Drie visies op de hel of poel van vuur: welke is juist? (deel 4)
DRIE VISIES OP DE HEL OF POEL VAN VUUR: WELKE IS JUIST?
Deel 4
Gods herstelplan in fases
Het herstel van de schepping komt in drie fasen tot stand:
- Eerst wordt de hemel gereinigd. (Openb. 12: 7)
- Dan vindt de reiniging van de aarde plaats na de slag van Harmagedon (Openb. 19:19) in het duizendjarige vrederijk.
- Tenslotte wordt het dodenrijk bevrijd (Openb. 20: 8) en is er genezing van de volken op
de nieuwe aarde. (Openb. 22:2)
Wegredeneren van het zoonschap in veel vertalingen: over huion en teknon.
“Want met reikhalzend verlangen (met opgestoken hoofde, SV) wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods” (Rom. 8:19).
Helaas hebben de SV, de HSV en de NBV het Griekse begrip ‘huion’, dat is: zonen (juist vertaald in de NBG), overal in het nieuwe testament wegvertaald en men heeft er ‘kinderen’ van gemaakt. Als dat klopte, zou er in het oorspronkelijke ‘teknon’ moeten staan, want dat betekent ‘kinderen.’ In bijv. Rom. 8:16 is ‘tekna’ terecht met ‘kinderen’ vertaald, maar in Rom. 8:14 staat ‘huioi’ en in Rom. 8:19 ‘huion’, dus ‘zonen’, ra ra waarom men dan toch in diverse vertalingen met ‘kinderen’ vertaalt, zoals wel in Rom. 8:21 correct is, omdat daar ‘teknon’ staat. Wat is de reden van deze verkeerde vertaling? Ik denk aan twee dingen:
- De Statenvertalers hebben geen visie en geloof gehad voor het volwassen zoonschap. Blijkbaar kon met het niet omzetten dat “allen die door de Geest Gods geleid worden, zonen Gods zijn” (Rom. 8:14), bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon (Rom. 8:29). In Hebr. 2:10 staat God de bedoeling heeft “om vele zonen tot heerlijkheid te brengen.” Dat gaat natuurlijk heel wat verder dan de voorstelling van de gereformeerde traditie “dat zelfs de allerheiligsten slechts een klein beginsel van deze gehoorzaamheid hebben” (Zondag 44, Heid. Cath.). Helaas was er weinig verwachting van “Christus IN U, de hoop der heerlijkheid” (Kol. 1:27) en van Gods mogelijkheden in ons volgens vele andere Schriftplaatsen (bijv. Kol. 1:9-12; 2 Kor. 10:5-6). In Obadja lezen we zelfs: “Heilanden (SV) of Verlossers (NBG, HSV) zullen de berg Sion bestijgen.” Men lette op het meervoud!
- De HSV heeft de vertaling ‘zonen’ in afwijking van de Statenvertaling blijkbaar niet aangedurfd en bleef overal foutief met ‘kinderen’ vertalen. De NBV vertaalde ook het begrip ‘zonen’ weg en zette er ‘kinderen’ voor in de plaats. Waarschijnlijk om gender-neutraal te vertalen en ‘kinderen’ te zien als jongens en meisjes plus mannen en vrouwen. Dit omdat ‘zonen’ voor sommigen ‘mannen’ zou betekenen. Het tegendeel is waar. In Gal. 3:26 staat: “Want gij zijt ALLEN zonen van God” en hierin is geen sprake van mannelijk of vrouwelijk (Gal. 3:28). Ook zusters kunnen net als broeders uitgroeien tot zonen van God!
Op dit punt kunnen we wel zeggen: “lang leve de NBG-vertaling!”
Verschil en onderscheid in het oordeel
Onze goede God zal door en door rechtvaardig en nauwkeurig oordelen en volledig rekening houden met ieders verantwoordelijkheid en toerekeningsvatbaarheid, kortom: met ieders persoonlijke situatie.
