gedegenheid van het Woord willen we niet graag missen of inruilen. Daarnaast mag er veel gedeelde inbreng zijn, in het bijzonder in samenkomsten waar geen spreker is ingepland.

1 Kor. 14:26 “Telkens als gij samenkomt heeft een ieder wel iets.” Ja, de gemeente Korinthe was een huisgemeente. Maar het was niet van te voren vastgesteld wie er iets zou hebben. In principe kon wie dan ook iets delen. Dat stond open en vrij voor allen. Voor de ‘adelphoi’, dat is de broeders en zusters. Misschien heb je wel altijd over dit vers heen gelezen. Er staat niet: ‘één heeft alles’, de predikant, sola pastora. Eén grote tong die aan het woord is en vele kleine oortjes die luisteren. Dominees die duizendpoten moeten zijn en daardoor dominant worden. Hier is dus geen solo bediening in de gemeente, geen ‘one man show.’ We zijn in het nieuwe verbond allemaal priesters (1 Petr. 2:9). In 1 Kor. 14 is de samenkomst niet op een menselijke manier dichtgetimmerd. Samen mogen we een stukje geestelijk brood op de plank van de gemeente brengen om ervan te eten tot geestelijke opbouw en geestelijke groei. “Waar de Geest des Heeren is, daar is vrijheid.” Als de Geest HEER is en de samenkomst leidt, is er vrijheid (2 Kor. 3:17). Echter, de ware vrijheid van de Geest, niet de valse vrijheid van het vlees. Er is geen vrijheid voor gasten of toehoorders om zomaar naar voren te stappen en het woord te nemen. Er is geen vrijheid tot langdradigheid en omhaal van woorden. Er mag iets goeds tot opbouw worden doorgegeven.

Tot opbouw

1 Kor. 14:12 “Zo ook u, als u naar geestelijke gaven streeft/ijvert, zoek er dan naar om overvloedig te zijn (uit te munten) in gaven tot opbouw van de gemeente.”
Paulus zegt naar de genade die hem gegeven is: “Ik zeg een ieder onder u niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van het geloof, zoals God die aan ieder heeft toebedeeld” (Rom. 12:3). Valse bescheidenheid is onnodig, maar ook met de andere kant “we zijn allemaal gelijk en ieder mag heel democratisch zo ‘zijn zegje’ zeggen” komen we op het verkeerde spoor. Daar moet de gemeente tegen beschermd worden, want we zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Rijp en groen zullen geen gelijke bijdrage aan het geheel hebben. Ook haantjes de voorsten (Petrussen) moeten leren een plaats in te nemen: voor haantjesgedrag is geen ruimte. Er is verschil tussen vleselijk en geestelijk, ook tussen jong zijn in Christus en een vader in Christus, maar aan tafel zijn we natuurlijk in het gezin blij als de jongste ook ‘amen’ leert zeggen. Zo ook in het huisgezin van God. We moeten toezien – speciaal de oudsten – dat niet de eigenwijzen of de praatjesmakers hun ei kwijt kunnen, maar liever dat de oprechten en ieder die in een goede, geestelijke gezindheid is en zijn vlees met Christus aan het kruis houdt, iets heeft waar allen iets aan hebben. Nooit dus om anderen af te troeven of te overtroeven. Ondersteunend en alles tot opbouw.

De heiligen moeten alleen maar willen dienen

  • Een psalm of lied: doorgeven, opgeven, inzetten, uit een bekende bundel, of zelf gemaakt (zeg maar: apocrief) vergelijk Kol. 3:16; Ef. 5:18,19.
  • Een onderwijzing,
  • Een andere taal: tongentaal of klanktaal.
  • Een openbaring.
  • Een uitleg: een vertolking, een interpretatie van een tong.
  • Of: een gebed, een getuigenis, een profetie, een gezicht.

Er zijn dus vele impulsen mogelijk en ze geven allemaal ingrediënten tot opbouw aan en van de heiligen. Niemand is dus een ‘stoelverwarmer’ in de samenkomst.

Toetsen is belangrijk

Let erop bij een geestesuiting (profetie of een gezicht) dat dit door een menselijk filter heengaat. Wij zijn aarden vaten en ons profeteren is nog onvolkomen (1 Kor. 13:9). Alles moet getoetst worden aan het Woord: dat heeft goddelijk gezag, dat is goddelijk geïnspireerd en ons kennen en profeteren is nog ten dele. Niet bang ervoor zijn, maar wel voorzichtig en altijd toetsen (1 Kor. 14:29-32). Eén voor één, de één na de ander, ieder op zijn beurt (samenkomsten met interactie kunnen mooi zijn, maar hebben een bepaald risico). Naast beoordeling door het Woord en het leven van degene die iets doorgeeft, moeten we ook ons eigen leven beoordelen. Bijv. het ging over bezorgdheid en ik krijg licht in de samenkomst om mijzelf te oordelen, te reinigen en op dat punt bij te stellen. Openbaringen krijgen voorrang en kunnen tussendoor komen. Ineens wordt iets duidelijk, als een lichtflits uit de hemel, die je onvoorbereid ten deel valt als geschenk van boven. Heb je ook wel eens een verrassende zoete inval van de Geest gehad, een kleine openbaring? Voorbeeld: ik dacht dat ik als christen een niets en een nul moest zijn en plotsklaps ging ik verstaan: ik ben geen nul, ik ben een 1, ik ben één lid van het lichaam van Christus: niet meer en niet minder. Dat heb ik beleefd als een openbaring.

Vrijheid met enkele richtlijnen

Er is een vrijheid met verkeersregels (anders komen er brokken). Daarom geeft Paulus ook spelregels aan:

  • Beperking aantal personen: 2 of 3.
  • Ieder op zijn beurt.
  • Beoordelen/toetsen en zo nodig correctie.
  • Vrede/harmonie: vers 33,39,40.
  • Op gepaste wijze: ordelijk.

Dus geen Jodenkerk, een ratjetoe of rommeltje, maar ook geen strak liturgisch geheel. Hij kadert de samenkomst niet helemaal in dat slechts één persoon het woord zou mogen voeren. De regels zijn voor het goede verloop (veiligheid en bescherming van de gemeente). Anders is er schade i.p.v. welzijn (vergelijk 1 Kor. 11 waar de een al begon te eten en de ander hongerig was en men niet op elkaar wachtte bij de liefdemalen). Ieder heeft een genadegave om spontaan te gebruiken. Spreekt iemand, dient iemand… (1 Pete. 4;10-11). Woorden als van God: niet alleen vrijmoedigheid, maar dient ook gepaard te gaan met vreze des Heeren, dat is eerbied en ontzag voor Hem.

Samenvatting

Ten slotte drie punten om de boodschap samen te vatten:

  • Laat er balans zijn tussen toerusting in onderwijs via sprekers en ‘ieder heeft iets’, het dienstbetoon van de heiligen.
  • Strek je uit om mee te zijn in dienstbetoon tot zegen voor de ander.
  • Laten we groeien wat de inhoud betreft, omdat iedereen wil functioneren op zijn/haar plek en mag leren zijn of haar plek te kennen.

Jildert de Boer

© Verdieping en Aansporing.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *