Het kruis in ons leven
HET KRUIS IN ONS LEVEN
Gal. 2:20 en Gal. 5:24
Sleutel tot eenheid
Twee aspecten van het kruis
Sommigen beschouwen het kruis als een gepasseerd station en willen altijd maar over de heilige Geest spreken, maar centraal, midden in het evangelie staat nog altijd het kruis. De verticale paal symboliseert de verzoening tussen God en mens en de horizontale balk de onderlinge verzoening tussen mensen. Dat eerste aspect is reddend voor ons eigen leven tot verzoening van onze zonden: beeld van het avondmaal. Het tweede aspect is de oplossing voor intermenselijke problemen in de gemeente. Is ons leven met Hem gekruisigd dan hebben wij de sleutel in handen voor alle op slot zittende onderlinge verhoudingen in de gemeente.
Welvaartsevangelie en positief-menselijk evangelie
Er zijn er op het christelijke erf die meer denken aan munt dan aan kruis en zij proberen winst of voordeel uit het evangelie te halen. Dat kan door een succes- of welvaartsevangelie (‘prosperity teaching’), waarbij het lijden uit de boodschap wordt gelicht, maar ook door eerzucht en naam te willen maken onder een zgn. ‘christelijke’ vlag.
De kracht van (menselijk) “positief denken” is meestal wars van het kruis over al het vleselijke en het woord “zonde” vindt men zo ‘negatief’, hoewel het woord van God zonde overal ZONDE noemt. Men heeft het liever over een woord als “zelfbestemming”…
De aanstoot en ergernis van het kruis wordt in de godsdienstige wereld listig omzeild.
We weten niet anders dan Jezus Christus en die gekruisigd (1 Kor. 2:2) en naderhand om het spreken van wijsheid onder hen die daarvoor rijp zijn, onder de geestelijk volwasssenen (1 Kor. 2:6).
Het woord van het kruis
We moeten niet vreemd kijken als mensen in onze samenkomsten zeggen: “het Woord prikt en steekt hier zo”. Het Woord wordt hier als een scherp zwaard gebracht en we vermanen en sporen iedereen aan tot het uitleven van met Christus gekruisigde en opgestane leven. We merken dat alleen het kruis ons één kan maken en dat dan de vrucht van het kruis – het opstandingsleven – tevoorschijn komt in liefde en vrede. Een tekst waar ik gegrepen van ben is 2 Tim. 2:22b: “Jaag gerechtigheid, geloof, liefde en vrede na, samen met hen die de Heere aanroepen uit een rein hart.” De sleutelwoorden zijn: ‘samen’ (met alle heiligen) en ‘rein’ (dat is de beperking om niet in een grote, algemene oecumene terecht te komen, waar Jan Rap en zijn maat rustig met zondigen en naar het vlees leven door kunnen gaan en zich ondertussen lichtvaardig beroepen op zondevergeving). “Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien” (Matth. 5:8). Als je God ziet, moet je sterven, leerde het Oude Verbond. Alleen als wij sterven (naar Romeinen 6) zullen wij God kunnen zien in het aangezicht van Christus (2 Kor. 4:6). Er is een spreuk die zegt: “Wie sterft, voordat hij sterft, sterft niet meer, als hij sterft.”
Gods Woord of entertainment
Regelmatig zien we dat het evangelie opgesierd moet worden met manifestaties, show, spektakel, bombarie, heisa, entertainment (amusement), lichteffecten en rook plus een perfecte performance, maar dat er iets ontbreekt. Wat is dat? Dat is: het kruis over alle vlees. Het evangelie wordt dan vooral gericht naar de behoeften van de mens, ook vooral op muzikaal gebied. Het wordt zo aangenaam mogelijk en zo laagdrempelig als het maar kan gebracht. Paulus schrijft: het evangelie is niet naar de mens (Gal. 1:11), maar gelukkig is het wel bestemd voor de mens! Het evangelie is de blijde boodschap, maar daarbij gaat het om Gods Woord. Wat heeft God mij te zeggen, dat is van het allerhoogste belang en ben ik bereid geworden om Gods wil te doen? Realiseer ik mij ook dat ik enkel en alleen door de bijstand van de heilige Geest voor God welgevallig kan leven? We hebben het niet van onszelf, we zijn bijstandtrekkers!
Het goede willen, maar het kwade is nabij
De boodschap van het kruis predikt niet alleen maar de vergeving van zonden door Jezus’ bloed, maar verkondigt tevens kruis en dood over de oude mens, dat is over onze oude bestaans- en leefwijze en zijn praktijken. Dingen die we vroeger deden en waar we ons nu voor schamen. We hebben na de rechtvaardiging door het geloof van Rom. 4 en 5 geleerd wat het is als een vernieuwd mens te leven. Toch merken we als we ingaan op het leven door de Geest (Rom. 6 en 8), op sommige terreinen overwinningen proeven en gaan jagen naar heiliging dat we in ons binnenste dingen tegenkomen die nog tot het vlees behoren.
Paulus schrijft in Rom. 7:18: “In mij, dat wil zeggen: in mijn vlees woont geen goed.” Paulus had een rein hart gekregen en zijn menselijke geest was van dood in zonden en misdaden levend geworden. Maar nu beleefde hij dat hij andere elementen in zijn vlees tegenkwam. Hij ervoer in zijn nieuwe leven dat als hij het goede wenste te doen, dat het kwade, dat hij niet wilde teweeg gebracht werd. Het goede uitwerken kon hij niet. Paulus had niet de gezindheid om bewust zonde te dienen, maar hij merkte naderheid vaak dat er ondanks het goede willen, onbewust zonde mee naar buiten kwam. De Geest wees hem daar naderhand op en gaf hem licht over tot dan toe onbekend gebied van onbewuste zonde. Bijv. arrogantie of eigen wijsheid, waarvan je je niet bewust was. Als ik het goede wil doen, is het kwade dichtbij, dat is voorhanden, dat dringt zich op. Je innerlijke mens verheugt zich in de wet van God, maar je komt de andere wet van de zonde tegen in je leden. Daarvan zegt hij twee keer: “dan breng ik dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont” (Rom. 7:17,20). (Hij heeft het hier niet over ‘dadelijke zonde’, maar over ‘hebbelijke zonde’, vergelijk 1 Joh. 1:8 en 1 Joh. 3:6,9).
Het gekruisigde leven
Hij roept uit in zijn nood als hij aan zichzelf ontdekt wordt: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van de dood? “Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere” (Rom. 7:25). “Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. De wet van de Geest van het leven in Christus Jezus en heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood” (Rom. 8:2).
Rom. 8:12-14 zegt: “ Welnu, broeders, wij zijn aan het vlees niet verplicht om naar het vlees te leven. Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden en werkingen van het lichaam doodt, zult u leven.” De Geest richt de schijnwerpers op de dieper verborgen werkingen van het lichaam der zonde. Dat ben je namelijk niet in 1x kwijt bij je bekering en wedergeboorte of bij vervulling met de heilige Geest. Dat is niet opeens weggenomen. Wat denk je van meer subtiele vormen van zonde of van zonden in je gedachteleven of van zondigen zonder opzet, onwetende zonde die je later opmerkt als je terugdenkt. Niet om je daar op een gemene manier door de satan te laten aanklagen. De Geest kan je daarop wijzen en je er van overtuigen. Gods Geest diept dingen op uit je leven. Daar kunnen we alleen langzamerhand, geleidelijk zicht op krijgen, om ze te overwinnen. Vergelijk Israël dat stap voor stap, vijand voor vijand, volk voor volk, het land kon innemen dat God beloofd had. Dat vereist bij ons een bewust, een waakzaam en een strijdbaar leven en dat wil de Here graag in ons bewerken. Het kost strijd om deze weg te gaan van verdere ontwikkeling.
Er staat geschreven: “Zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen” (Rom. 8:8). Wij mogen in geloof als standpunt innemen dat onze oude mens met Christus is medegekruisigd, maar wij zitten nog in een proces: “opdat het lichaam teniet gedaan (= onwerkzaam) zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen” (Rom. 6:6).