Het is van groot belang te zien dat er velen uit het dodenrijk niet naar de poel van vuur gaan. Het is gelukkig niet zo dat 90% van de mensheid naar de hel gaat. Misschien kan het zo zijn dat 10% van de mensen werkelijk als wedergeborenen Christus en Zijn gemeente toebehoren. Percentages zijn eigenlijk niet te geven, als er maar onderscheid gemaakt wordt (en niet alles over één kam geschoren wordt).
Dat wil niet zeggen dat alle andere categorieën mensen, die niet tot de eerste opstanding behoorden, verloren gingen. Ook bij de tweede en laatste opstanding zullen sommige mensen uit het dodenrijk gered worden, al kunnen zij geen overwinnaars meer worden. Om koningen en overwinnaars te vormen is geestelijke strijd noodzakelijk en die is hier na de tweede opstanding niet meer aan de orde.
Zullen de overige geredden 60-70% van de mensheid zijn? Zal uiteindelijk 20-30% van het totale mensdom samen met alle demonen in de poel van vuur het eeuwig verderf moeten ondergaan? Wij weten het niet en er zijn feitelijk geen percentages te geven (ze dienen hier slechts als een fictief voorbeeld om ons enig voorstellingsvermogen te bieden). Waar het om gaat is dat het van wezenlijk belang is dat we niet alles onder dezelfde noemer gooien van bijv. 10% geredde mensen en 90% verloren mensen, want die visie is onhoudbaar en doet geen recht aan de bijbelse boodschap.
God zal absoluut rechtvaardig zijn in Zijn oordelen. Er zal zeker rekening gehouden worden met de factor onwetendheid en met wat ieders (on)mogelijkheden waren.
Het gevaar van uitersten: hypercalvinisme en universalisme
De alverzoeningsleer is een overreactie op een ultra-uitverkiezingsleer, die 99,9 % van de mensheid – als zouden ze door God verworpen zijn van voor de grondlegging der wereld – naar de hel verwijst. Dit kan men aanduiden als hyper-calvinisme dat even gevaarlijk is als het universalisme. Bij de ultra-uitverkiezingsleer timmert men de weg tot behoudenis vrijwel dicht op een kiertje na en bij de alverzoeningsleer beweert men dat ieder mens, zelfs de ‘beestmens’, dat wil zeggen: de antichrist, en zelfs de duivel en zijn demonen allen uiteindelijk gered zullen worden.
De andere mogelijkheid: vanuit het dodenrijk naar de poel van vuur: de tweede dood
De andere mogelijkheid vanuit het dodenrijk bij het laatste oordeel is: vele onrechtvaardigen en onbarmhartigen, die niet in het boek des levens blijken te staan, maar in de boeken (des doods) worden in de poel des vuurs geworpen (Openb. 20:15). In Jak. 2:13a lezen we: “want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft”.
Een voorbeeld hiervan is iemand als de rijke man, die geen barmhartigheid bewees aan de arme Lazarus (Lukas 16:19-31) en daardoor in de duistere zijde van het dodenrijk belandde. In de Bijbel wordt dit ook aangeduid als afgrond of diepten der zee, waar geen licht en leven is en een totaal duister klimaat heerst. Daarmee was de rijke man dan in de afgrond, leed daar nu al pijn (Luk. 16:24) en is bestemd om uiteindelijk te worden doorverwezen naar de poel van vuur.
Iemand als de arme Lazarus kwam echter in de lichtzijde in het dodenrijk, ook ‘schoot van Abraham’ genoemd (te vergelijken met het bovenste deel van de zee, waar nog lucht en leven is) en zulke mensen zullen bij het laatste oordeel in het boek des levens blijken te staan. Daardoor komen zulke mensen op de nieuwe aarde terecht, waar de genezing van deze volken op het programma staat (Openb. 22:2). Daar vindt immers het herstel van de zuchtende schepping plaats waarbij de zonen Gods, dat zijn de overwinnaars, actief zijn betrokken en ingeschakeld (Rom. 8:18-23). In het laatste oordeel vindt deze scheiding vanuit de tussentoestand in het dodenrijk plaats.
Voor het aangezicht van God, in het licht vanuit de grote witte troon, vluchtten “aarde en hemel”, dat wil zeggen: zowel voor de slechte mensen als de boze engelen, waarmee zij in het kwade verbonden waren, werd geen plaats gevonden en zij vluchtten zover mogelijk weg uit Gods licht naar de buitenste duisternis (Openb. 20:11). Het gaat hier om mensen die de duisternis liever hebben dan het licht (Joh. 3:19). Zij kiezen ervoor gehecht te blijven aan de machten der duisternis die zij altijd hebben gediend.
De Here heeft geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft (Ezech. 33:11; Ezech. 18:23). God is er niet op uit mensen naar de hel of de buitenste duisternis sturen en Hij heeft in Zijn liefde ook geen mensen van te voren daartoe bestemd. Als de mens daar terecht komt, is dat zijn eigen schuld. De poel van vuur is bestemd voor de duivel en zijn engelen en alleen als mensen bewust met de demonen verbonden willen blijven en volharden in hun kwaad, komen zij met die boze geesten daar terecht.
In de geestelijke, onzichtbare wereld hebben we niet zozeer te maken met plaats en locatie, als wel met toestand en situatie. De Bijbel gebruikt symbolische taal, om uitdrukking te geven aan deze situatie van eeuwig verderf “ver van het aangezicht des Heren” (2 Thess. 1:9). Heel ernstig zijn de laatste woorden over de hel in de Bijbel: “Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood” (Openb. 21:8) en: “Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet” (Openb. 22:15).
Van de hel of poel van vuur moet men zich geen letterlijke, middeleeuwse folterwerktuigen of martelkamers maken. De hel of de poel van vuur is een toestand van Godverlatenheid, van concentratie van machten der duisternis, van een elkaar in het verderf helpen (zie de schaduwbeelden in 2 Kron. 20:23: “zij hielpen elkaar in het verderf” en Ezech. 38:21: “het zwaard van de een zal tegen de ander zijn”, vergelijk Jes. 50:11), eeuwige scheiding van God, verbanning, destructie, wroeging, machteloosheid, wanhoop, ontreddering en ontluistering. “Waar hun worm NIET sterft en het vuur NIET wordt uitgeblust of uitgedoofd”, zegt de Bijbel (Jes. 66:24 en Mark. 9:38), wat wijst op tijdloosheid, en de worm het restant aangeeft van wat overblijft van de innerlijk onttakelde mens en de voortdurende wroeging die knaagt aan het geweten. In de hel straft het kwaad zichzelf, want men is aan zichzelf, dus aan zelfgerichtheid en aan de machten der duisternis overgegeven aan wie men zich gehecht had. De demonen hebben altijd op en in mensen geparasiteerd, maar hun kwade genius richt zich nu op elkaar. De Bijbel noemt dat ‘het eeuwige vuur’, geen letterlijk, aards vuur, maar een geestelijke toestand.
C.S. Lewis zei in ‘De grote scheiding’: er bestaan twee soorten mensen. Er zijn er die tijdens hun leven tot God zeggen: “Uw wil geschiede!” De andere soort mensen zijn zij tegen wie God ten langen leste moet zeggen: “uw wil geschiede”. Men kan van inzicht verschillen of deze voorstelling van zaken helemaal correct is. In elk geval stemt de uitspraak van Lewis beslist tot nadenken.
Verschil in oordeel en verschil in heerlijkheid: onze statuur
Heel duidelijk geeft de Bijbel aan dat er binnen deze situatie van de poel des vuurs verschil in oordeel zal zijn (Luk. 12:47-48; Matth. 10:15; Matth. 11:22-24). Neem slechts het verschil tussen een Adolf Hitler en de gemiddelde doorsnee-zondaar.
Aan de andere kant zal er ook verschil in heerlijkheid, in glans en statuur zijn (bijvoorbeeld: Dan. 12:3; 1 Kor. 15:40-42).
Er zijn mensen die toorn als een schat vergaderen (of ophopen: door zonde op zonde te stapelen) in de dag des toorns van het rechtvaardig oordeel Gods (Rom. 2:5, St. Vert.). Er zijn ook mensen die bezig zijn in alle goed werk vrucht te dragen (Kol. 1:10) door schatten in de hemelen te verzamelen (Matth. 6:19-20). Deze schatten zijn hetzelfde als het kleed der gerechtigheid dat de gelovige naar de innerlijke mens draagt en waaraan hij weeft door rechtvaardige daden te doen.
Gelovigen kunnen loon naar goede, in God verrichte, werken ontvangen (o.a. 1 Kor. 3:14; Joh. 3:21 en vele andere), maar kunnen ook schade lijden door het verbranden van hun werken, terwijl zij zelf gered zullen worden als door vuur heen (1 Kor. 3:15). “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in het lichaam heeft verricht, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Kor. 5:10; Rom. 14:10). Voor de gelovigen in Christus vindt er dus een beoordeling en een prijsuitreiking plaats.
De dossiers van de duivel of de boeken des doods
De Bijbel leert zonneklaar: “want het loon dat de zonde geeft (DUS NIET: GOD) is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Rom. 6:23). “Als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort” (Jak. 1:15). De zonde komt uit de duivel, die van den beginne zondigt (1 Joh. 3:8).
De duivel houdt als aanklager zijn dossiers (vergelijk de enorme dossiers van misdadigers bij grote rechtszaken van soms wel 30.000 pagina’s), zijn loonstaten, nauwgezet bij om mensen aan te kunnen klagen voor hun zonden en het ‘verdiende loon’ uit te keren voor de zondige werken in zijn dienst verricht. “Weet gij niet dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid” (Rom. 6:16). Bij het laatste oordeel als de doden, de groten en de kleinen, voor de (grote, witte) troon staan, worden er boeken (van de dood) geopend (Openb. 20:12a). Dat is de nagelaten boekhouding van satan met zijn aanklachten en beschuldigingen waarin de namen zijn vermeld en de werken zijn opgetekend die voor deze doden tot de opstanding ten oordeel leiden (Joh. 5:28-29). Door deze boeken maakt satan aanspraak op de mensen en heeft hij een claim op hen. De duivel heeft belang bij deze notities, opdat geen enkele verkeerde daad door de vingers wordt gezien. Er is een geestelijke wet die zegt dat “elke overtreding rechtmatige vergelding ontvangt” (Hebr. 2:2). Daarbij maakt hij gebruik van Gods wet om de zonden van de mensen aan te wijzen. Satan heeft er belang bij dat de mensen verloren gaan en in het eeuwige verderf terecht komen. Daarom doorkruist hij de aarde in zijn zwerftochten (Job 1:7). Hij gaat rond als een brullende leeuw en zoekt wie hij kan verslinden (1 Petr. 5:8).
Het boek des levens
Er staat in het tweede gedeelte van dit vers: “En nog een ander boek werk geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van wat in de boeken geschreven stond, een ieder naar zijn werken” (Openb. 20:12b). Het is God die dit boek des levens heeft. De Scofield Reference Bible (populair bij hen die de bedelingenleer voorstaan; zie mijn artikel ‘Kritische kanttekeningen bij de bedelingenleer’) zegt hiervan dat in dat boek des levens geen enkele naam staat en alle doden hier voor eeuwig naar de poel van vuur gaan. Dat klopt niet. Daarin staan de namen en werken van hen die NIET in de poel van vuur worden gegooid, omdat zij uit de lichtzijde van het dodenrijk komen waar nog leven was. Zij deden van nature wat de wet gebiedt volgens het door God ingeschapen geweten (Rom. 2:14-16). Het gaat hier over die categorie mensen die het ware evangelie nooit hebben gekend, maar in hun leven wel het goede hadden gezocht. Zij komen tot de opstanding ten leven (Joh. 5:28-29). Zij staan niet in ‘het boek des levens van het Lam’ waar alle mensen in staan die door het geloof de vergeving van schuld op grond van het bloed van het Lam hebben ontvangen.
Deze ‘boeken’ zijn niet letterlijk te nemen, maar staan symbolisch voor de herinnering, voor het besef van goed en kwaad, voor het geweten dat aanklaagt of verontschuldigt. Dat alles komt openbaar bij het laatste oordeel. Voor ons die in Christus zijn geldt dat wij “gezuiverd zijn van besef van kwaad”, omdat ons hart door het bloed van Gods Zoon gereinigd is (Hebr. 10:22). Ons geweten is daardoor vrij van aanklacht. Daarom kunnen en mogen wij een aandeel hebben in het oordeel. “Of weet gij niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?” en “ Weet gij niet dat wij over engelen zullen oordelen?” (1 Kor. 6:2-3).
God is altijd uit op het goede voor de mens
Van God staat dat Hij wil (= wenst) dat alle mensen behouden worden (1 Tim. 2:4). God heeft er geen belang bij van al deze negatieve zaken minutieuze aantekeningen bij te houden. De Rechter, oftewel God, is niet tegelijk de aanklager evenmin als dat het geval is in een rechtszaak op aarde. Dat zijn altijd twee verschillende personen. Van God lezen wij dat Hij de zonden die tevoren onder zijn verdraagzaamheid waren gepleegd, heeft laten geworden (Rom. 3:25b). Hij heeft die dus geduld. Hij heeft alle volken op hun eigen wegen laten gaan (Hand. 14:16). Hij wilde immers alle zonde van alle mensen door het ene offer van Zijn Zoon, Jezus Christus, verzoenen (Rom. 3:25a). Deze voorziening van Godswege in Christus is beschikbaar voor de wereld met de oproep “laat u met God verzoenen” en men kan deel krijgen aan die verzoening door geloof (Rom. 3:25-30; 2 Kor. 5:18-20).
God die geen enkele gemeenschap heeft met het kwade heeft, zal van die verkeerde daden of zonden geen aantekeningen bijhouden. God werkt nooit samen met de boze, want Hij staat nimmer in contact met hem. Wij mogen God niets ongerijmds toeschrijven. De liefde rekent immers het kwade niet toe (1 Kor. 13:5) of zoals de Naardense Bijbel zo schitterend weergeeft: “de liefde is geen boekhoudster van het kwade.” Het is dus ook voor ons de kunst van geen enkele naaste een ‘zwartboek’ bij te houden. De bediening der verzoening bestaat hierin, “dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hen hun overtredingen niet toe te rekenen…” (2 Kor. 5:19).
‘Het is niet voor te stellen dat…’
Keren wij tenslotte nog eens terug naar de gedachten van annihilationisme of vernietiging en alverzoening of universalisme.
De boodschap dat er een ‘eeuwig verderf’ zal zijn, is niet goed voor te stellen voor het verstand en het gevoel van de mens. We hebben echter getracht aan te tonen dat er wel degelijk een eeuwig verderf zal zijn. Maar men redeneert: ‘Gods liefde zal het uiteindelijk wèl maken met alle mensen’ of spreekt op basis van menselijke emoties: ‘De hel bestaat niet, maar drukt alleen een ophouden te bestaan of vernietiging/verdamping uit, een eeuwige, onbewuste dood’ of men stelt: ‘De hel is slechts een heropvoedingsinstituut en daarom een tijdelijk traject.’
Eigenlijk zijn dit soort uitspraken een oppervlakkige benadering van de zaak. Het gaat erom wat de Bijbel zegt en niet om wat menselijke gedachten en gevoelens over de ‘hel’ zeggen, alsof die de maatstaf zouden zijn. Wil men menselijke meningen aan de Bijbel opdringen? Wil men naar eigen criterium een beeld van God scheppen dat past bij de eigen inzichten?
We hebben het over mensen, die stelselmatig Gods liefde en geduld die tot het uiterste ging, hebben afgewezen. Niemand zal onvrijwillig in de hemel zijn. God zal iemand die niet veranderen wil nooit dwingen. Trouwens hoe zou men zich in de hemel thuis voelen? Waarom zou je na je dood in de hemel willen zijn met God de Vader en Jezus Christus die je tijdens je aardse leven nooit hebt zien zitten? Waarom is de hemel voor sommigen die volgens eigen zeggen goed hebben geleefd toch een vage hoop als men zich altijd tegen de oproepen om zich te bekeren tot God te geloven in Jezus Christus heeft verzet? Vaak willen mensen naar de hemel (als die er is, zeggen sommigen erbij), maar wil men niet ingaan op datgene waartoe God nu oproept: bekering en geloof, breken met zonde in gehoorzaamheid aan het Woord. Wat de hel betreft, dat is het eindresultaat van een leven dat altijd in zonde tegen God door is gegaan, waardoor men de duisternis liever is gaan hebben dan het licht en men zich thuis voelt bij en in de duisternis.
Kan er een eeuwig verderf zijn voor het zondigen in het tijdelijke leven? Men vergeet dan het ernstige feit dat elke zonde, die de mens doet, in feite meedoen is met de opstand van de satan tegen de troon van God. De straf wordt niet bepaald door de duur van de overtredingen, maar door de aard ervan: het schenden van Gods eer en heiligheid en het collaboreren met de duisternis van satan.
God is het allerbeste in staat om rechtvaardig te oordelen over de ongehoorzaamheid van mensen. Of zijn wij zo arrogant dat wij denken God iets te kunnen voorschrijven hoe hij moet handelen bij het ontvouwen van Zijn eeuwig voornemen?
Gehoorzaamheid in de dienst van God
Jezus is voor ALLEN die Hem gehoorzamen (!) een oorzaak van eeuwig heil geworden (Hebr. 5:9). Nu is het zaak om grondig te weten in wiens dienst wij staan! “Weet gij niet, dat u hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid”? (Rom. 6:16). Laat dan de jubelroep waarheid in u zijn: “Maar Gode zij dank: gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, bent u in dienst gekomen van de gerechtigheid…Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven” (Rom. 6:17-18,22).
Jezus Christus heeft ons geroepen, niet door een prediking van angst (door almaar te dreigen met hel en verdoemenis), maar door zijn heerlijkheid en macht; door Hem zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur, ONTKOMEN aan het verderf dat door de begeerte in de wereld heerst (2 Petr. 1:3-4).
Laten wij mensen verlokken op deze weg van heil tot heerlijkheid! God zij dank voor zijn machtige herstelplan!
Jildert de Boer, april 2018.
Enkele verwijzingen voor wie zich verder wil verdiepen in dit onderwerp:
- Andreas Symank: Worden alle mensen behouden? Gedachten over de leer der alverzoening Boekencentrum 1989.
- Willem Jan Pijnacker Hordijk: De hel helpen verhelderen. http://www.promise.nl
- Piet Guijt: Alverzoeningsleer: een zeer geraffineerde misleiding. http://www.promise.nl
- Piet Guijt: Afrekenen met de dwaling van de alverzoening. htpp://www.promise.nl
- J.E. van den Brink: Het paradijs. Schaduw en werkelijkheid. Rhemaprint z.j. http://www.rhemaprint.nl
- Cees Visser: De strijd tussen licht en duisternis. Gods plan met mensen. Phos, z.j. http://www.phos.nl
Geef een reactie