De verwarring van Babel en het verzamelen van de oprechten
Babel kan de toets niet doorstaan
Naast de roeping die tot ALLE ware christenen uitgaat om uit te trekken uit Babylon, zien we de verbastering van en afval binnen het christendom uitgedrukt in deze geestelijke stad. Het is de verwarring van het schijn-, het namaak- en het naamchristendom, waar men naast de dienst aan God allerlei tradities, vormen en vermenging van waarheid en leugen, dus dwaalleringen of huichelachtigheid, vasthoudt.
God wil geen gemeente die bestaat uit trouwe christenen en trouwelozen, maar wie trouw willen leven naar Woord en Geest worden opgeroepen: “Gaat uit van haar MIJN volk”, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” (Openb.18:4).
Het is “voorhofschristendom”, waar men mogelijk zondenvergeving heeft of in elk geval daarvan heeft gehoord (het type daarvan is het brandofferaltaar, beeld van het Zoenoffer, waar velen rondjes omheen draaien: zondigen en vergeving vragen), maar dat door en door aardsgezind is. In de eindtijd valt deze voorhof ten prooi aan de vijand (Openb.11:1,2).
Men heeft God niet willen aanbidden bij het reukofferaltaar, in geest en waarheid als “tempelchristen”, heilig voor de Here! Babel heeft nooit goddelijke eenheid kunnen openbaren, want het was uit de mensen: groot en hoog, maar het voerde tot het elkaar niet verstaan, dus tot spraakverwarring en verdeeldheid.
De voorhof bestaat uit aarde en er ontstaat geen weg van nieuwe levensontwikkeling en groei -hoogstens is er de basis van vergeving van zonden- en er zijn vele partijschappen, die het grote, algemene christendom tot een aanfluiting in deze wereld maken.
Slechts wanneer men door de smalle poort het heiligdom binnengaat kan men komen tot overwinningsleven, de weg van heiligmaking door het vlees heen (Hebr.10:20) tot achter het voorhangsel naar het doel: goddelijke natuur (2 Petr.1:4). Slechts “tempelchristendom”, waar men de weg van Jezus volgt, leidt tot de eenheid van het geloof en de mannelijke rijpheid (Efeze 4:13).
Daartoe moet men uittrekken uit het rumoer, de religieuze chaos en de discussies van Babel, waar men Gods Woorden relativeert en afvlakt en zij is geworden tot een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeilijk gevogelte (Openb.18:2). Het is de grote hoer, die zowel gemeenschap wil hebben met Gods Geest, als zich openstelt als schuilplaats voor boze geesten. “Schuilplaats”, dat wil zeggen: het gebeurt gemaskeerd en gecamoufleerd, zodat de ware aard niet aanstonds duidelijk is, omdat de machten der duisternis zich voordoende als engelen des lichts schuilevinkje spelen via mensen, die doen alsof ze dienaren van de gerechtigheid zijn (2 Kor.11:14,15).
“Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt” (Jes.52:11). “Wij hebben getracht Babel te genezen, maar het is niet te genezen, , verlaat het en laten wij gaan…” (Jer.51:9).
Vele menen uit Babel getrokken te zijn door een kerk of gemeenschap te verlaten die op bepaalde onderdelen afboog van de Schriften, of in een levenspraktijk die zich niet verdraagt met de klare lijnen van de woorden van God. Vaak is dat geboden en velen zijn hier gehoorzaam geweest. Toch gebeurt het niet zelden dat men later ontdekt opnieuw in een buitenwijk beland te zijn van dezelfde grote stad Babylon.
Babylon is niet slechts de moederkerk Rome, maar heeft ook de in de Protestantse dochters haar werk gedaan en het evangelische en charismatische erf is er evenmin van gevrijwaard. Het algemene christendom is doorzuurd van het Babylonisch-religieuze. Het geheimenis Babylon is een naam die op het voorhoofd van de hoer is geschreven (Openb.17:5), daarom zullen wij allereerst los moeten komen van het verwarde denken bij onszelf, om vernieuwing van denken van God uit te ondergaan en vervolgens vernieuwd te leven en te handelen vanuit de gezindheid van de Geest van God. Alleen vernieuwing van denken, gevoelen, leven en doen brengt ons naar de eenheid van zin en gevoelen (vergelijk 1 Kor.1:10).
In 1 Kor.11:19 lezen we: “want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken wie de toets kan doorstaan”. De Statenvertaling heeft: “opdat de oprechten openbaar mogen komen onder u”. De NBV heeft: “zodat duidelijk wordt wie van u betrouwbaar is”. Deze toets leidt tot schifting van hen die de toets doorstaan en oprecht en betrouwbaar blijken en hen bij wie dit niet het geval is. Er kan geen eenheid tot stand komen in geest en waarheid met halfhartigen, lauw-ingestelden, die niet 100% de gezindheid hebben om Gods wil te doen als discipel tegen elke prijs, om te komen tot het volwassen zoonschap.
Hier zien we de twee soorten ontwikkeling, die een bekende volle evangelie pionier aanduidde met de wet van de letter V (de benen lopen steeds verder uit elkaar): “Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd” (Openb.22:11) en het negatieve ontwikkelingsproces heeft eveneens zijn loop, totdat de climax is bereikt: enerzijds het oordeel over Babel (Openb.14:8; Openb.18:10-23) en de anderzijds de getoonde heerlijkheid Gods van het nieuwe Jeruzalem (Openb.21:10,11,23).
Het verzamelen van de oprechten: de verstrooiden bijeenvergaderd
In de eindtijd zien we eveneens een ander proces, dat ik zou willen aanduiden als de wet van de letter A (de benen vinden elkaar en krijgen een dwarsverbinding), dat wordt gerealiseerd onder de oprechten van hart, die helemaal hun Heer dienen en uit diverse christelijke stromingen afkomstig zijn, maar elkaar gaandeweg zullen gaan vinden.
“Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan, hen wier hart VOLKOMEN naar Hem uitgaat” (2 Kron.16:9). Zulke mensen zoeken God ernstig en die bekrachtigt Hij! Gods “magneet” trekt zulke mensen aaneen tot eenheid in de eindtijd en zij stoten anderzijds de zonde af en de demonen verliezen elke grip op hen, omdat zij zich volkomen op God richten en Hij hen kan vervullen met kracht.
Het is duidelijk: wat we nu zien in de verstrooide christenheid, dat kan niet Gods bedoeling zijn. In de eindtijd is er sprake van geestelijke bevingen en wordt alles wat christendom heet, in kerk, groep, beweging of kring, geschud. Het doel is: “opdat blijve wat niet wankel is” (Hebr.12:26,27). Hoe groots is het te midden van het eindtijdgeweld onbeweeglijk en standvastig te mogen staan, om een onwankelbaar Koninkrijk te ontvangen (Hebr.12:28).
Gods verlangen zal voltooid worden in het leiden van de schapen (van Joodse of heidense, of van welke denominatie-komaf ook) dat zij naar zijn stem zullen horen en dat het zal worden EEN kudde en EEN herder (Joh.10:16). In zijn tijd had Jezus vaak
geprobeerd de kinderen Israels te vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, maar zijn conclusie luidde: gij hebt niet gewild (Matth.23:37).
Toch blijft staan dat Jezus niet alleen zou sterven voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen (Joh.11:52). Reeds op aarde sprak Hij: “Wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit” (Matth.12:30b).
In de oogsttijd zal pas het onkruid, die de vijand zaaide, van het koren gescheiden worden en vindt de volledige zuivering plaats. Dan krijgt de eenheid concreet gestalte: “Brengt het koren bijeen in mijn schuur”(=gemeente, die geestelijk volwassen geworden is) (Matth.13:30c). Daaraan voorafgaand voltrekt zich het proces van ontwikkeling en rijping naar het volle koren in de aar (Marc.4:28,29) en tegelijkertijd is het onkruid eveneens volgroeid geworden (dat is de dolik of dolle tarwe, die alleen in kiem (zaad) en eindresultaat goed onderscheiden kan worden van de echte tarwe, maar tijdens de ontwikkeling van de halmen aanzienlijke gelijkenis met de tarwe vertoont!). “Zie, de Landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en de late regen erop gevallen is” (waardoor de oogst de rijpe, volwassen vrucht voortbrengt, namelijk de heerlijkheid van de volgroeide zonen Gods) (Jak.5:7; vgl. Hebr.2:10).
Steeds geldt het principe: “voor de oprechte gaat het Licht in de duisternis op” (Ps.112:4).
Het is de roep van God, om zijn volk te richten: “Vergadert Mij mijn gunstgenoten, die met Mij het verbond sluiten met offers” (Ps.50:5). Offers spreken van discipelschap door alles op te geven, om God te dienen en Jezus te volgen. Zulke oprechten en getrouwen kan Hij vergaderen tot EENHEID. Gods gunst is op hen, Zijn welgevallen rust op het leven van de getrouwen, die naar Zijn Geest wandelen.
Van onze kant geldt ook een immense opdracht, om te zoeken naar “dwarsverbindingen”: “Jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een REIN hart” (2 Tim.2:22b). Laten wij van deze instelling gegrepen zijn, om ware eenheid te zoeken en te vinden, die als basis reine harten heeft, die God kan doen samensmelten!
Geef een reactie