Er is een staat of positie in Christus, maar er is ook een stand of wandel met Christus in de praktijk. Er staat zo: “want u bent met gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God” (Kol. 3:3) en: “dood dan uw leden die op de aarde zijn” (Kol. 3:5). In Ef. 1 lezen we vele keren “In Hem zijn wij…”, maar in Ef. 4:1 schrijft Paulus: “zo roep ik u op …tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent waardig is.”
Wij moeten in ons dagelijkse leven weigeren nog langer naar het vlees leven, om niet meer de begeerte van het vlees volbrengen, maar naar de Geest leven, naar de Geest wandelen en door de Geest het spoor houden (Gal. 5:16,25).
Als onze belijdenis is: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2:20, NBV), hoe zal het dan gaan in de onderlinge verhoudingen? Dan is het toch afgelopen met tweedracht, basta met onenigheid en fini met twist en partijschappen?
Dat wil ik die werken van het vlees toch afleggen? Dan wil ik de duivel toch geen voet meer geven door dit soort zaken te laten leven en voortwoekeren? Maar je kunt heel radicaal zeggen: “NU IS HET AFGELOPEN MET DE ZONDE IN MIJN LEVEN.” Ik heb een broeder gekend die dat zei. Ze noemden hem broeder Afgelopen. Later gaf hij weer eens een getuigenis en toen had hij meer licht gekregen. Wat getuigde hij nu? “EN NU IS HET AFGELOPEN MET BROEDER AFGELOPEN.” Hij had ingezien dat hij dat krachtige radicale spreken vanuit zijn eigen sterke, menselijke persoonlijkheid had gezegd. Was dat helemaal fout? Nee, de gezindheid was goed, maar nu had hij een beter begrip gekregen! Hij had gezien dat hij moest sterven aan zichzelf. Hij ging verstaan wat “altijd het sterven of de doding van Jezus in zijn lichaam omdragen” betekende, “opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam openbaar wordt” (2 Kor. 4:10). ‘Altijd’ en ‘voortdurend’ schrijft Paulus erbij.
Eigen kracht opgebruikt
Dan moet ik er toch achter komen of gekomen zijn dat ikzelf helemaal niet in staat ben iets te kunnen presteren in het christenleventje, integendeel! In mijn eigen, menselijke kracht vanuit de wet kan ik onmogelijk tot rechtvaardiging en heiliging komen. Ook al heb je de gezindheid van het eerste gebod: ik wil de Heere liefhebben met heel van hart, met heel mijn ziel en met heel mijn verstand en met al mijn kracht. Wij lopen stuk op een muur, we komen tot ons eind, omdat we het niet redden aan God welgevallig te leven. We komen in nood dat we niet rechtvaardig kunnen leven. Onze eigen kracht is volstrekt ontoereikend. Zo gaan we tot God roepen om de kracht van Zijn Geest, waardoor we wel godvruchtig kunnen leren leven. Het kruis, het Woord en de Geest gaan samen.
Het kruis en de gevolgen
Hoe kan dat uitwerken in de gemeente? Hoe passen we het kruis toe in ons huwelijk? Want met gehakketak en gekissebis komen we geen zier verder. Een resultaat van de werking van het kruis is onderlinge vrede en harmonie. Wij zijn bijna 40 jaar getrouwd, maar het zit niet automatisch in onze zak, maar er moet aan gewerkt worden. Het is werk in uitvoering en het is de goedertierenheid van de Heere dat wij niet omgekomen zijn, dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is! (Klaagl. 3:22).
Aan het kruis verstomt alle menselijke rumoer, herrie en trammelant in de gemeente, maar ook bij onszelf: de zelfzucht, de hebzucht, de heerszucht, enzovoort. Dat zijn allemaal dingen die afgelegd en in de dood van Christus gegeven mogen en moeten worden! Ik, mij, mijn en mijzelf. Het cirkelen om mijn eigen gedoetje, in plaats van Hem te volgen en elkaar te dienen waar maar mogelijk.
“Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” (Gal. 5:24). Wanneer wij met Christus zijn gestorven (niet alleen als statisch, juridisch feit 2000 jaar geleden, maar dynamisch in de praktijk nu!), geloven we dat we ook met en voor Hem zullen leven (niet als in theorie “nieuwe mensen”, maar als echt vernieuwde mensen, in wie Christus leeft!) (Rom. 6:8; 2 Tim. 2:11; 2 Kor. 5:15).
Het persoonlijke leven met Christus is een gebogen leven: want de I van ons ik, van ons zelfleven, moet een C worden, zodat wij leren te buigen in de omstandigheden, leren de minste te zijn, leren niet het laatste woord te willen hebben, ontdekken dat we niet slechts met ons verstand ons bezorgd-zijn proberen op te lossen, maar onze noden op Hem te werpen die voor ons zorgt. Kortom: leren om je eigen wil op te geven. Waarom? Om naar Gods wil, in de Geest te leven en meer en meer Christus die in mij leeft te openbaren. Daar heeft de wereld, om te beginnen onze eigen omgeving ook wat aan als er iets van Christus in ons tevoorschijn komt. Onze geur, ons aroma verandert! Deze ‘geestelijke maggie’ – ik bedoel niet de natuurlijke maggie in de soep – verandert onze geestelijke smaak en anderen gaan proeven: “smaakt en ziet dat de Heere goed is” (Ps. 34:9).
Op een kerkhof is alles rust en vrede. Doodse stilte. Daar is geen zuster, die meer uitroept: “ik wil geen tweede viool spelen” en geen broeder zegt nog: “ik wil niet tot de onderliggende partij behoren” (zoals in een conflictsituatie op aarde gezegd zou kunnen worden). Op het kerkhof is er niemand meer die denkt of roept: “ik wil mijn gelijk halen”, zoals een wat wrang, maar leerzaam grafschrift ironisch vermeld zou hebben (volgens een anekdote): “Hier rusten Jansen en zijn knechts; ze hadden gelijk, ze kwamen van rechts”! (Dat is een vleugje humor met een uiterst serieuze ondertoon van een levensles!)
Het geheim is dat dit geestelijke ‘kerkhof’ (met als beeld: door de doop in de dood) actueel is in Romeinen 6 en niet na de natuurlijke dood in de toekomst pas plaats vindt. De rust in God begint voor een christen niet pas na de natuurlijke dood, maar vangt aan bij de wedergeboorte, waar het stervensproces en het opstandingsproces – getoond en uitgebeeld in de waterdoop – aanvangt. Wij gaan tot de rust in door het geloof. Die rust begint niet als je roerige en dartele kinderen naar bed zijn, maar de Geest wil je in Gods rust leiden, terwijl het om je heen gonst van prikkels en onrust en je kinderen levenslustig zijn.
De gevolgen en uitwerkingen zijn dus heel praktisch. Jaloezie en afgunst op elkaar gaat de dood van Christus in. De geest van kritiek kan hier zijn einde vinden en roddelpraatjes kunnen wegsterven, want door lasterpraat geef je vat aan de tegenpartij op jezelf (1 Tim. 5:14b). Tegen elkaar op concurreren wordt omgezet in het positief aanvullend op elkaar bezig zijn, hoe verschillend ieder ook van nature is. Niemand is compleet, maar we hebben allemaal de ander nodig. Want we zouden elkaar niet uitgekozen hebben misschien, maar de Heere heeft ons aan elkaar gegeven om samen te leven en te werken. Er zijn barbaren en Scythen die in de gemeente binnenkomen (Kol. 3:11). Als je maar geen barbaar in de gemeente blijft door ruw te blijven in je gedrag. Als je maar niet een Scyth blijft die op de anderen blijft schieten, want hij is het niet eens met wat er gezegd is en veroordeelt dat meteen.
Wat je wat het verschil is tussen het eens zijn en één zijn? Het scheelt maar 1 letter, maar daar gaat het juist om: het is de s van sterven! Ben ik bereid om voor mijn broeder mijn eigen leven af te leggen, zoals de Heere zijn leven voor ons inzette? Dat gaat ver. Dat gaat diep. Zo leer je door Gods goede Geest met elkaar op te schieten. Maar vervolgens leer je ook dat je in de gemeente niet moet werken met sympathie en antipathie. Ook al ligt de ene persoon je qua karakter of qua interesses meer dan de andere. Niemand mag er buiten vallen. Elly en Rikkert zongen in een liedje heel treffend: “Niemand is minder, niemand is meer, ieder is nodig bij de Heer.”
Hoe dan ook: je komt elkaar tegen, niet alleen in de ontmoeting op een bidstond of een verjaardag, maar soms botst er iets in het gemeenteverkeer of direct gezegd tussen jou en die ander. Hoe ga je daar mee om? Dan kunnen we ons aan elkaar stoten of ergeren. Je kunt aanstoot nemen aan een ander of zelf aanstoot geven. Op die manier kunnen er allerlei kleine ergernissen zijn in de gemeente. De bedoeling is dat we die situaties die de Heere voor ons heeft voorbereid dat Hij ons kan bewerken en dat wij in de gemeente opmerken dat we ons schuren, schaven en slijpen aan elkaar tot karakterverandering. Onze oude karaktertrekken hoeven niet altijd hetzelfde te blijven onder het motto “zo ben ik nu eenmaal”, maar de Heere is bezig ons te veranderen. Spr. 27:17 zegt: “Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de andere.” Op die manier kunnen we gevormd worden naar Jezus’ beeld. Een beeldhouwer slaat en tikt alles weg wat niet bij zijn ontwerp hoort. God, de grote Bouwmeester en Architect heeft als ontwerp het beeld van Christus. Zo wil de Heere onze hardheid, ook de overgebleven harde plekken van het vlees na onze wedergeboorte, weg beitelen en ons zo beeldhouwen dat Zijn beeld gestalte krijgt (vergelijk: Gal. 4:19).
Het streven naar machtsposities is in de gemeente van de levende God uit den boze! Hoe kun je geloven dat je met Christus gekruisigd bent en tegelijkertijd je ‘eigen haan’ nog KONING laten kraaien? Hoe kun je EERST het Koninkrijk van God zoeken (Matth.6:33) en bidden: “Uw Koninkrijk kome”, als je niet bereid bent je ‘eigen koninkrijkje’ te laten verdwijnen? Wij moeten niet iets willen zijn in de gemeente. Laten wij tevreden zijn met de plek die God ons geeft en we ons gewillig laten leiden door de heilige Geest.
Tussenmuren
Christus heeft de tussenmuur, die scheiding maakte tussen Jood en heiden afgebroken. Hij heeft de vijandschap in Zijn vlees teniet gedaan (Ef. 2:14-15). Dat geldt voor alle onderlinge scheidingen dat God ze omver wil halen. Heb ik ergens nog een tussenmuur ten opzichte van mijn broeder of zuster? Laten we die dan opruimen, zodat het vlak en open wordt tussen de ander en mijzelf.
Op enig punt anders gezind zijn
In Fil. 3:15-16 staat een belangrijke tekst: “Laten wij dn, die geestelijk volwassen zijn, deze gezindheid hebben; en als u (op enig punt) iets anders gezind bent, ook dat zal God u openbaren. Maar zover wij gekomen zijn (hetgeen wij bereikt hebben), laten wij naar dezelfde regel wandelen, laten wij eensgezind zijn.” (laten wij in dat spoor dan ook samen verder gaan). Als er een punt van verschil is, hoeft dat ons niet uit elkaar te drijven, zodat er scheiding komt en hoeven we ook niet meteen de ander te veroordelen. Laten we wachten tot God het een en ander kan openbaren, zodat het punt van verschil opgehelderd kan worden. Op die manier blijven we bij elkaar.
Let erop dat je bij onderlinge spanningen niet trekt aan het touw, waar aan de andere kant de duidvel trekt, zodat het gevaar dreigt dat het touwtje breekt en er breuk komt in onze broeder- en zusterschap. Dan is de duivel de lachende derde en trekt hij aan het langste eind. Laten we nooit tegen vlees en bloed, nooit tegen broeders en zusters strijden, maar tegen de boze, zodat hij geen vat op ons krijgt.
Opstandingsleven
Laten wij (meer en meer) deel krijgen aan en ons uitstrekken naar het goddelijke opstandingsleven, dat is: het nieuwe leven door, in, met en van Jezus Christus uitleeft. Dat is: een uitleven van Zijn leven met alle heerlijke eigenschappen, die de anderen alleen maar goed willen doen en erop uit zijn die anderen te zegenen! Dan kunnen we niet meer in de zonde blijven liggen. Sidney Wilson zei: “Liggen staat ons veel meer aan dan dat staan ons ligt”, maar de Bijbel zegt: “Zo moet het voor u VASTSTAAN (voor uzelf rekenen, HSV) dat u dood bent voor de zonde maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere. Dat gaan we de goddelijke natuur (2 Petr.1:4) in groeiende mate openbaren, maar deze ontwikkelt zich alleen van binnen in die mate waarin wij bereid zijn de weg van het kruis te gaan. Die goddelijke natuur heeft de eigenschappen: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Het zijn de karaktereigenschappen of deugden van Christus. Oftewel: de vrucht van de Geest.
Dan leef je niet meer naar het vlees: zuur en ontevreden, mopperend, kwaadsprekend over je broer of zus. Anders gaat die nog steeds over de tong. Of is er al een ‘spijker van het kruis’ door je tong gegaan? Onze tong kan door de hemel beheerst worden, in plaats van in vlam gezet te worden door de hel.
Ik merk dan het lastig is in mijn leven om niet een flapuit te zijn, maar een wacht te hebben voor mijn lippen. Ik weet niet waar jouw eerste strijdpunt ligt, maar de Heere kan het jou laten lukken om op dat gebied te leren om te overwinnen.
Geloof je dat het mogelijk is in jouw leven om overwinningen op de zonde te boeken?
Bijbelleraar Sidney Wilson zei: “Wij hebben meer gesproken over onze onmogelijkheden, dan over Gods mogelijkheden. Wij hebben meer gesproken over onze nederlagen, dan over Gods overwinningen.”
Zelfverloochening
Hier gaat het niet om het kruis van Christus dat eens op Golgotha stond, maar of wij bereid zijn onszelf te verloochenen, om dagelijks ons kruis op te nemen en Jezus te volgen (Luc.9:23). Niet om daar sterk in te worden dat jij zoveel dingen kunt verloochenen, maar of je jezelf kunt verloochenen!
Het is niet moeilijk om in liefde, vrede en eenheid samen te leven met mensen, die in Jezus’ naam zichzelf (willen) verloochenen. Dat zijn christenen, die allemaal hun menselijke, eigen wil opzij zetten, om Gods wil te doen. Want verdeeldheid is TEGEN Gods wil! Als in een gemeente alle menselijke eigenwil nog overeind staat, is het kwaad kersen eten wat de eenheid betreft. Als allen in de gemeente hun leven met Christus gekruisigd hebben en slechts één wil, namelijk de wil van God willen uitvoeren dan kan dat geen scheuring opleveren, maar heerlijke goddelijke eenheid. Het aardse lichaam van Jezus hing aan het kruis voor onze zonden. Het geestelijke lichaam van Christus, dat zijn zij die Christus toebehoren, hangt ook aan het kruis. Daarbij is het principe: “zonder Hem kan ik niets doen” (Joh. 15:5b) van wezensbelang.
Als we de edele gezindheid van Christus (Fil. 2:5) hebben aangetrokken, dan is het goed en aangenaam toeven in de gemeente van de levende God! Daar wil niemand meer naar het vlees leven met zijn hartstochten en begeerten. Dat wordt gekruisigd. Daar moeten we leren de begeerten niet te laten bevruchten door de boze door NEE te zeggen (Jak. 1:14-15).
Zo leren wij bijvoorbeeld de onderste weg te gaan, niet sterk te zijn of te worden in onszelf en niet onze persoon – onze mens – op de voorgrond te schuiven. Zulke gelegenheden en kansen krijgen wij in de gemeente, maar ook in het gezin, op school of op ons werk! Daarin kunnen de krachtige resultaten van de doorwerking van het kruis in ons leven openbaar komen!
Moge de Heere ons rijk zegenen dat het kruis in jou en mij zijn verdere uitwerking heeft.
Jildert de Boer
Geef een reactie