Het werk van de Heer

HET WERK VAN DE HEER

“Weest standvastig, onwankelbaar, TE ALLEN TIJDE OVERVLOEDIG in het werk des Heren…”
(1 Korintiërs 15:58)

Sabbatsjaar

In evangelische kringen hoor je wel van christenen, vooral van leidinggevenden, die een zogenoemd ‘sabbatsjaar’ houden. Denkend aan het oude Israël, waar men het land een jaar lang braak liet liggen, leggen ook deze christenen gedurende een jaar alle ‘evangelische activiteiten’ neer na een zevenjarige inzet voor het werk in de gemeente en/of een evangelische organisatie.

We kunnen ons voorstellen dat men na zeven jaar intensief dienen eens tot rust en tot zichzelf wil komen, in plaats van steeds met anderen bezig te zijn. Soms kan het nodig zijn de zaken voor jezelf eens op je gemak op een rijtje te zetten. ‘Het werk des Heren’ is immers niet alleen van onze inzet afhankelijk, verre daarvan. Het is niet gezond als je als christen van hot naar her vliegt, als een soort postbode die voortdurend expresbrieven rondbrengt, omdat de zaak van de Koning haast heeft. Al vinden de andere broeders en zusters je dan misschien wel erg ijverig.

Aan het nemen van een sabbatsjaar zit echter een bedenkelijke keerzijde, en wel: uit te gaan rusten door passief te worden. We hebben sommigen in de versukkeling terecht zien komen. Na dat rustjaar kwamen ze niet meer tot activiteit, maar ze verzandden in een gezapige lauwheid. Terwijl God een volk voor Zich wil reinigen, volijverig in goede werken (Tit. 2:14). Weg daarom met een valse gerustheid en de deur uit met alle geestelijke luiheid!

Menselijke ijver

In de gemeente zijn vele activiteiten. Als wij alles aflopen en overal bij willen zijn, dan denken wij niet aan de grenzen van ons lichaam – de tempel van de heilige Geest – maar plegen roofbouw. Je kunt menen dat je jezelf geweldig offert, maar God heeft geen behagen in offers die de lichaamskracht – die bij ieder overigens verschillend is – roekeloos te buiten gaan onder het mom van allerlei geestelijk (?) werk.

‘Het werk des Heren’ is niet allereerst het werk voor de Heer, maar het werk van de Heer! Actief en bedrijvig te zijn in het werk voor de Here, blijkt in de praktijk niet altijd het werk van de Here te zijn! Met onze drukte en tomeloos bezig-zijn kunnen we de Heer zelfs flink voor de voeten lopen. We leven dan als ‘drukke baasjes’ en ‘bezige bijtjes’. In onze goedbedoelde inzet voor de Heer kan veel opgejaagdheid zitten. Anderen kunnen de bijruis van allerlei ‘gezoem en gegons’ dat meevibreert ervaren.

Het is nuttig voor onszelf de vragen te stellen: Leef ik ontspannen met de Heer? In hoeverre straal ik de rust van God uit? Beheerst Zijn vrede mij? Of hol ik mijzelf voorbij en rol ik van de ene gemeenteactiviteit in de andere? Dan is er nauwelijks tijd om tot mijzelf en tot mijn gezin te komen en tot een verborgen omgang met God.

Als ik geen rust vind om tot mijzelf te komen, dan openbaar ik onrust in al mijn ijver voor de zaak van God. Hoe gemakkelijk is het dan met ‘mijn werken voor de Heer’ een naam op te bouwen onder de mensen, terwijl geen van mijn werken vol bevonden wordt voor God (Openb. 3:1-2). Voor zulke dode werken, waarbij de verschijningsvorm goed oogt en die wellicht wel positief bij de ander werken, maar waarbij er in mijzelf niets gebeurt en verandert, moet ik wakker worden, om ze op te merken en me ervan te bekeren. Het zijn namelijk werken die niet ‘in God verricht’ zijn (Joh. 3:21), maar voor het aangezicht van mensen gedaan worden. We moeten immers leren in alle goed werk vrucht te dragen (Kol. 1:10).

Rust van binnen

Het gaat er namelijk niet slechts om dat wij met ons lichaam zoveel mogelijk ‘werken voor de Heer’. “Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Kor. 5:10). Hoe prachtig is het van Jezus het ‘welgedaan’ te horen, zodat onze werken ons navolgen, in plaats van dat ze verbranden!

Het werk van de Heer gebeurt dus allereerst in ons lichaam en dit geeft geen passiviteit, maar een heerlijke ontwikkeling, om rust te krijgen te midden van alle omstandigheden. Het opjutten van de boze en de menselijke onrust kunnen dan van lieverlee uit ons leven verdwijnen!

Als wij ‘het werk van de Heer’ bij onszelf van binnen niet met lauwheid verrichten, maar het zwaard van het Woord allereerst bij onszelf laten snijden, dan verandert onze smaak en onze geur! (Jer. 48:10-11). Met zulke veranderde mensen – die altijd overvloedig zijn in het ‘werk des Heren’, te beginnen bij henzelf – is het aangenaam en fijn in de omgang!

Opgewondenheid, ‘koude’ drukte, impulsiviteit en wispelturigheid mogen gaan verdwijnen en zachtmoedigheid en nederigheid van hart, als bij Jezus, zullen meer en meer verschijnen. Situaties waarbij we opgejut worden door geesten vanuit het rijk der duisternis gaan we onderkennen. Deze ‘onruststokers’ bestrijden we, om ze te overwinnen.

Het onder tijdsdruk van mensen ‘werken voor de Heer’ gaat plaatsmaken voor “hij die gelooft, haast niet” (Jes. 28:16), in een ongecompliceerd en ontspannen vertrouwen op God, in plaats van op eigen inspanning. Zo kunnen we treden in de goede werken die Hij tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen (Ef. 2:10). Als wij in deze klaargelegde werken geloven, dan kan ons dat behoeden voor veel ‘draven’ buiten de rust van God, zelfs als het onze intentie is anderen te winnen voor het evangelie.

Wanneer ik eerst ‘het werk van de Heer’ versta voor en in mijzelf, dan kan de Heer mij beter voor anderen gaan gebruiken. Dan weet ik dat mijn arbeid niet tevergeefs is in de Here (1 Kor. 15:58). Wat wij dan doen door en met ons lichaam is eveneens van grote betekenis (Rom. 12:1).

Nieuw, werkend leven

In het verband van 1 Korintiërs 15, waar onze tekst over ‘het werk des Heren’ staat, gaat het om het komen tot opstandingsleven. Standvastig, onwankelbaar, nieuw, goddelijk en onvernietigbaar leven! Een nieuwe schepping is het enige dat werkt en telt! (Gal. 6:15). Als wij ons geven in dit ‘werk van de Heer’, dan gaan wij – van dag tot dag vernieuwd wordende (2 Kor. 4:16) – het beeld van de hemelse (Jezus) dragen (1 Kor. 15:49).

“Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan” (Ps. 127:1). Niet door ons gezwoeg, geploeter en gezweet, noch door onze noeste inspanning, maar door de heilige Geest zal het geschieden! Heerlijke goddelijke werkkracht en drijfveer! “De zegen des Heren, die maakt rijk, zwoegen voegt er niets aan toe” (Spr. 10:22). Er staat niet: ‘dat doet er niets toe’, maar het gaat om geloof, door liefde werkende (Gal. 5:6).

Toonbrood of verborgen manna?

In ons leven kunnen wij nagaan waar wij als een ‘toonbrood’ (een beeld ontleend aan de tabernakel) zijn, bijvoorbeeld actief aan de buitenkant in ‘het werk voor de Heer’ in evangelisatie onder mensen. Uiteraard is dit op zichzelf genomen een goede zaak, maar ik kan wel leren de motieven en beweegredenen van mijn werken te toetsen. Wil ik opvallen? Zoek ik daarbij eer van mensen?

Sommigen tonen bijvoorbeeld hun lofoffers nadrukkelijk voor het aangezicht van mensen. Op een dergelijk moment kan de Here vragen: hoe staat het feitelijk met je privé-lofprijs? Toon je je dan net zo uitbundig en enthousiast voor mijn aangezicht? God wil waarheid in het verborgene! (Ps. 51:8).

Waar leef ik van en waar strek ik me naar uit? Ben ik tevreden met door mensen gemaakte ‘toonbroden’, die niet het volkomene uitbeelden? Veel heerlijker is het te overwinnen en deel te krijgen aan het ‘verborgen manna’ uit de kruik in het heilige der heiligen (Openb. 2:17). Dan leven we voor Gods aangezicht en zijn we los van mensen en van het doen van werken om mensen te behagen!

Toonbrood was niet slecht, zeker niet, want het lag zelfs in het heilige, maar het is het werk door mensenhanden gemaakt voor de Heer. Manna was niet door mensen geschapen. Het kwam uit de hemel van de Heer en dat is het beeld van het ware brood. Verlang ik ernaar deel te krijgen aan dit leven van Jezus (Joh. 6:35), aan de goddelijke natuur en hemelse rust achter het laatste voorhangsel? Daar gaat alle ‘menselijk aanzien’ en ‘menselijke eer’ teniet. Daar draait het alleen om een verborgen leven met Christus in God (Kol. 3:3).

Gods rust binnengaan

Het houden van een zogenoemd ‘sabbatsjaar’ willen we niet veroordelen, maar er wel de waarschuwing bij geven dat het soms menselijke rust kan inhouden en zelfs aanleiding kan geven tot geestelijke traagheid.

Laten wij er bovenal ernst mee maken om tot Gods rust in te gaan (Hebr. 4:11) in alle situaties en verzoekingen die we op ons levenspad tegenkomen. Dan zet ‘het werk des Heren’ zich dieper en verder in ons voort en arbeiden we niet tevergeefs aan anderen!

Jildert de Boer

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *