De restitutieleer en het herstel van de schepping

Catastrofe in Genesis 1:2 door satanische verwoesting?

In de evangelische maandkrant Uitdaging van oktober 2005 schreef Ab Klein Haneveld een uitgebreid artikel, waarin hij de zgn. ‘gap’-theorie tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 tracht te onderbouwen.

‘Gap’ wil zeggen dat er een hiaat tussen die verzen zou liggen. Op zijn website staat een nog veel uitvoeriger beschouwing over deze theorie, die een catastrofe of oordeel veronderstelt tussen de beide eerste bijbelverzen.

Jaren geleden heeft Ab Klein Haneveld in een Morgenroodbrochure “Wedergeboorte, de hoop der schepping” deze zogenaamde restitutieleer (= werk van herstel) al beschreven. Hoewel Ab Klein Haneveld geen echte ultra-dispensationalist is, leent hij hier een theorie die juist in het ultradispensationalisme opgeld gedaan heeft, hoewel zeker niet alleen daar. Je komt deze reconstructieleer, zoals men haar ook wel noemt, in diverse kringen tegen.

De ene ultrastroming van Knoch, Lukkien, Manussen e.a. betoogde dat satan als tegenstander en vernieler door God zo geschapen is en als knecht van God gebruikt wordt.

De andere ultrastroming, waaronder Van Mierlo, Pauptit, Den Breejen, Paasse e.a., zag de val van satan (symbolisch getoond in Jes. 14 en Ezech. 28) precies tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 plaatsgrijpen, waardoor de aarde woest en ledig WERD. Dit vertaalt men graag in plaats van de gebruikelijke vertalingen die WAS hebben. Beide overzettingen zijn technisch mogelijk.

We zitten meteen weer in een soms interessante, maar voor het grootste deel theoretische filosofie over de toestand van de aarde, het ontstaan van het rijk der duisternis, een schepping voor de schepping van Adam, die door een ramp vernield zou zijn en een (her?)schepping in zeven dagen of in zeven tijdsperioden, zoals sommigen beweren.

Evolutie, Intelligent Design of Schepping in zeven dagen

De Intelligent Design-idee (ID) loopt hier dwars doorheen. Er moet een intelligente Schepper en Ontwerper aan het werk geweest zijn, maar in een tijdsbestek van zeven dagen kan dat natuurlijk niet gezien de wetenschappelijke ontdekkingen.

We denken aan de publicatie van het boek “Een schitterend ongeluk of sporen van ontwerp” onder redactie van dr. Cees Dekker, hoogleraar Moleculaire Biofysica aan de T.U. te Delft. Minister van Onderwijs Maria van der Hoeven haakte hierop in door te stellen dat Intelligent Design ook op de scholen zou moeten worden onderwezen.

Mensen als Andries Knevel, bekend van de Evangelische Omroep, hebben anno 2005 de klassieke creationistische visie –kenmerkend voor de E.O. in de zeventiger en tachtiger jaren- losgelaten en ingewisseld voor een visie die beter aansluit bij het menselijke verstand en de ontdekkingen van natuurwetenschappers.

Natuurlijk blijft men vasthouden aan God als Schepper, maar het geloof in de zeven dagen waarin God dit deed, is ingeruild voor de miljoenen jaren van moderne wetenschappers, of zelfs voor 13,7 miljard jaren. Er wordt subtiel geknabbeld aan het goddelijk gezag van de geschiedenis van de eerste hoofdstukken van Genesis over het ontstaan van de aarde.

Dit ondanks de concrete beschrijving en afbakening van avond en morgen bij elke scheppingsdag in Genesis 1 en de duidelijke bevestiging daarvan in Exodus 20:11, waar we lezen: “want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde geschapen, de zee en al wat daarin is en Hij rustte op de zevende dag”… (vergelijk Gen. 2:4, Ex. 31:17 en ook Neh. 9:6 en Openb. 4:11). Ab Klein Haneveld beweert evenwel: “Nergens vinden we in de Schrift enige grond dat God hemel en aarde schiep in zes dagen”.

Hoite Slagter zegt in de brochure “Schepping en Herstel”, (uitgave van Het Morgerrood/Everread Uitgevers, 2005): “Het verslag over de zes scheppingsdagen (Gen. 1:3-2:1) beschrijft vooral hoe God in zes dagen tijd de schepping ´herschiep vanuit de woeste en ledige situatie zoals die in Gen. 1:2 beschreven wordt”.

Wanneer men de Intelligent Design-gedachte als tussenoplossing voor creationisme en evolutietheorie koppelt aan de restitulieleer, dan zien wij dat men op die wijze kan komen tot lange fasering van een schepping voor Gen. 1:2 en van een herschepping gedurende zes tijdsperioden, of letterlijk in zes dagen.

De datering van fossiele vondsten kunnen dan verklaard worden vanuit een oerschepping, die veel ouder zou zijn dan 6000 jaar. Op die manier kan men Bijbel en wetenschap in harmonie met elkaar proberen te brengen. De Bijbel is geen biologie –of geologieboek, maar geeft niettemin een historisch betrouwbaar verslag.

Geeft de Bijbel enige aanwijzing voor een eerdere schepping, dan de onze?

De magere onderbouwing van de oervloed in Gen.1:2

In 2 Petr.2:5 staat dat God de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht.

Verderop in de tweede Petrusbrief wordt onzes inziens opnieuw de zondvloed beschreven, maar in de restitutieleer past men die verzen toe als argument om een veronderstelde eerdere catastrofe te staven, die het resultaat gaf van woestheid, ledigheid en duisternis, die op de vloed lag, naar Genesis 1:2. De passage in 2 Petr. 3:5-7 luidt als volgt: “Want willens en wetens ontgaat het hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en die aarde die uit en door water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen”.

Het tweede argument, dat men hanteert, is ontleend aan Jes.45:18 waar we lezen dat God de aarde niet tot een baaierd of chaos (NBV) of als woest en ledig (Naardense Bijbel) heeft geschapen, maar ter bewoning.

Dat klopt in zoverre dat God de aarde niet gelaten heeft in haar vormeloze situatie van den beginne. Dat heeft hij bijvoorbeeld wel gedaan met de planeet Mars.

Hij is gaan scheppen in die ongeordende materie , omdat de Geest van God over de wateren zweefde (broedde, St. Vert.). Hij heeft orde gebracht in die chaotische begintoestand door Zijn Woord ; want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er (Ps.33:6,9).

De evolutietheorie botst dan ook met het Woord van God, dat belijdt: “Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand gekomen is,zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebr. 11:3).

 

Grondlegging of nederwerping

Het derde argument zoekt men in de zogenaamde “nederwerping der aarde”.

Het zelfstandig naamwoord “katabolè” en het werkwoord “kataballo” worden regelmatig aangehaald, omdat de vertalingen met “grondlegging der wereld” niet het meeste juiste zouden treffen en dit beter met “nederwerping der wereld” vertaald had kunnen worden, meent Ab Klein Haneveld en met hem beide hoofdtakken van het ultra-dispensationalisme. Het woord “nederwerping” laat men opnieuw slaan op de veronderstelde val van satan in Genesis 1:2 en niet op de zondeval van de mens in Genesis 3.

Het enorme kosmische effect van de zondvloed van Genesis 6 t/m 9, zoals onder meer prof. Rehwinkel in zijn boek “De zondvloed” laat zien, onderschat men en men schrijft de kosmische veranderingen toe aan de catastrofe van een oervloed, waarvan Gen. 1:2 de gevolgen zou laten zien in de verwoesting van een eerdere schepping.

Het creationisme heeft echter laten zien dat juist de zondvloed van Genesis 6 een enorme verschuiving van aardlagen heeft veroorzaakt!

Met de vertaling “nederwerping der wereld” konden sommigen gemakkelijker aantonen dat de aarde niet slechts 6000 jaar, maar miljoenen of miljarden jaren oud was. Daarmee was het ook gemakkelijker schepping en evolutietheorie met elkaar in overeenstemming brengen.

Er zou een pré-historische wereld hebben bestaan met pré-Adamieten (althans S. van Mierlo, K.A. Den Breejen en M. Paasse hebben dit in ultrabedelingenkring gesuggereerd). M. Paasse gaat uit van een meervoudige (polygene) oorsprong van de huidige mens, die echter beslist NIET in de Bijbel wordt geopenbaard. De Bijbel zegt dat Eva de moeder van alle levenden is (Gen.3:20). God heeft uit één enkele (uit éénen bloede, St. Vert.) het gehele menselijke geslacht gemaakt, om op de ganse oppervlakte van de aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald (Hand.17:26).

Er zijn tien teksten in het nieuwe testament die in vrijwel alle vertalingen sinds of van de grondlegging der wereld af hebben (7x), of spreken over vóór de grondlegging der wereld (3x).

Het gebruik van “nederwerping” is theoretisch mogelijk, maar leunt sterk op de hypothese van een ingelezen val van satan in Genesis 1:2. Het Griekse katabolè en het Hebreeuwse tohu wa bohu (=woest en ledig) kunnen niet zonder meer met elkaar verbonden worden. In de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, is geen vorm van katabolè in Genesis 1:2 aanwezig.

Als de ondergang- en reconstructieleer daaruit niet blijkt, is de hele `gap´-theorie een mistig verhaal zonder klare openbaring van God. Daarom moeten we geen leer opbouwen vanuit zaken die de Bijbel niet expliciet aangeeft.

 

Adam was geen zondaar, maar werd tot een zondaar

Volgens Ab Klein Haneveld (in het vermelde artikel in het blad Uitdaging) werd Adam een zondaar, omdat hij geboren of geformeerd werd uit het stof der aarde en de aarde reeds voor de zondeval van Adam in de macht der zonde gevallen was.

De enige vroegere aangelegenheid voor een dergelijke val van de schepping is slechts te vinden in Genesis 1:2, aldus Ab Klein Haneveld.

Wij geloven echter dat Adam zeer goed geschapen werd (Gen.1:31), maar dat hij door het gif uit de bek van de slang door middel van Eva tot zonde verleid werd en dus NIET daarvoor reeds zondaar was! Dan zou hij al voor de zondeval aan de dood onderworpen zijn geweest, wat de Bijbel nadrukkelijk tegenspreekt(Rom.5:12; Gen.3:3,22,23). De Bijbel leert glashelder dat de geestelijke dood, die ook de lichamelijke dood ten gevolge heeft, voortkomt uit de zonde!

Het is dus bepaald geen onschuldige leer dus die hier verkondigd wordt! Er was geen dood voordat Adam in zonde viel en de verzoening van de mens met God nodig werd, waarvoor Gods verlossingsplan reeds gereed lag in het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging van de wereld (Openb.13:8).

Op zijn website heeft Ab Klein Haneveld het over de uit de gevallen aarde geformeerde Adam. Maar er was nog geen sprake van een aarde die onder de vloek lag! Verder beweert hij zelfs: “God wist dat Adam eigenlijk al gevallen was voordat hij bestond, want hij kwam voort uit een gevallen aarde. Fundamenteel was er niets aan de hand toen Adam zondigde”.

Er was wel degelijk VEEL aan de hand, want Adam luisterde naar de oude slang (die blijkens Openbaring 12:9 geïdentificeerd wordt met de duivel en de satan), waardoor de zonde in de zichtbare schepping kwam. Niet de stoffelijke oorsprong, van waaruit God (!) hem schiep maakte Adam tot een zondaar, maar diens ongehoorzaamheid! Na zijn gehoorzaamheid aan satan had de mens zijn kroon verloren!

 

Van zondeval naar zondvloed

De zondeval van de mens had als gevolg zijn verdrijving uit de hof van Eden, zodat de mensen in deze doodstoestand niet zou kunnen eten van de boom van het leven, opdat zij eeuwig zouden leven in deze situatie van ellende (=uitlandigheid of ballingschap).

Met de zondeval ontstond een verwordingsproces. Daardoor kregen we onder andere te maken met dorens en distels in het plantenrijk, misvorming tot monsterlijke soorten en verscheurende beesten in de dierenwereld en ook verdorvenheid in de mensheid onder invloed van de geestelijke, onzichtbare wereld met de wereldbeheersers dezer duisternis, dat wil zeggen satan´s grootvorsten in de hemelse gewesten (Efeze 6:12): van verderf, geweld, weerspannigheid, wetteloosheid en onreinheid in de voortijd.

De degeneratie na de zondeval, ook in het menselijke geslacht, vond zijn dieptepunt in de zondvloed en daarna in de occulte torenbouw van Babel.

Voor de zondvloed bereikten de mensen nog paradijselijke hoge leeftijden, hoewel de dood hen allen trof, uitgezonderd Henoch, die met God wandelde en werd opgenomen (Gen. 5:21-24).

Na de zondvloed zien wij een enorme verandering in het paradijsklimaat (Gen. 8:22). Een poolklimaat, woestijngebieden, vulkanisme, enzovoort zijn in Gods originele schepping nooit bedoeld geweest, maar een gevolg van de algehele degeneratie van de mens en de gebrokenheid in de natuur onder pressie van de machten der duisternis. Later zou de apostel opmerken: “de gehele wereld ligt in het boze” (1 Joh.5:19b).

Op zijn site stelt Ab Klein Haneveld zonder bewijs dat de vloed in Gen.1:2 vele malen groter was dan die in de dagen van Noach. Hij onderschat daarbij de geweldige kosmische ramp van de zondvloed, alsof dat slechts een bepaald gebied betroffen zou hebben.

De Bijbel spreekt over het openbreken van ALLE kolken der grote waterdiepten en het openen van de sluizen des hemels (Gen. 7:11). Dit gebeurde in de natuurlijke, zichtbare wereld, maar tegelijkertijd in de geestelijke, onzienlijke wereld. De Statenvertaling spreekt over de “fonteinen van de grote afgrond” (vergelijk Openb. 9:1-4). In Jesaja 24 lezen we hierover, zowel in het perspectief van de voortijd als van de eindtijd: “de sluizen van de hoge worden geopend en de grondvesten der aarde beven” (Jes. 24:18). Daar lezen we er tevens bij dat het te dien dage zal geschieden dat God bezoeking zal brengen over het heer der hoogte in den hoge (=de boze geesten in de hemelse gewesten) en over de koningen der aardbodem, die bijeengebracht zullen worden in een kuil (=afgrond) en opgesloten zullen worden in een kerker (=geestelijke gevangenis) (Jes. 24:21,22).

Aangaande de zondvloed lezen we over het wereldwijde karakter van deze ramp: “En de wateren namen geweldig toe over de aarde, en ALLE hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt” (Gen.7:19) en vervolgens: “En AL wat leeft….benevens ALLE mensen kwamen om” (Gen. 7:21) en “alles…stierf” (Gen. 7:22).

Het is ons een raadsel hoe Ab Klein Haneveld dit kennelijk wil bagatelliseren.

De zondeval in de engelenwereld

Dat er EERST een zondeval in de engelenwereld plaatsvond, voordat de mens in zonde viel, is correct, maar het valt niet vanuit de Bijbel te bewijzen dat dit tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 gebeurde. Hoogstens kan men dit vermoeden, maar dit lijkt moeilijk aantoonbaar, omdat Gen. 1:31 zegt: “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”, waarna Gen. 2:1 vermeldt: “Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer”.

Het koninkrijk van satan ontstond daarom pas NA de schepping van de mens! Er was eerst een periode dat Lucifer de mens diende. Aanvankelijk was Lucifer immers als morgenster in Eden, Gods hof, als een beschuttende (!) cherub voor de mens, totdat er onrecht in hem werd gevonden en hij satan (=tegenstander) werd (Ezech. 28:12-15).

Nadien is het zonneklaar dat Adam de hof moest BEWAREN (NBG-Vert.) OF BEWAKEN (Gen. 2:15, Naardense Bijbel, Canisius Vertaling), wat aangeeft dat er in de geestelijke wereld toen reeds een vijand gekomen was: de aanwezigheid van het kwade was ontstaan. De boom van kennis van goed en kwaad die naast de boom des levens in het midden van de hof stond (Gen.2:9), duidde in de zichtbare, natuurlijke wereld aan dat er in de onzichtbare, geestelijke wereld naast God als de bron van alle leven ook een oorsprong van het kwade was ontstaan: satan met zijn engelen. Deze had immers het goede gekend,maar deed een definitieve, absolute, onomkeerbare keuze voor het kwade!

Na de val in de zonde versperde God met het zwaard van het Woord de toegang tot de boom des levens voor de mens, omdat diens ongerechtigheden scheiding met God hadden gemaakt (Jes.59:2).

God sprak door de zogenaamde “moederbelofte” (Gen.3:15) van strijd tussen het slangenzaad en het zaad der vrouw, maar richtte gelukkig met de komst van en de verzoening door Jezus Christus de boom des levens weer op, want Hij sprak: “Wie Mij eet, zal leven door Mij” (Joh.6:47).

Het nieuwe testament wijst de boze haarscherp aan als de mensenmoorder van den beginne en de vader der leugen (Joh.8:44) en als de duivel die zondigt van den beginne (1 Joh.3:8).

De oorzaak van de val van deze morgenster of Lucifer (=lichtbrenger) is hoogmoed, trots, weerspannigheid en afgunst naar God en naar de plaats van de mens in Gods plan toe, zoals we lezen in Jesaja 14:12-14. Let daarbij op de woorden “boven de sterren”, “boven de hoogte der wolken” en “mij aan de Allerhoogste gelijkstellen”. Hij wilde meer dan de mens (beeld van de sterren) zijn, de plaats op de troon innemen en hoger dan Gods plan met de gemeente (beeld van de wolken) gaan en zich meten met de Allerhoogste.

Zijn staart sleepte een derde van de engelen mee (Openb. 12:4) in deze opstand of rebellie. Deze engelen werden aan hun oorsprong om de mens te dienen (!) ontrouw (Hebr.1:14 en Judas 6, vergelijk 2 Petr.2:4). Sindsdien spreken we over boze geesten of demonen, dat wil zeggen: gevallen engelen. Satan is de oorspronkelijke aanstichter van het vuur der zonde. Toen satan de mens Adam verleidde door middel van de slang via Eva, ontnam hij deze het koningschap over de aarde en werd zelf de overste dezer wereld en de god van deze eeuw, zoals het nieuwe verbond hem typeert (o.a Joh. 12:31; Joh. 14:30; 2 Kor. 4:4).

Adam had de opdracht om te heersen, onder andere over “al het gedierte dat op aarde kruipt” (Gen. 1:28). Hij had het slangenvenijn uit de hof moeten werpen, om deze te bewaren! De sprekende slang werd immers geïnspireerd en bezet(en) door de duivel tot verleiding van de mensen op aarde (Openb. 12:9). Nu hij de aarde door ongehoorzaamheid aan God onderworpen had aan de vloek van de boze (Gen. 3:17; Rom. 8:20), kon de duivel met een in zekere zin rechtmatige claim tegen Jezus bij de verzoeking in de woestijn over de macht op aarde zeggen: “zij is mij overgeven” (Luk.4:6). Door wie? Door de eerste Adam. Maar God heeft Christus –reeds geprofeteerd in Gen. 3:15 als het zaad van de vrouw in vijandschap met het zaad van de slang- als de laatste Adam gezonden en Hij is een levendmakende geest (1 Kor. 15:45).

Door Hem kan onze menselijke geest –dood in zonden en overtredingen- levend gemaakt worden (Efeze 2:1-5), waardoor we door genade op kunnen staan tot een nieuw leven met God, dat (verder) vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van Zijn Schepper (Kol. 3:10) met tevens de belofte van de verlossing van ons lichaam (Rom.8:23).

Hoop op herstel van de schepping

Wij zien de restitutieleer als een afleidingsmanoeuvre van de boze, om de aandacht af te trekken van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus (2 Kor. 11:3).

Als wij over “restitutie” willen spreken, dan zien wij dit herstelproces aanvangen in Christus en in de gemeente van Jezus Christus. Beknopt willen we daarover iets aanreiken, dat ook praktische betekenis heeft!

Het is de weg van het verloren paradijs naar het herwonnen paradijs. Van verlorenheid door de zondeval naar de overwinnaars, die gelijkerwijs Jezus zullen overwinnen en met Hem op zijn troon (=beeld van heerschappij) zullen zitten (Openb. 3:21). Het is deze plaats die satan zich had toegedacht (Jes. 14:13), maar zijn eigenmachtige verhoging liep uit op een steeds grotere vernedering: uit de hemel naar de aarde, vervolgens naar de afgrond als gevangenis tijdens het duizendjarig rijk (Openb.20:1-3,7) en tenslotte naar de poel des vuurs (Openb. 20:10).

De mens die tot Christus komt, die zich buigt en zijn zonden belijdt, die zich wil vernederen onder Gods machtige hand op zijn levensweg zal te Zijner tijd verhoogd worden. Het is de tegenovergestelde weg, dan die van zichzelf verhogen, zoals de duivel en de antichrist doen. In de overtuiging van zonde met de vernieuwing en groei in het leven van de christen stuurt en stuwt Gods Geest ons tot godsvrucht en heiliging. Uiteraard vraagt dit om een volledige overgave van ons leven aan Jezus Christus!

De zonen Gods, gelijkvormig aan het beeld van de Zoon

De hoop van de zuchtende schepping ligt in de openbaarwording van de zonen Gods (Rom. 8:19), die (meer en meer) gaan beantwoorden aan het beeld van deeerstgeboren Zoon (Rom. 8:29). In deze richting leidt de Geest van God (Rom. 8:14). Op die weg van ontwikkeling komen ze “werkingen van het lichaam” bij zichzelf tegen, die ze moeten doden door de Geest (Rom.8:13). Tegelijkertijd belijden zij en leven zij uit dat Jezus Christus verheerlijkt zal worden IN zijn heiligen (2 Thess.1:10), dat Christus (opnieuw) komend is IN het vlees (2 Joh.7, letterlijk), evenals Hij eerder Zelf in het vlees gekomen is (1 Joh. 4:2), om een goddelijk leven op aarde te leiden: als Verlosser, Voorloper en Voorbeeld.

De misleiders en de antichrist verzetten zich niet tegen allerlei religieuze theorieën en tegen de zonde onder de “dekmantel” van de genade stoppen, maar zij worden furieus als je overwinning op de zonde in de kracht van de heilige Geest tijdens ons aardse leven gaat verkondigen en uitleven (want dat zou alleen voor het hiernamaals zijn!).

Christus IN ons geopenbaard

Zelfs keert de antichrist zich niet zozeer tegen Jezus als Zoenoffer –dat is een voldongen feit- als wel tegen de openbaring van het leven van Christus –goddelijke natuur- (2 Petr. 1:4) IN ons.

Er wordt veel gesproken over dat “God mij Zijn Zoon openbaart tot zondevergeving”, om een kind van God te worden op het christelijke erf, maar weinig over dat “God Zijn Zoon IN mij openbaart” (Gal. 1:16), dat Christus steeds zal worden grootgemaakt IN ons lichaam (Gal. 1:24; Fil. 1:20) en dat Christus gestalte IN ons zal krijgen (Gal. 4:19). Bij deze (aankomende) zonen van God komen de karaktertrekken van Christus in een groeiproces openbaar. in hen zet zich het goddelijke herstel ten volle voort! Het geheimenis is: “Christus IN ons, de hoop der heerlijkheid” (Kol. 1:27).

Oorlog tegen de geestelijke machten

Daartegen richt zich de tegenstand van de machten der duisternis. Hun gedachten zijn erop gericht de mensen naar de afgrond te voeren en hun werkingen richten zich tegen mensen IN wie het beeld van Christus tevoorschijn komt. Dat de Zoon verhoogd is tot de troon van God hebben zij niet kunnen verhinderen, maar zonen Gods met Hem op de troon: “DAT NOOIT” roepen zij.

De zonen Gods hebben, vergelijkbaar met de zondvloed in de dagen van Noach, de kamp tegen de boze geesten in de hemelse gewesten, maar krijgen ook te maken met de (zondvloed van) demonen, die opkomen uit de put van de afgrond (Openb. 9:1-11).

De antichrist of valse profeet, het beest uit de aarde, verbindt zich met het beest dat opkomt uit de zee, dat is uit het duistere gebied van de afgrond, waar Apollyon als koning van het verderf heerst (Openb. 9:11; 11:7; 13:1, 11; 17:8; 19:20).

De overwinning in deze immense geestelijke oorlog is aan Christus en die met Hem zijn: de geroepenen, uitverkorenen en getrouwen (Openb.17:14, St. Vert.) in de verschillende fasen van de eindtijd (bijv. Openb. 12:10-12; Openb. 15:2-4; Openb. 17:14; Openb. 19:19,20).

Op naar het heerlijke einddoel

De zonen Gods worden in Obadja 21 “verlossers” of “heilanden” (St. Vert., let op het meervoud!) genoemd, die de berg Sion bestijgen en gericht oefenen over het gebergte van Esau (Edom=beeld van de machten der duisternis en van het vlees), en het koningschap zal zijn aan de Here. In Openbaring 14:1 staan ze OP de berg Sion: het Lam en de overwinnaars (zij die het Lam gevolgd zijn, waar het ook heenging- Openb. 14:4). Het zijn de eerstelingen!

Zij gingen de weg van het kruis, de weg van ootmoed, gehoorzaamheid en trouw en de weg van karaktervorming die leidt naar Gods doel: erfgenamen op de troon! “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openb.21:7).

 

Het duizendjarige vrederijk

We merken nog kort op dat het herstel een tussenfase heeft in de overgangsperiode van het duizendjarige rijk, waar vrede zal HEERSEN, maar nog niet WONEN, zoals op de nieuwe aarde.

Dan zien we reeds het herstel optreden in het plantenrijk (Jes. 55:13), in de dierenwereld (Jes. 11:6-10 en 65: 25) en als de levensduur der bomen zal de leeftijd van Mijn volk zijn (Jes. 65:25). Je ziet hier het herstel van de leeftijden vanuit de voortijd in de laatste fase van de eindtijd!

Toch is de laatste vijand, de dood, dan nog niet geheel overwonnen, want er sterven nog jongelingen als honderdjarige, maar zelfs zondaars bereiken die leeftijd (Jes. 65:20). Het is echter heel goed merkbaar dat de draak, dat is de oude slang, dat is de duivel en de satan opgesloten zit in de afgrond, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaar voleindigd zijn (Openb. 20:1-3).

De nieuwe aarde: complete vernieuwing

In Openbaring 22:2 lezen we over het herstel op de nieuwe aarde tot genezing van de volkeren door middel van het geboomte (meervoud!) des levens, de geestelijke werkelijkheid van de Zoon met de zonen Gods met hun rijpe vruchten en bladeren (=geestelijke gaven) van God.

Daarna staat er zo mooi: “En niets vervloekts zal er meer zijn” (Openb.22:3). De aarde, inclusief dieren- en plantenrijk, is bevrijd van de vloek der zonde en van een vervloekte slang is geen sprake meer! Geloofd zij God de Vader voor zijn fascinerende herstelplan voor ons, in ons en met ons dank zij Jezus Christus, onze Heer en de kracht van de Heilige Geest!

Jildert de Boer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *