Het spreken in tongen is nuttig deel 1

HET SPREKEN IN TONGEN IS NUTTIG deel 1

Slechts voor vroeger?

Een van de meest spraakmakende gaven van de Geest is die van het spreken in tongen. Het is jammer dat er mensen zijn die problemen blijven houden met sommige genadegaven van de heilige Geest, waaronder die van allerlei tongen. De argumentatie, die daarbij gebruikt wordt is vrijwel altijd hetzelfde. Ik heb koppen gelezen boven artikelen als ’Belachelijke lippen van Jesaja 28 zijn geen profetie van spreken in tongen’ en ‘Christelijke gemeente moet zich niet vergapen aan tekenen voor Joden’. Op de achtergrond vibreren vaak mee – het is al vermeld – de zogenaamde ‘streeptheologie’ in sommige Reformatorische kerken en de ‘bedelingenleer’ in de orthodoxe groepen van de Vergadering van Gelovigen.

We willen enkele notities aanreiken over dit onderwerp in de verwachting dat oprechte christenen een bepaalde zienswijze zullen willen bijstellen aan de hand van Gods Woord alleen. Dit doen we onder het motto: spreken in tongen is een nuttige zaak.

Tot zelfopbouw

Dat wil zeggen: het spreken in tongen is voor ons niet ‘het één en al’ of ‘je van hèt’. Die plaats heeft deze gave van God in de Bijbel niet. Niettemin spreekt Paulus er – onder correctie van verkeerd gebruik – ronduit positief over voor de persoonlijke geloofsopbouw (1 Kor. 14:2,4,14-15,18) en hij hecht er ook waarde aan voor de samenkomsten van de gemeente mits de tongen uitgelegd worden (1 Kor. 14:5b,13,27,39-40). Tongen met uitlegging staan gelijk aan profetie (1 Kor. 14:5b). Voor het persoonlijk leven stelde Paulus: “Ik wilde wel dat gij allen in tongen spraakt…” (1 Kor. 14:5a). Hij wist dat niet allen de bediening van het spreken in tongen in de gemeente hadden en daarom zegt hij over hen die in de gemeente zich daartoe geroepen weten: “spreken soms allen in tongen”? (1 Kor. 12:30). Het antwoord is uiteraard: ‘nee’. Zelf ervaar ik de opbouwende werking van het bidden met mijn geest in mijn persoonlijke leven ook naast het bidden met mijn verstand in mijn eigen taal (1 Kor. 14:14-15).

Uitleg of vertolking

We kunnen concreet het nut van vertolkingen van tongen beleven in samenkomsten waar het mogelijk is dat “ieder iets heeft” (1 Kor. 14:26). Deze uitleggingen zijn vaak verrassend, slaan de spijker op zijn kop, landen rechtstreeks in het hart en wekken je geloof in Gods Woord dat gesproken is, krachtig op. Op de goede tijd en op de juiste plaats ondersteunen deze geestesuitingen het Woord van God en dienen daaraan getoetst te worden om het goede eruit te behouden (1 Tess. 5:19-21; 1 Kor. 14:27-29; 2 Tess. 2:2). Vaak geven ze nog eens een extra onderstreping van het gesproken woord. Soms is er een tong met een verfrissende uitlegging in een samenkomst die wat droog leek te worden. Ook kan iemand die in een persoonlijke nood zit zich direct aangeraakt, aangesproken en bemoedigd weten door een vertolking.

Vertolking van tongen is een gave, die door het geloof werkt. In en door geloof wordt een interpretatie gegeven van de tong. Daarbij kan de lengte van tong en vertolking wel eens wat afwijken. De uitlegger zal door de Geest een weergave in zijn woorden van de tong geven. Als iemand anders de tong zou uitleggen, zou diens woordkeus anders zijn, maar de strekking van de uitleg zal door de Geest in dezelfde richting gaan. Evenals bij profeteren is dit nog onvolkomen (1 Kor. 13:9) en naar gelang van ons geloof (Rom. 12:7). Dat betekent dat er in de weergave van wat de Geest – dwars door een menselijk filter heen – wil zeggen groei in het geloof mogelijk is, waardoor de inhoud rijker en gezegender wordt tot opbouw van de gemeente.

