De waarheid over de gemeentetijdperken
(Uit: ‘De zeven gemeentetijdperken’, hoofdstuk 10 een samenvatting van de zeven gemeentetijdperken) door William Branham (geschreven rond 1960-1962).
Aangezien onze studie een vers voor vers uiteenzetting is geweest van die Schriftgedeelten, die handelen over de zeven gemeentetijdperken, hebben wij geen doorlopend historisch overzicht van de gemeente weergegeven zoals we dat behoorden te doen. Derhalve zullen we dit hoofdstuk gebruiken om de gemeente en haar loop in de geschiedenis te volgen. Wij zullen beginnen met het tijdperk van Efeze en zo alle tijdperken doornemen zoals deze door de Geest Gods aan Johannes werd doorgegeven. Wij zullen geen nieuwe stof toevoegen aan hetgeen we reeds hebben.
Uit onze studiën hebben we reeds begrepen dat veel uit de Openbaring volkomen verkeerd verstaan wordt, omdat we eertijds niet wisten, dat het woord “gemeente”, waarvan in het boek Openbaring sprake is, niet doelt op de zuivere “ekklèsia”, de “uitverkorenen”, het “lichaam van Christus”, de “bruid”, maar dat er sprake is van al degenen, die Christenen genoemd worden, of het nu echte of louter Christenen in naam zijn. Evenals NIET geheel Israël Israël is, zijn ook NIET alle Christenen ECHT Christenen. We zien dus, dat de gemeente bestaat uit twee wijnstokken, de ware en de valse. Deze twee wijnstokken worden door twee geesten gedreven; de ene bezit de Heilige Geest, terwijl de andere begiftigd is met de geest van de antichrist. Ze beweren allebei dat ze God kennen en dat ze ook van Hem gekend zijn. Beiden wekken de schijn op dat zij voor God spreken. Beiden geloven zij bepaalde belangrijke grondwaarheden doch zij verschillen op andere punten van mening. Maar omdat beiden de naam van de Heer dragen, aangezien zeChristenen heten en door het dragen van zulk een naam duidelijk een verwantschap met Hem aangeven (door God huwelijk genoemd), houdt God hen beiden verantwoordelijk tegenover Hem; derhalve spreekt Hij ook tot elk van hen.
Voorts hebben wij gezien, dat deze twee wijnstokken naast elkaar opgroeien tot de voleinding der eeuwen als beiden tot rijpheid gekomen zijn en geoogst zullen worden. De valse wijnstok zal de ware wijnstok niet overwinnen en verdelgen en evenzo zal ook de ware wijnstok niet in staat zijn de valse wijnstok tot behoudenis in Jezus Christus te brengen.
We hebben de verbluffende waarheid gezien, dat de Heilige Geest kon en zou vallen op de onwedergeboren Christenen van de valse wijnstok en Zich in dezen op geweldige wijze zou manifesteren door tekenen en wonderen, zoals bij Judas, die een zekere bediening in de Heilige Geest had, ofschoon toch van hem gezegd werd dat hij een duivel was.
Met deze principes in gedachten zullen we de loop der gemeente door de zeven verschillende tijdperken heen volgen.
De gemeente werd op de Pinksterdag geboren. Gelijkerwijs de eerste Adam een vrouw fris uit de hand van God ontving, die voor een korte spanne tijds onbesmet was, zo werd ook Christus, de laatste Adam, op Pinksteren een bruid gegeven, die nieuw was en zij bleef gedurende enige tijd afgescheiden en onbesmet. “En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen.” Handelingen 5:13. En: “De Here deed er dagelijks tot de gemeente toe, die zalig werden.” Handelingen 2:47. Hoelang dit zo door bleef gaan weten wij niet, maar op zekere dag werd de gemeente — evenals Eva verzocht en verleid werd door Satan — besmet, doordat een antichristelijke geest binnendrong. “Dit is de geest van de antichrist, van welke geest gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld.” I Johannes 4:3b. En Jezus heeft aangaande Zijn bruid in dat eerste tijdperk gezegd: “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten. Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken.” (Openbaring 2:4–5a). De gemeente was in dat eerste tijdperk reeds een “gevallen vrouw”. Zoals de Satan tot Eva was gekomen, voor Adam, zo had de Satan nu de gemeente, de bruid van Christus, verleid, voordat het “Bruiloftsmaal des Lams” plaatsvond. En wat in haar midden heeft die val veroorzaakt? Wat anders dan “DE WERKEN DER NIKOLAÏETEN” die in Openbaring 2:6 genoemd worden? Niet langer volgde dat eerste tijdperk het zuivere Woord Gods. Zij weken af van Gods eis, namelijk dat een gemeente geheel en al afhankelijk van Hem zou zijn (volkomen afhankelijk van God om Zijn Woord van begin tot eind — buiten menselijk bestuur om — in vervulling te doen gaan) en gingen over tot het Nikolaïtisme dat zoveel was als het organiseren van een menselijk bestuur binnen de gemeente zelf, zoals alle regeringen doen, en wel door het uitvaardigen van wetten voor de mensen. Zij hebben precies hetzelfde gedaan als Israël. Zij zochten hun toevlucht in menselijk bestuur in plaats van in het Woord en de Geest. De dood had zijn intrede gedaan. Hoe kunnen we dat weten? Horen wij dan niet de stem des Geestes, zoals die voor allen die willen horen, in dat eerste tijdperk geklonken heeft als Hij roept: “Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de Boom des Levens, die in het midden van het paradijs Gods is.” De gemeente had reeds teveel opgenomen van de boom des doods (ofwel de confessionele valse wijnstok), waarvan het einde de poel des vuurs is. Maar er zijn thans geen cherubijnen met een vlammend zwaard die de Boom des Levens bewaken. God gaat niet uit het midden der gemeente weg, zoals Hij uit Eden wegging. O neen, Hij zal altijd in het midden van Zijn gemeente zijn, tot het laatste tijdperk toe. En tot die tijd roept Hij tot allen dat zij komen moeten.
Laten we hier nu voorzichtig zijn. De boodschap aan de engel die te Efeze is, is in feite niet een boodschap aan de gemeente van de plaats Efeze. Het is een boodschap die gericht is aan het TIJDPERK. En dat tijdperk had het zaad der waarheid en het zaad der dwaling in zich, precies zoals het wordt weergegeven in de gelijkenis van de tarwe en het onkruid. De gemeentetijdperken vormen tezamen de akker en in die akker bevinden zich tarwe en onkruid. De valse gemeente kwam tot organisatie, bracht het bestuur en het Woord terug tot menselijk niveau en bevocht de ware Christen.
Onkruid groeit altijd sneller dan tarwe of welke andere gekweekte plant ook. De onkruidkerk groeide snel in dit eerste tijdperk. Maar ook de tarwegemeente bloeide. Tegen het eind van het eerste tijdperk bloeiden de werken der Nikolaïeten in de plaatselijke gemeenten van de valse wijnstok en zij streefden er in toenemende mate naar hun invloed buiten hun eigen gebied verder te verspreiden. Hun invloed werd ondervonden door de ware gemeente, want mensen als de eerbiedwaardige Polycarpus noemden zich bisschop en bedienden zich van die titel, die ze volgens het Woord niet eigen was. Voorts had de eerste gemeente in dat tijdperk haar eerste liefde verlaten. Die liefde werd uitgebeeld als de liefde tussen bruid en bruidegom in hun huwelijk en gedurende de eerste jaren van hun huwelijksleven. Er was een verkoeling gekomen in die volle liefde en overgave aan God.
Maar let op. Openbaring 2:1 geeft een beschrijving van de Here Jezus als staande in het midden Zijner gemeente, terwijl Hij de boodschappers in Zijn rechterhand houdt. Omdat deze bruid ten val kwam, omdat de gemeente thans een mengsel is geworden van het ware en het valse, gaat Hij niet uit haar midden weg. Zij is van Hem. En volgens Romeinen 14:7–9 is dat geheel juist: “Want niemand van ons leeft zichzelf, en niemand sterft zichzelf. Want hetzij dat wij leven, wij leven de Here, hetzij dat wij sterven, wij sterven de Here. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heren. Want daartoe is Christus ook gestorven, en opgestaan, en weer levend geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou.” Aan het kruis kocht Hij de GEHELE mensheid. Zij is van Hem. Hij is de Heer over levenden en doden (dit duidt op bezit, NIET op verwantschap). En Hij wandelt temidden van dat lichaam dat leven en dood in zich heeft.
Wat in het eerste tijdperk geplant werd, zal zich in het tweede tijdperk en in alle andere tijdperken ontwikkelen totdat het tot rijpheid en oogst komt. We verwachten dus in het tijdperk van Smyrna een uitbreiding en verlichting van de geschiedenis van het lichaam der gemeente door een openbaring van de Geest.
In dit tijdperk neemt de haat van de valse wijnstok toe. Zie, ze hebben zich afgescheiden van de gemeenschap met de waarachtigen (vers 9). Ze gingen uit van hen. Het waren leugenaars. Zij noemden zich datgene wat ze niet waren. Maar verdelgde God hen? Neen. “Laat hen begaan tot beiden geoogst zullen worden.”
“Maar Heer, ze moeten verdelgd worden, want zij verdelgen Uw volk. Ze doden hen.”
“Neen, laat hen begaan. Maar tot Mijn bruid zeg Ik: Wees gij getrouw tot de dood. Ja, heb Mij nog meer lief.”
In klare en heldere taal wordt ons duidelijk gemaakt dat deze valse wijnstok des Satans is. Hun bijeenkomst is uit hem (Satan). Zij vergaderen in de Naam van God en liegen dat zij van Christus zijn. Zij prediken, zij onderwijzen, zij dopen, zij aanbidden, zij nemen deel aan verschillende handelingen zoals die door Christus aan de gemeente zijn gegeven, en toch zijn ze niet uit God. Maar daar ze zeggen dat ze dat wel zijn, zal God hen verantwoordelijk stellen en in elk tijdperk spreekt Hij over hen en tot hen. Zij doen ons in elk opzicht denken aan Bileam. Deze bezat het ambt van profeet. Hij kende de juiste wijze om tot God te naderen zoals aangegeven werd in het offeren van de reine dieren. Toch was hij niet een ware WOORDPROFEET, want toen God hem zei niet te gaan om Balak met zijn tegenwoordigheid te vereren, probeerde hij toch te gaan, want hij werd gedreven door zijn begeerte naar goud en aanzien. Daarom liet God hem zijn gang gaan. De volmaakte wil van God maakte plaats voor de toestemmende wil van God vanwege het “hartsverlangen” van Bileam. God zei in feite: “Ga je gang maar!” Was God dan van gedachten veranderd? In geen geval. God had Zijn weg, ook al ging Bileam heen. Bileam deed de wil van God niet teniet. God ging ondanks alles Zijn weg. En Bileam was de uiteindelijke verliezer, want hij ging voorbij aan het Woord. En vandaag aan de dag zien we precies hetzelfde. Vrouwelijke predikers, organisatie, valse leringen enzovoort, en mensen, die God vereren, zich uiten in de Geest en op precies dezelfde wijze handelen als Bileam, waarbij ze beweren, dat God tot hen gesproken heeft, ook al is de ontvangen opdracht in strijd met het geopenbaarde Woord. Nu zal ik niet ontkennen dat God tot hen gesproken heeft. Maar het was precies zoals Hij die tweede maal tot Bileam sprak. Daar Hij wist dat Bileam zijn eigen hartewens boven het Woord wilde stellen, gaf Hij hem zijn zin, alhoewel Hij uiteindelijk toch ZIJN EIGEN weg had. Ook thans zegt God tot de mensen, dat ze maar door moeten gaan met naar hun eigen hartewens te handelen aangezien ze het Woord toch opzij geschoven hebben. MAAR GODS WIL ZAL NIETTEGENSTAANDE DIT ALLES GESCHIEDEN. Amen. Ik hoop dat u dit inziet. Dit zal niet alleen veel verduidelijken van wat in alle tijdperken te zien was, maar het zal inzonderheid tot steun zijn in dit laatste tijdperk, dat zoveel uitingen en uiterlijke zegeningen kent, wanneer de gehele periode zo tegen de “in het Woord Geopenbaarde Wil” van God gekant is.
Als er ooit een tijdperk is geweest dat een boodschap ontving, die zo luid en duidelijk was, dan was het wel dit tijdperk. Het was, en is, die Oudtestamentische waarheid. “De zoon der slavin zal de zoon der vrije smart aandoen, totdat de zoon der slavin verdreven wordt.” Dit toont ons dat de haat en laster van Satan tegen de ware Christen geuit zal worden door een groep naamchristenen ofwel valse Christenen, en dit zal toenemen totdat God die valse wijnstok aan het einde van het Laodicéa-tijdperk uitroeit.
Het derde tijdperk openbaarde door de Geest der profetie, dat de wereldse kerk het Nikolaïtisme als leer zou aannemen. Het onderscheid tussen geestelijken en leken groeide uit tot de “werken der Nikolaïeten”, waarin de geestelijkheid zich in rangen verdeelde en waarbij de een zich boven de andere stelde, in plaats van de Bijbelse waarheid dat de oudsten (herders van plaatselijke gemeenten) door het Woord de kudde bestuurden; deze onschriftuurlijke leer ontwikkelde zich tot een priesterschap, dat tussen de mens en God in kwam te staan en dat aan de geestelijken zekere rechten gaf, terwijl de leken hun van Godswege verkregen rechten voortdurend ontzegd werden. Dit was een wederrechtelijke inbezitneming. In dit tijdperk is dit tot een leer geworden. Het werd in de gemeente als het absolute Woord van God aanvaard, terwijl het helemaal niet Gods Woord was. Maar de geestelijkheid noemde het het Woord van God en daarom was het antichristelijk.
Omdat de menselijke regering enkel en alleen politiek is, werd de gemeente bij politieke aangelegenheden betrokken. Dit werd toegejuicht door een dictator-keizer, die de kerkelijke politiek samenvoegde met de staatkundige politiek en door middel van geweld de valse kerk wist te vestigen (de valse religie van Satan) door haar als de ware godsdienst te propageren. En door diverse edicten van verschillende keizers zien we, dat de valse kerk met staatkundige hulp de ware wijnstok zelfs met nog grotere hartstocht poogde te verdelgen.
Jammer genoeg was de ware wijnstok niet geheel onvatbaar voor deze leer. Hiermee bedoel ik niet, dat de ware wijnstok de Nikolaïetische denkbeelden ooit als leer vast legde. Verre van dat. Maar die kleine worm des doods ging door met zuigen aan de ware wijnstok in de hoop, dat deze ten val zou komen. Zelfs in de ware gemeente bevonden zich mensen, die door God als opzieners waren aangesteld en die aan die titel een iets grotere betekenis gaven dan alleen maar een plaatselijke verantwoordelijkheid. In deze tijd had de gemeente niet het heldere inzicht dat Paulus had. Want Paulus had gezegd: “En zij verheerlijkten God in mij.” Het doet er niet toe welk gezag Paulus had. Hij hield de ogen der mensen gericht op God, aan Wie alle macht gegeven is. Maar de geestelijkheid hield steeds de ogen gericht op Goddelijke Leiding PLUS DIE VAN MENSEN en doordat ze daardoor eer gaven waar geen eer hoorde, bemerken we dat de ware gemeente bevlekt werd met het humanisme. Toen het Nikolaïtisme gevestigd was met apostolische successie — aangestelde voorgangers — gekozen herders enzovoort, was er slechts één stap nodig om de valse kerk tot het Bileamisme over te halen. De tweede stap naar de “diepte des Satans” was nu in volle gang.
Deze tweede stap was de leer van Bileam (beschreven in Openbaring 2:14) waarin Bileam Balak leerde de kinderen Israëls te doen struikelen door een “gezamenlijke vergadering”. Dan zouden de gasten nog twee dingen doen die in strijd met Gods Woord zijn. U zult zich herinneren, dat Balak steun zocht teneinde zijn koninkrijk te kunnen handhaven. En hij wendde zich tot de meest dominerende geestelijke figuur in zijn tijd, Bileam. Bileam gaf het advies dat Israël in de val deed lopen en vernietigde. Allereerst stelde hij voor, dat zij allen bijeen zouden komen om elkaars standpunt te bespreken, samen maaltijd te houden en dingen “uit te praten”. Per slot van rekening kun je veel bereiken als je elkaar begrijpt. Is het eenmaal zover, dan kun je van daaruit verder gaan. De volgende stap zou dan de gezamenlijke eredienst zijn waarbij vanzelfsprekend een beetje druk van de zijde van de gastheer voldoende is om de gasten een flink stuk verder te laten gaan dan ze eerst van plan waren. Nu, dat is niet alleen vroeger gebeurd met Gods gemeente in het Oude Testament, maar ook met die van het Nieuwe Testament, want er was een keizer, die als Balak steun zocht om zijn koninkrijk veilig te stellen. Dus nodigde Constantijn de naamchristen uit, de Eerste Christelijke Gemeente van Rome, om hem te komen helpen de Christenen achter zich te krijgen, aangezien zij een zeer groot lichaam vormden. Het resultaat was het Concilie van Nicéa van 325. Daar kwamen de Christenen, zowel de ware als de schijngelovigen op uitnodiging van Constantijn tezamen. De ware Christenen hadden er geen enkel belang bij om ook maar naar die bijeenkomst te gaan. Ondanks alle pogingen van Constantijn om hen te verenigen, wisten de ware gelovigen dat zij daar niet op hun plaats waren en zij gingen heen. Maar degenen die bleven kregen van Constantijn gelden uit de staatskas en daarbij ook nog politieke en fysieke macht. Het volk raakte betrokken bij afgodendienst en spiritisme, want beelden met namen van heiligen werden in de gebouwen geplaatst en het volk werd geleerd met de doden contact op te nemen, ofwel tot heiligen te bidden, wat niets anders is dan spiritisme. In plaats van de spijze, die de mens waarlijk van node heeft, het ware Woord Gods, werden hun belijdenisgeschriften, dogma’s en rituelen gegeven, dingen die ook door de staat met dwang werden opgelegd, maar boven alles gaf men hun drie goden met de driedelig samengestelde naam van de éne ware God en de waterdoop in de Naam van de Here Jezus Christus werd vervangen door de heidense doop onder drie titels.
De ware gelovigen hadden daar niet heen behoren te gaan. Zij hadden reeds veel waarheid verloren en nu zouden ook zij het juiste inzicht over de Godheid kwijtraken en namen prijsgeven voor titels bij de waterdoop.
Sla die leer van Bileam eens uiterst nauwkeurig gade. Let er vooral op, dat het de weloverwogen kunstgreep van een verdorven geestelijkheid is, de mensen aan zich te binden, door hen opzettelijk te leiden in de zonde van het ongeloof. De Nikolaïetische doctrine kwam tot uiting in de verdorvenheid der geestelijkheid toen deze in eigen kring uit was op politieke macht, terwijl het Bileamisme er op neer komt, dat de mensen onderworpen worden aan hun systeem van belijdenis en verering met het doel hen in hun greep te houden. Let hier bijzonder scherp op. Wat was het, dat de mensen aan de naamkerk bond en hen aldus verdierf? Het waren de geloofsbelijdenissen en de dogma’s die tot kerkelijke leerstellingen waren gemaakt. Het was de leer der Rooms-katholieke kerk. Hun werd niet het ware voedsel gegeven, het Woord. Men gaf hun voedsel, dat afkomstig was van de afgoderij, Babylonisch heidendom, omhuld door een Christelijke terminologie. En precies dezelfde geest is ook midden onder de Protestanten werkzaam, onder de naam van DENOMINATIE. Het Nikolaïtisme is organisatie, vermenselijking van de leiding der gemeente en aldus is het een onttroning van de Geest. Het Bileamisme is het denominationalisme dat uitgaat van het kerkelijk handboek in plaats van de Bijbel. En juist nu zijn velen van Gods volk gevangen in de strik van dat denominationalisme en God roept tot hen: “Gaat uit van haar Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.” Weet u, ze zijn onwetend. Maar als de opname op dit moment zou plaatsvinden, zou onwetendheid geen excuus kunnen zijn voor het oordeel Gods, omdat men zich in de verkeerde ranken bevindt. Want de geestelijkheid, die zich organiseert en daarbij de een boven de ander stelt, totdat ze tenslotte een president als hoofd heeft, is niets anders dan de openbaring van de antichristelijke geest, hoe mooi en hoe noodzakelijk het ook schijnen mag. Het is niets anders dan menselijke redenering, die de plaats inneemt van het Woord. En een ieder, die in de georganiseerde denominaties is, bevindt zich precies midden in een antichristelijk systeem. IK KEER MIJ NIET TEGEN DE MENSEN. IK KEER MIJ TEGEN HET SYSTEEM.
Toen de kerk en staat een fusie aangingen werd de weg gebaand voor de Donkere Eeuwen (Middeleeuwen). En werkelijk, de gemeente ging gedurende 1000 jaar door de diepten van donkerheid en kende de diepten des Satans. Als een volk — onverschillig welk — zowel het Nikolaïtisme als het Bileamisme omhelst en de politieke, financiële en materiële macht heeft om dit te steunen, dan is er slechts één richting, die men in kan slaan: rechtstreeks naar de leer van Izebel. Waarom toch zeggen we dit? Omdat we aantoonden in de bestudering van het vierde tijdperk, dat Izebel een Sidonische was, de dochter van Ethbaäl, die koning-priester van Astarte was. Hij was een moordenaar. De vrouw trad in het huwelijk met Achab (Koning van Israël) uit politieke overwegingen. Zij nam de godsdienst van het volk in eigen handen en doodde de Levieten en richtte tempels op, waarin zij het volk Astarte (Venus) en Baäl (de Zonnegod) liet aanbidden. Zij stelde haar leringen op schrift en liet deze door haar priesters onderwijzen, die op hun beurt er voor zorgden dat het volk deze aannam. Hier kunt u precies zien, wat de naamkerk was in de Donkere Eeuwen. Zij lieten het Woord Gods geheel los, met uitzondering van de namen en titels van de Godheid en een paar Schriftuurlijke beginselen. Wat ze uit de Bijbel haalden werd verdraaid, doordat er een andere betekenis aan werd gegeven. Hun college van bisschoppen enzovoort, schreef uitgebreide verhandelingen, hun pausen verklaarden zich onfeilbaar en zeiden, dat ze openbaring van Godswege ontvingen en spraken als God tot de mensen. Dit alles werd de priesters geleerd, die door vrees de mensen er toe brachten het te geloven. Er anders over te denken betekende de dood of de kerkban, die misschien erger zou kunnen zijn dan de dood. Nu was het de kerk met haar zelfbewuste stem, die de macht in handen nam, en dol geworden dronk zij het bloed der martelaren, tot de ware Christenen bijna uitgeroeid waren en er vrijwel geen enkel Woord overbleef en weinig openbaring van de Heilige Geest was. Doch de ware wijnstok worstelde en bleef leven. God was het kleine kuddeke getrouw en wat Rome met hun lichamen ook kon doen, Rome kon de Geest in hen niet doden en het licht der waarheid bleef, gesteund door de Heilige Geest en door Zijn kracht, doorschijnen.
Dit is een goede gelegenheid om een verlichtende opmerking te maken. Kijk eens; de werken en leringen der Nikolaïeten, de leer van Bileam, en de leer der valse profetes Izebel vormen niet drie geesten of drie geestelijke principes. Deze drie zijn slechts de verscheidene uitingen van dezelfde geest, zoals deze gaat van diepte naar diepte. Het is in haar geheel de antichristelijke geest van organisatie in drie verschillende stadia. Zodra de geestelijkheid zich eenmaal had afgescheiden en tot organisatie was gekomen oefende zij druk uit op de mensen door hen in een organisatie te voeren en hen daaraan te binden. Deze organisatie werd gebaseerd op de belijdenissen en dogma’s, die zij het volk onderwezen in plaats van het zuivere Woord Gods. Ritueel en ceremoniën werden een steeds grotere plaats gegeven in de eredienst en spoedig werd dit hele stelsel een strijdlustige en duivelse macht, die haar best deed allen te beheersen door overredende redevoeringen of letterlijke kracht. Zij putte haar energie uit haar eigen valse profetieën en niet uit het Woord Gods. Zij was nu volstrekt antichristelijk, ofschoon zij kwam in de Naam van Christus.
Na een schijnbaar eindeloze tijd waarin de Waarheid zeker moest sterven, begonnen de mensen tegen de laagheid der Rooms-katholieke kerk te protesteren, omdat het volslagen onvoorstelbaar was, dat God in zo’n leer en zo’n gedrag kon zijn. Van deze protesten werd of geen notitie genomen, waardoor ze wegstierven door gebrek aan aandacht, of zij werden door Rome de kop ingedrukt. Maar toen zond God in Zijn soevereine genade een boodschapper, genaamd Maarten Luther, die een Reformatie begon. Hij arbeidde op een dusdanige wijze dat de Rooms-katholieke kerk zoveel touw werd gegeven dat ze op het punt stond zich te verhangen. Toen Luther dan ook de rechtvaardiging uit het geloof predikte, begon de ware wijnstok voor het eerst sinds vele eeuwen op overvloedige wijze te groeien. Zoals de naamkerk staatkundige macht gebruikt had om zich te handhaven, zo begon nu de staatkundige macht tegen haar op te komen. En hier maakte Luther zijn fout en de ware gelovigen met hem. Zij stonden de staat toe hun subsidie te verlenen. Daardoor kwam dit tijdperk niet erg ver met het Woord. Goddank, dat het nog zo ver kwam als het gekomen is, maar daar het in hoge mate zijn steun zocht in politieke macht, liep dit tijdperk uit op organisatie en deze zelfde groep, die in Luthers generatie gebroken had met de valse wijnstok keerde nu terug en werd een dochter der hoer, want zij ging rechtstreeks over tot het Nikolaïtisme en het Bileamisme. Dit tijdperk had de groeven van partijstrijd in zich en om te bewijzen hoever men van het ware zaad afstond, behoeft men slechts de geschiedenis te lezen om in te zien hoe men elkander vervolgde, zelfs ten dode toe in sommige gevallen. Doch er waren enkele namen onder hen, zoals deze in ieder tijdperk altijd zijn.
In dit tijdperk verheugen we ons in dit ene: de hervorming was begonnen. Het was niet een herleving maar een hervorming. Het was ook geen herstel. Maar de tarwekorrel, die gestorven was in Nicéa en die gedurende de Middeleeuwen tot rotting was overgegaan, deed thans een uitloper der waarheid opschieten, die er op duidde, dat op een of ander later tijdstip, tegen het einde van het Laodicéa tijdperk, vlak voordat Jezus komt, de gemeente terug zou keren om weer een Tarwe-Zaad-bruid te worden, terwijl het onkruid geoogst en verbrand zou worden in de poel des vuurs.
Aangezien het vijfde tijdperk een grote verbreiding van het Woord met zich meegebracht had door de drukpers, was het zesde tijdperk er vlug bij, om hier voordeel uit te halen. Dit tijdperk was de tweede herstelfase en het was — zoals we eerder reeds zeiden — het “bloesem tijdperk”. Er was onderwijs in overvloed. Dit was het tijdperk van de intellectuele mensen, die God liefhadden en dienden. Er waren zendelingen in overvloed en het Woord verspreidde zich over de gehele wereld. Het was een tijdperk van broederlijke liefde. Het was een eeuw van de geopende deur. Het was het laatste tijdperk van lange duur; daarna zou het Laodicéa tijdperk komen, zijnde een tijdperk van korte duur.
De ware wijnstok bloeide in dit tijdperk als nooit tevoren; denk maar aan de grote aantallen in binnen- en buitenland. Dit tijdperk bracht heilige mannen op de voorgrond. De ware wijnstok breidde zich uit en de valse week terug. Overal waar de ware wijnstok heenging, schonk God licht en leven en geluk. De valse wijnstok werd in zijn ware aard aan de kaak gesteld: duisternis, ellende, armoede, ongeletterdheid en dood. En zoals de valse wijnstok in de dagen van zijn macht, de ware niet kon doden, zo kon ook de ware wijnstok nu niet de valse terug brengen tot Jezus Christus. Doch de valse wijnstok verschanste zich, en wachtte het laatste deel van het laatste tijdperk af, wanneer het deze allen weer voor zich zou winnen met uitzondering van dat kleine kuddeke uitverkorenen, de ware wijnstok van God.
Maar hoe droevig stemt dit tijdperk ons, als we ons bewust worden dat iedere grote beweging van God (en er waren er vele) naliet de leer der Nikolaïeten af te wijzen, zij kwamen allen tot organisatie en stierven af. Toen trokken zij in groeperingen om de geestelijk doden vast te houden in voedingsloze weiden. Zij beseften het nauwelijks, maar iedere groep was besmet met diezelfde dwaling, en toen het opwekkingsvuur nog zwak brandde, deed de organisatie zijn intrede en werden de mensen in denominaties gegroepeerd. Het waren slechts Christenen in naam, ofschoon iedere groepering met precies dezelfde verzekerdheid als de Rooms-katholieke kerk beweerde, dat zij gelijk had en alle anderen ongelijk. De brug werd werkelijk geslagen voor de dochters om terug te keren naar huis in dit laatste tijdperk, terug naar Rome, onder de moederhen.
En zo komen we bij het laatste tijdperk: het tijdperk van Laodicéa. Dat is ons tijdperk. We weten, dat dat het laatste tijdperk is, want de Joden zijn terug in Palestina. Het is niet belangrijk hoe ze er gekomen zijn, ze zijn er. En dit is de oogsttijd. Maar alvorens er een oogst kan zijn, moet er een rijpingsproces zijn, een tot rijpheid komen van beide wijnstokken. Het tijdperk van Luther was de lentetijd. Het tijdperk van Wesley was de groeizomer. Het tijdperk van Laodicéa is de oogsttijd, waarin het onkruid verzameld wordt om bijeengebonden en verbrand te worden en waarin de tarwe voor de Here verzameld wordt.
Oogsttijd. Is het u opgevallen, dat in de oogsttijd, alhoewel er een werkelijke versnelling is in het rijpingsproces, er bijgevolg ook een afname is in de groei, totdat deze geheel ophoudt? Is dat niet precies wat we thans zien? De valse wijnstok raakt hele menigten kwijt aan de communisten en diverse andere soorten geloof. Het aantal leden neemt niet toe, zoals zij ons graag wil doen geloven. Zij heeft niet langer haar greep op de mensen zoals vroeger en in zeer vele gevallen gaat men alleen maar voor de schijn naar de kerk. En de ware wijnstok? Hoe is het met haar gesteld? Is zij nog aan het groeien? Waar zijn die kolossale aantallen, die naar opwekkingen blijven komen en gehoor geven aan oproepen om naar voren te komen? Zijn de meesten niet louter emotioneel in hun benadering of meer verlangend naar aardse dingen, dan naar datgene wat waarlijk geestelijk is? Lijkt dit tijdperk niet op de dag, dat Noach in de ark ging en de deur gesloten werd en God nog zeven dagen wachtte? Letterlijk niemand werd tot God bekeerd in die stille dagen.
En toch is het oogsttijd. Dan moeten zij, die de tarwe en het onkruid tot rijpheid zullen brengen in dit tijdperk op het toneel verschijnen. Het onkruid is al bezig zeer snel te rijpen onder de verdorven leraars, die de mensen van het Woord afkeren. Maar de tarwe moet ook rijpen. En tot haar zendt God de profeet-boodschapper, met een gerechtvaardigde bediening opdat hij door de uitverkorenen aanvaard zou kunnen worden. Ze zullen hem horen, precies zoals de eerste gemeente Paulus hoorde en zij zullen rijpen in het Woord, tot zij tot een Woord-bruid worden; de machtige werken, die altijd het zuivere Woord en het geloof begeleiden, zullen in haar gevonden worden.
De valse kerkelijke groeperingen zullen tot elkaar komen in de Wereldraad van Kerken. Deze Wereldraad van Kerken is het BEELD DAT OPGERICHT WORDT VOOR HET BEEST. Openbaring 13:11–18: “En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, de hoornen van het Lam gelijk, en het sprak alsde draak. En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid ervan, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wond genezen was. En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit de hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen. En verleidt degenen, die op de aarde wonen, door de tekenen, die er aan te doen gegeven zijn in tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij voor het beest, dat de wond van het zwaard had, en weer leefde, een beeld zouden maken. En het werd macht gegeven om het beeld van het beest een geest te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden. En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geeft aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; en dat niemand mag kopen of verkopen, dan wie dat merkteken heeft, of de naam van het beest, of het getal van zijn naam. Hier is de wijsheid: wie het verstand heeft, berekene het getal van het beest; want het is het getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.” Bedenk nu dat het het keizerlijke Rome was, dat door het zwaard ten val kwam. Maar het werd genezen van haar dodelijke slag, toen het zich koppelde aan de naam-christelijke kerk van Rome en heidendom en Christendom verenigde tot één lichaam waardoor het werd tot het “Heilige Roomse Rijk”, dat moest blijven bestaan tot de komst van Jezus, Die het zou verdelgen. Maar Rome blijft het niet alleen. Haar dochters volgen haar op de voet en zij zal het absolute gezag in handen nemen via de Wereldraad van Kerken. Dit kan sommigen misschien vergezocht toeschijnen, maar in feite is het voor allen duidelijk zichtbaar, aangezien juist nú de kerken bezig zijn, de politiek te leiden en op de juiste tijd zal precies blijken hoe groot die leiding is. De oecumenische beweging zal daarop uitlopen dat Rome aan het hoofd komt te staan, ook al voorzagen de mensen het niet aldus. Dit is omdat er in Openbaring 17:3–6 staat dat de hoer, de verborgenheid Babylon, op het beest gezeten is. Zij beheerst het laatste ofwel het vierde rijk. Deze Roomse kerk doet dat. Met dit wereldkerkstelsel onder zich, zal Rome de macht hebben en dit beeld (kerkstelsel) zal Rome gehoorzamen daar Rome het goud van de wereld beheerst. Dus moeten alle mensen tot het stelsel van de wereldkerk behoren of overgeleverd worden aan de genade van de elementen, want zij kunnen niet kopen of verkopen zonder het merkteken van het beest in hun hand of aan hun hoofd. Dit merkteken op het voorhoofd betekent, dat zij de leer van het stelsel der wereldkerk moeten aannemen, zoals de drieëenheid enzovoort, en het merkteken in de hand betekent, dat men de wil der wereldkerk doet. Met deze grote macht zullen de kerkelijke systemen de ware bruid vervolgen. Dit beeld zal proberen de bruid van het prediken en leren en dergelijke af te houden. Haar voorgangers zal men verbieden troost te geven en de waarheid te spreken aan degenen, die dat nodig hebben. Doch voordat de antichrist (persoonlijk) dit ganse wereldstelsel overneemt, zal de echte gemeente weggerukt worden uit deze wereld om bij haar Here te zijn. God zal Zijn bruid wegnemen voor het grote Bruiloftsmaal des Lams.
Daar nu dit laatste hoofdstuk gegeven werd om de gang der beide kerken en beide geesten vanaf Pinksteren tot hun voleinding toe na te gaan, zullen we deze resterende ruimte gebruiken om aan te tonen dat dit het tijdperk van Laodicéa is.
Dit tijdperk begon net na het keerpunt der twintigste eeuw. Aangezien dit het tijdperk moest zijn waarin de gemeente terug zou keren tot de bruid, die ze op Pinksteren was, weten we dat er noodzakelijkerwijze een terugkeer moest zijn van de dynamische kracht. De gelovigen werden zich hiervan in hun geest bewust en begonnen God aan te roepen voor een nieuwe uitstorting zoals die er in de eerste eeuw was. Toen velen begonnen in tongen te spreken en gaven des Geestes uit te oefenen, scheen dat het antwoord te zijn. Men geloofde, dat dit dan inderdaad het lang verwachte HERSTEL was. Maar het was niet zo, want de late regen kan alleen maar komen na de vroege regen, die de lente- of ONDERRICHT-regen is. De late regen is dan de OOGST-regen. Hoe kon dit het echte zijn als de ONDERRICHT-REGEN niet was gekomen? De profeet-boodschapper, die moest worden gezonden om het volk te LEREN en de harten der kinderen terug te voeren tot de Pinkstervaderen was nog niet gekomen. Wat men dus voor het herstel en de laatste opleving hield, was nog niet gekomen. Er was een vermenging in met de onrechtvaardigen, die deel hadden aan geestelijke zegen en de openbaring van de Heilige Geest waarop we u steeds gewezen hebben. Er was ook duivelse kracht in, daar mensen beheerst werden door duivels en nochtans scheen niemand het te beseffen. Bovendien wordt bewezen dat dit niet het ECHTE was, daar deze mensen zich organiseerden (zelfs voordat een tweede generatie was opgekomen) en zij schreven hun onschriftuurlijke leringen en bouwden hun eigen omheiningen zoals iedere andere groepering voor hen gedaan had.
Bedenk dat toen Jezus op aarde was, Judas er ook was. Elk ging uit van een verschillende geest en bij de dood ging elk naar zijn eigen plaats. De Geest van Christus keerde later terug op de ware gemeente en de geest van Judas keerde terug op de valse kerk. Het staat precies zo beschreven in Openbaring 6:1–8: “En ik zag, toen het Lam een van de zegels geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een wit paard, en die daarop zat, had een boog; en hem is een kroon gegeven, en hij ging uit overwinnende, en opdat hij overwon! En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie! En een ander paard ging uit, dat rood was; en hem, die daarop zat, werd macht gegeven de vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven. En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem in het midden der vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en de wijn niet. En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie. En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met de dood, en door de wilde beesten der aarde.”
Ziet hoe die geest van Judas terugkeerde als een ruiter op een wit paard. Het was een wit paard. Zo gelijkend op het echte, net als Judas, die zo dichtbij Jezus was. Hem werd een kroon gegeven (de ruiter op het witte paard). Hoe? Die geest was thans in de aanvoerder van het Nikolaïetische stelsel en hij was een drievoudig gekroonde paus, die als god in zijn tempel zat en zich de “stedehouder Christi” noemde. Indien “Stedehouder (plaatsvervanger) Christi” betekent “in plaats van Christus” of “namens God”, dan noemde de paus zich de Heilige Geest, ofwel hij zette de Heilige Geest opzij om zijn plaats te bekleden. Ziet, hoe hij overwon — uitgaande, overwinnende en opdat hij overwon. Dat deed Christus niet. De enigen, die tot Hem kwamen waren reeds voorbestemd door de Vader. En zo ging die geest verder voort en op zekere dag zal hij waarlijk een vleselijke gestalte aannemen in een mens, die aan het hoofd zal staan van de Wereldraad van Kerken, precies zoals we steeds gezegd hebben. En door zijn goud (herinner u dat Judas de geldbuidel bezat) zal hij de gehele wereld beheersen en dat antichristelijke systeem zal alles in bezit hebben en iedereen onder controle trachten te brengen. Maar Jezus zal wederkomen en ze allen verdelgen door de schittering van Zijn komst. En hun einde zal zijn in de poel des vuurs.
Maar hoe zit het met het ware zaad? Het zal precies zo geschieden als we gezegd hebben. Het volk van God wordt gereed gemaakt door het Woord der Waarheid, door de boodschapper aan dit tijdperk. In haar zal de volheid van Pinksteren zijn want de Geest zal de mensen regelrecht terugvoeren naar wat zij waren in den beginne. Dit is: “Zo spreekt de Here.”
Het is “Zo spreekt de Here” omdat het zo staat in Joël 2:23–26: “En gij, kinderen van Sion! verheugt u en weest blijde in de HERE, uw God; want Hij zal u geven die Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u de regen doen neerdalen, de vroege regen en de spade regen in de eerste maand. En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen. Alzo zal Ik u de jaren vergoeden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heer, dat Ik onder u gezonden heb. En gij zult overvloedig en tot verzadiging eten, en prijzen de Naam van de HERE, Uw God, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid.” Nu staat hier dat God gaat “herstellen” Het Lutherse tijdperk heeft de gemeente geen herstel gebracht; het begon een reformatie. Het Wesleyaanse tijdperk bracht geen herstel. Het Pinkster tijdperk evenmin. Maar God moet herstel geven, want Hij kan Zijn Woord niet verloochenen. Dit is niet de opstanding der gemeente; het is de “Restauratie”. God zal de gemeente regelrecht terugvoeren tot het Pinksteren van den beginne. Let er nu op, dat in vers 25 ons de reden wordt meegedeeld waarom wij herstel van node hebben. De sprinkhaan, de kever en de kruidworm en rups hebben alles opgegeten op de wortel en een klein stukje stam na. Men zegt ons, dat deze insekten alle een en dezelfde zijn in verschillende ontwikkelingsstadia. Dit is juist. Zij zijn de antichristelijke geest zoals die zich openbaart in de organisatie, de denominatie en de valse lering door de eeuwen heen. En dat arme kleine worteltje en stengeltje zal hersteld (“gerestaureerd”) worden. God gaat geen nieuwe gemeente planten, doch Zijn oorspronkelijke planting terugvoeren tot oorspronkelijk zaad. Hij doet dit overeenkomstig hetgeen in vers 23 vermeld wordt, door het onderricht, of de “vroege” regen. Vervolgens zal de oogstregen komen ofwel het opname-geloof.
Aldus wordt in onze dagen Matthéüs 24:24 in zijn geheel vervuld: “Alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.” En wie zullen het zijn, die pogen de uitverkorenen te verleiden? Niemand anders dan de geest van de antichrist in de “vals gezalfden” in de laatste dagen. Deze valse lieden zijn reeds verschenen in “Jezus’ Naam” onder de pretentie, dat zij door God gezalfd worden voor de laatste dagen. Het zijn de valse messiassen (gezalfden). Zij geven zich uit voor profeten. Maar blijven ze één met het Woord? In geen geval. Zij hebben er aan toegevoegd of er van afgedaan. Niemand kan ontkennen, dat de Geest Gods Zich in de gaven door hen openbaart. Maar evenals Bileam hebben ze allen hun programma’s, vragen de mensen om geld, oefenen gaven uit, maar verloochenen het Woord of gaan er aan voorbij uit vrees, dat een strijdpunt hun kansen op meer winst zou kunnen doen verminderen. Niettegenstaande prediken zij de verlossing en bevrijding door de kracht Gods, precies als Judas deed, met een bediening door Christus verleend. Maar aangezien zij tot het verkeerde zaad behoren, worden zij dientengevolge door een verkeerde geest gedreven. Zijn zij godsdienstig? Neen maar! Zij overtreffen de uitverkorenen nog in prestaties en ijver; maar het is uit Laodicéa, niet uit Christus, want men ziet uit naar grote menigten, groots opgezette programma’s en verbazingwekkende tekenen in hun midden. Zij prediken de tweede komst van Christus, maar verloochenen de daaraan voorafgaande komst van de profeet-boodschapper, ofschoon deze in kracht en tekenen en echte openbaring hen allen in de schaduw stelt. Jazeker, deze valse geest, die in de laatste dagen het echte zo zeer benadert, kan alleen aan haar afbuiging van het Woord onderkend worden; en waar hij er op betrapt wordt “Anti-Woord” te zijn, neemt hij zijn toevlucht tot dat ene argument waarvan we de onjuistheid reeds aantoonden: “We behalen toch resultaten? We moeten wel uit God zijn!”
Voordat we nu besluiten, wil ik deze gedachte naar voren brengen. We hebben het aldoor gehad over het Tarwezaad, dat na begraven te zijn, twee uitlopers deed opschieten, toen de bloesem, daarna de ware aar. Misschien zal iemand zich nu afvragen of we zeiden, dat de Luthersen niet de Heilige Geest bezaten, omdat zij slechts de rechtvaardiging leerden. Misschien zal iemand dat denken van de Methodisten enzovoort. Neen, we zeggen dat niet. We spreken niet over de individuele mensen of het volk in het algemeen. wij hebben het over het TIJDPERK. Luther had de Geest van God, maar zijn tijdperk was niet het tijdperk van volledige “restauratie” door een nieuwe uitstorting zoals in den beginne. Zo was het ook met Wesley, Booth, Knox, Whitefield, Brainard, Jonathan Edwards, Muller enzovoort. Zij waren zeker en gewis vol van de Heilige Geest. Ja, dat waren ze stellig. Maar het tijdperk waarin ze leefden was niet het tijdperk van herstel, noch enig ander tijdperk dan dit laatste alleen, het tijdperk waarin de duisternis geheel de overhand neemt in de afval. Dit is het tijdperk van de afval, en dit is het tijdperk van de restauratie, dit is het tijdperk van de voltooide kringloop. Met dit tijdperk is alles voorbij.
Zo komen we dus aan het eind van de zeven gemeentetijdperken en zeggen slechts datgene wat de Geest zegt aan ieder tijdperk: “Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.”
Ik geloof oprecht, dat de Geest tot ons gesproken heeft, niet alleen heeft Hij ons de waarheid aangaande de tijdperken geleerd, doch Hij heeft ook Zich getrouw bemoeid met harten, opdat deze zich tot Hem mogen wenden. Dit is de reden voor alle prediking en lering, want in de prediking en lering van het Woord horen schapen de stem Gods en volgen zij Hem. Ik heb er geen moment aan gedacht een boodschap aan het volk te brengen, opdat het mij zou volgen, of zich aan zou sluiten bij mijn gemeente, of een of andere gemeenschap en organisatie zou stichten. Ik heb het niet gedaan en zal het ook nu niet doen. Ik heb geen belangstelling in dergelijke zaken, maar ik heb wel belangstelling in de dingen Gods en der mensen, en als ik slechts één ding kan volbrengen, zal ik tevreden zijn. Dat ene is dit: een echte geestelijke relatie tussen God en mensen tot stand gebracht zien worden, waarbij mensen nieuwe scheppingen in Christus worden, vervuld worden met Zijn Geest en levend gemaakt worden naar Zijn Woord. Ik zou allen willen uitnodigen, smeken en waarschuwen Zijn stem te horen op dit tijdstip en uw leven volkomen aan Hem over te geven, gelijk ook ik in mijn hart er op vertrouw, dat ik mijn alles aan Hem gegeven heb. God moge u zegenen, en moge Zijn komst uw hart verblijden.
Geef een reactie