Een tong of een uitlegging zijn zaken, die de apostel noemt, naast een psalm of een lering of een openbaring (1 Kor. 14:26,30), het woord van twee of drie profeten (1 Kor. 14:29a) en de anderen die het beoordelen. Dit beoordelen gebeurt aan de hand van het Woord. Daarbij is het van grote waarde één voor één te profeteren van die dingen waar je licht over je eigen leven en hulp voor het dagelijkse leven hebt gekregen (1 Kor. 14:29b,31, vergelijk Num. 11:29). In zulke getuigenissen, die reageren op het verkondigde woord, kan profetisch gesproken worden over eigen leven en tot opbouw, vermaning en bemoediging van anderen.

Om te dienen

Zusters hebben volle vrijheid om te bidden en te profeteren in de samenkomst (1 Kor. 11:5). Zij kunnen een lied zingen, getuigen, of in tongen te spreken op een gepaste wijze. Geestesgaven, of deze nu door broeders of door zusters worden aangewend, zijn altijd om te dienen. Het mag nimmer leiden tot heersen over elkaar, of tot manipulatie. Dat is misbruik maken van de geestelijke gaven! Deze zijn nooit gegeven om macht op elkaar uit te oefenen.

Voor zichzelf en in voorbede

Privé tongentaal is nuttig, omdat de woordenschat van onze aardse taal om God te verheerlijken zo spoedig uitgeput is en we op die wijze geheimenis-sen door de Geest kunnen spreken (1 Kor. 14:2). “Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp, want wij weten niet wat wij zullen bidden naar behoren, maar de Geest pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8:26). Vaak weet je niet wat of hoe je voor een ander naar behoren moet bidden. Het spreken in tongen is dan een manier om voor heiligen te pleiten naar de wil van God (Rom. 8:27).

Welke plaats heeft tongentaal?

Tongentaal is zeker niet het summum of de top van christelijk leven, maar heeft op haar bescheiden plaats toch een nuttig effect. Het is jammer en tot eigen schade dat sommigen spreken in tongen als ‘belachelijk’ of als ‘wartaal’ afdoen of er uitsluitend een Joods teken in willen zien.

Dat Paulus het spreken in tongen onderaan zijn lijstje zet, is helemaal niet erg. We zullen met de minste gaven kunnen beginnen. Welnu, het spreken in tongen is vooral bedoeld voor stichting van onszelf. In het Bijbelboek Handelingen der apostelen zien we het spreken in tongen een aantal malen als eerste gave na het ontvangen van de heilige Geest vóórkomen (Hand. 2:4; Hand. 10:44-46; Hand. 19:5-6). Het is wel duidelijk dat het niet de hoogste gave is, maar je kunt na het ontvangen van deze – zo men wil – zogenaamde ‘laagste gave’ (is niet elke gave van God groot?) streven naar de hoogste gaven! Vooral naar het profeteren, zegt 1 Kor. 14:1b. Of denk aan kennis, wijsheid, onderscheiding van geesten, enzovoort. Die andere gaven zijn veelal ten nutte van de ander. De Bijbel zegt: “tot welzijn van allen” (1 Kor. 12:7) en “tot stichting van de gemeente” (1 Kor. 14:12).

Als hart en longen

We kunnen de gaven niet missen! We hebben ze nodig voor elkaar! Gebruikt in de liefde (1 Kor. 13) zijn de gaven geweldig zegenend! 1 Korinthe 13 is het hart waardoor de longen (1 Kor. 12 en 1 Kor. 14) ademhalen en functioneren. Gaven als profetieën, kennis en tongen zullen pas afgedaan hebben en verstommen als het volmaakte komt (1 Kor. 13:8-10). Dit heeft niets met een voltooide canon van de Bijbelboeken van doen, maar met het zien van aangezicht tot aangezicht en het ten volle kennen, zoals ikzelf gekend ben (1 Kor. 13:12). Ook tongen zullen pas ophouden als ons geloof overgaat in aanschouwen (2 Kor. 5:7).

Negatieve geluiden over tongentaal in deze tijd

Er zijn er die alles over dezelfde kam scheren en het aandurven om er het etiket “tongendemonie” op te plakken. Niet de eerste de beste christenen schreven met het oog op het ontstaan van de Pinksterbeweging in 1906 over “de valse tongen van de Azusastreet”. Soms past deze genadegave van God niet in het theologische systeem, waar men voor gekozen heeft en waar niet aan getornd mag worden. Men vindt dan “de gevolgtrekking voor de hand liggen dat de gemeente van vandaag geen reden heeft naar de gave der tongen te streven”. Zoiets kan gekenschetst worden als een on-Bijbelse conclusie, ook al is die geuit door een doctor in de theologie als prof. dr. J.W. Maris. Vaak hebben we horen beweren dat “het spreken in tongen behoort tot het kinderlijke stadium van de kerk”.

Wat geestelijke volwassenheid inhoudt

Kennelijk wordt bij dat kinderlijke stadium gedoeld op de eerste eeuwen na Christus, terwijl men meent dat er na 2000 jaar kerkelijk bestaan sprake zou zijn van geestelijke volwassenheid. In dit zogenaamde volwassen stadium zou men het wel zonder de persoonlijke stichting van het in tongen spreken kunnen stellen. De gemeente van Jezus Christus wordt echter slechts volwassen als haar leden de eenheid (!) des geloofs gaan bereiken, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef. 4:13). Dit heeft alles te maken met geestelijke ontwikkeling: “dan groeien wij, ons aan de waarheid vasthoudende, in liefde in elk opzicht naar hem toe, die het hoofd is, Christus” (Ef. 4:15). Hierbij gaat het allereerst om de toename van de eigenschappen of de karaktertrekken van Christus in ons leven, ofwel: de vrucht van de Geest! Bij de opbouw is zeker ook het ‘steigerwerk’ van de gaven nodig, waaronder ook de bescheiden rol van de tongentaal. Het spreken in tongen is op zichzelf genomen helemaal geen teken of uiting van geestelijke volwassenheid. In de gemeente te Korinthe deden ze dat volop, maar zij waren vleselijk en er heersten wantoestanden volgens de eerste Korinthebrief.

Als de gevelsteen van het geestelijke bouwwerk van God naar voren gebracht onder het gejubel “genade, genade zij hem” (Zach. 4:7, St. Vert.), dan is het ‘steigerwerk’ van de gaven niet meer nodig, want de liefde vergaat nimmermeer (1 Kor. 13:8). De hoeksteen of de eerste steen is het beeld van Christus Zelf als fundament van het geestelijke huis. De gevelsteen is het teken dat de volwassen zonen Gods openbaar komen. Het is de kroonsteen, de sluitsteen, de laatste steen, of de topsteen (andere vertalingen) van de voltooiing van Gods geestelijke huis!

Klein in de boosheid

“Want indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar” (1 Kor. 14:14). Het verstand is niet uitgeschakeld, maar vat de inhoud van de tongentaal niet en is daarom de nuchtere toeschouwer. Ons verstand hoeft niet te worden ingeleverd, zoals soms gedacht wordt. Paulus schrijft: “Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar (kinderen) in de boosheid; wordt in het verstand volwassen” (1 Kor. 14:20). Met de gaven dienen we verstandig en volwassen om te leren gaan. Naarmate we groeien en van onze boosheden afgebracht worden (Hand. 3:26) worden we kinderen in de boosheid. De boosheid wordt kleiner en kleiner in ons leven, omdat we aan de zonde afsterven en als keerzijde daarvan het leven van Christus in ons toeneemt. Alleen wanneer de boosheid gaandeweg verdwijnt, neemt de heerlijkheid van Christus toe. Langs die weg is het mogelijk samen met alle heiligen te komen tot de eenheid van het geloof en de geestelijke volwassenheid.

Ons richten op het volkomene

Dit heeft niets te maken met “een kerk die al zo lang bestaat”, waar men soms bijna niet over méér weet te spreken dan de vergeving der zonden en de toegerekende rechtvaardigheid van Christus. Het geldt precies zo voor het persoonlijke leven: “hoewel gij naar de tijd gerekend leraars behoordet te zijn….” (Hebr. 5:12). Zij waren echter ‘geestelijke kleuters’ gebleven, die geen weet hadden van de rechte prediking, die voortvaart naar de volmaaktheid! (Hebr. 5:13-14; Hebr. 6:1). Terloops merken we op dat jonge mensen, die opgroeien in een gemeente, en mensen die van buiten toegevoegd worden de melk, het eerste onderwijs of het fundament (Hebr.6:2) nodig hebben.

Beslist waardevol

We eindigen met een woord van Jezus Zelf: “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: …in nieuwe tongen zullen zij spreken…” (Marc. 16:17). We hebben een poging gedaan wat meer inzicht te geven in de bescheiden, maar nuttige plaats van de tongentaal. Laat het een praktische stimulans zijn tot beoefening van deze genadegave van God in eigen leven en – met uitlegging – in de gemeentesamenkomsten.

Jildert de Boer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *