Het zegenen, opdragen en heiligen van kinderen
HET ZEGENEN, OPDRAGEN EN HEILIGEN VAN KINDEREN
In het midden van de gemeente
De gemeente kan gezien worden als het huis van God (1 Timotheüs 3:15). De gemeente functioneert als een huisgezin met vaders, moeders en kinderen. Ten diepste bestaat het geestelijke huisgezin uit God onze Vader, het hemelse Jeruzalem onze moeder (Gal. 4:26), Jezus onze oudste broer (Rom. 8:29) en wij die kinderen van God geworden zijn. In de gemeente ligt de grootste, samengebundelde kracht en heerlijkheid van Gods Geest. De gaven van de Geest worden gegeven in het midden van de gemeente tot dienstbetoon en opbouw. Omdat de zegeningen van Jezus Christus met hun heil en genezing zich in het bijzonder in de gemeente openbaren, zullen wij daar ook onze kinderen mee naar toe nemen.
Wij laten onze kleinen niet dopen, want we hebben uit Gods Woord verstaan dat dit geen bijbelse basis heeft. Toch willen wij onze kinderen wel een bijbels verantwoorde zegen meegeven. Wij kunnen en mogen hen in het midden van de gemeente aan de Heere opdragen en hen zegenen. Daarmee stellen wij hen voor aan het hoofd van de gemeente, Jezus Christus. Dat kan op een heel eenvoudige manier gebeuren.
Opdragen
Wij kunnen dit doen op een in zekere zin vergelijkbare wijze als Maria en Jozef de kleine Jezus aan God voorstelden in de tempel (Lukas 2:22). Het woord ‘voorstellen’, dat in diverse vertalingen wordt gebezigd, wordt soms ook vertaald met:
- aanbieden (NBV, Herziene Willibrord Vert.),
- brengen (Basisbijbel),
- laten zien (Bijbel in gewone taal),
- wijden (Vertaling Brouwer),
- opdragen (Petrus Canisius Vert., Willibrord Vert., Leidse vert., Vertaling van Tichelen, Groot Nieuws Bijbel en het Boek).
En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten in de tempel om met Hem te doen volgens de gewoonte der wet, nam de oude Simeon het in zijn armen en loofde God (Luk. 2:27-28). “En Simeon zegende hen” (Luk. 2:34). Uiteraard willen wij dit opdragen en zegenen niet doen op een oudtestamentische basis volgens het ritueel naar de wet waar hier nog sprake van was.
Het woord ‘opdragen’ wordt in de Bijbel ook in algemene zin gebruikt (Handelingen 14:23,26; Handelingen 15:40; Handelingen 20:32) en er is in feite geen tegenstelling tussen de woorden zegenen of opdragen van kinderen, al heeft zegenen enige voorkeur. Om hier een verschil van te maken, geeft een gekunstelde indruk. Volgens het synoniemennet is ‘opdragen’ in deze betekenis: aanbieden, toevertrouwen of (toe)wijden (de andere betekenis van opdragen is geheel anders: bevelen, gebieden).
Zegenen
Wij willen voor de kinderen bidden en ze een zegen meegeven. Dit doen we het liefst op dezelfde manier, zoals Jezus het deed. Zijn handelwijze was goed en heilzaam. In Marcus 10:16 staat, dat Jezus de kinderen omarmde, hun de handen oplegde en zegende. Matth. 19:13 vermeldt: “Toen werden de kinderen bij Hem gebracht, opdat Hij de handen op hen zou leggen en zou bidden.” In Lukas 18:15 staat “jonge kinderen” en in de NBG-vert. “kleine kinderen.” Jezus omarmde de kinderen en raakte hen aan. Hij claimde hen zo voor het Koninkrijk van God. Hij zei immers: “Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 19:14).
Namens de gemeente biedt de voorgaande broeder het kind aan de Heere aan, opdat Deze Zijn heil en Zijn heerlijkheid in het kind zal openbaren. Daarom zegent hij het kind onder oplegging van handen in de naam van Jezus. De handoplegging voor het meedelen van meerdere geestelijke zegeningen behoort tot het fundamentele bouwstenen van de gemeente (Hebr. 6:2). Wij zijn priesters van het nieuwe verbond en mogen functioneren in de geestelijke tempel. Wij zijn zeker geroepen tot het gebruiken van handoplegging om te zegenen, zowel in de privésfeer als in het midden van de gemeente. Wanneer wij pasgeboren kinderen zegenen, heeft het de voorkeur dit te doen in een gemeentesamenkomst waar het huisgezin van God bijeengekomen is.
Taak van de ouders
Voor de ouders wordt om Gods wijsheid in de opvoeding gebeden. Daarna wordt het kind aan de ouders teruggegeven dat zij als het ware in bruikleen van de Heere hebben ontvangen. De ouders zullen het kind leiden, beschermen en heiligen zullen, totdat het zelf tot de ‘jaren van onderscheid’ komt. Bij het opgroeien komt “eerst het natuurlijke en dan het geestelijke” (vergelijk 1 Korinthiërs 15:46). Dan kan de jong volwassene zich persoonlijk tot de Heere bekeren en wedergeboren worden. In de doop in water wordt symbolisch het begraven van de oude mens en het met Christus opstaan als vernieuwde mens getoond. Door zich in gehoorzaamheid te laten dopen en daarna deel te nemen aan het avondmaal kan en zal het kind van God getuigen, dat het ingevoegd is in het lichaam van Christus. Er is dan sprake van het krijgen van een zelfstandige plaats en verantwoordelijkheid in de gemeente, onafhankelijk van de ouders.
Er rust op de ouders een enorme taak om hun kind(eren) op te voeden in de vreze des Heeren (Deuteronomium 6:6-7). De gemeente ziet zich als huisgezin Gods medeverantwoordelijk voor het wel en wee van de opgedragen kleine. De ouders kunnen te allen tijde een beroep op de oudsten en de broeders en zusters doen. Naast de ouders staat de gemeente mede op de bres voor de kinderen van de gelovigen, die geroepen zijn om de zaligheid te beërven.
Dienende engelen
In de onzichtbare wereld geeft de Heere het kind heilige engelen tot bescherming. “Want Ik zeg u, dat hun engelen altijd het aangezicht zien van Mijn Vader, die in de hemelen is” (Mattheüs 18:10). Deze engelen toch zijn “allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die de zaligheid zullen beërven” (Hebreeën 1:14). Waar ouders hun kinderen niet direct kunnen begeleiden, kunnen zij wel bidden om een engelenwacht.
Op het terrein van het geestelijke huis van God
Zoals bij het bouwen van een huis al een stapel stenen klaar staat om ingevoegd te worden, zo liggen de kinderen van gelovige ouders als toekomstige, levende stenen (1 Petrus 2:5) gereed in de directe nabijheid van de geestelijke tempel van God, dat is de gemeente. Dit sluit natuurlijk het aanbrengen van andere stenen niet uit. Want die komen uit alle vier windstreken voor de bouw van de tempel van God in de Geest (Efeze 2:21-22). De gemeente van Jezus Christus draagt niet alleen zorg voor haar eigen kinderen, maar zij is ook evangelisatie- en zendingsgemeente. Zij is zich bewust van haar wereldwijde roeping en visie. Daarom is de gemeente geen volks- of familiekerk die slechts gebaseerd is op de natuurlijke bloedbanden.
Geheiligd in de in Christus gelovende ouders
Al in het oude verbond zien wij tot een bepaalde hoogte voorbeelden van geheiligde kinderen. Als kind groeide Mozes op in Egypte, aan het meest occulte hof van de wereld en hij bleef onbesmet. Hij was geheiligd in zijn ouders, Amram en Jochebed. Later sprak de Heere uit het brandende braambos tot hem: “Ik ben de God van uw vader…” (Exodus 3:6). Mozes was één met het volk van God, een beeld van de gemeente (Hebreeën 11:25). Samuël kwam in de onreine priesteromgeving van Hofni en Pinehas. Hij was echter geheiligd in zijn moeder Hanna door de gelofte in het huis des Heren uitgesproken (1 Samuël 1:26-28; 1 Sam. 2:20-21,26). Job offerde voor zijn kinderen en heiligde hen (Job 1:4-5). Jezus was geheiligd in zijn eigen Vader, die Hem op bijzondere wijze beschermde en bewaarde (Johannes 10:36) en op aarde was Hij zijn moeder en pleegvader onderdanig (Lukas 2:51).
Onze kinderen zijn niet onrein, maar heilig in de gelovige ouder(s) (1 Korinthiërs 7:14), dat wil zeggen: zij zijn apart gesteld en afgezonderd van de boze en de wereld (vergelijk Johannes 17:15). Uit de mond van jonge kinderen en zuigelingen heeft God lof bereid (Mattheüs 21:16; vergelijk Psalm 8:3). Kleine kinderen hebben nog niet gezondigd en hebben nog geen besef van goed en kwaad (Deuteronomium 1:39; Jona 4:11; Rom. 9:11a). Toch zullen ook zij als ieder mens spoedig de ernstige gevolgen van de zondeval ondervinden, zoals we lezen in Genesis 8:21: “de gedachtenspinsels van het hart van de mens zijn immers slecht van zijn jeugd aan.”
Wat houdt dit heiligen verder in? Wij heiligen ons voor onze kinderen, zoals de Heere dit voor ons deed: “Zoals U Mij in de wereld gezonden hebt, heb Ik ook hen in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid” (Joh. 17:18-19). Het heil stroomt van de gelovige naar de ongelovige en de zegen van de in Christus gelovende ouders naar het kind dat in hen geheiligd en beschermd is. In een christelijk gezin komt het kind in de invloedssfeer van het evangelie terecht en dat is een enorm voorrecht. In het gebed zullen de ouders de kinderen geestelijk omtuinen, opdat zij bewaard blijven voor de Heere. Onze kinderen zullen merken dat zij gelovige ouders hebben, die tot een gemeente behoren die bidt en strijdt. De Heere geeft de ouders een geweldige verantwoordelijkheid om hun kinderen, die met hen in deze wereld zijn, voor de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten (Efeze 6:12) te bewaren en te heiligen. Om deze taak te vervullen geeft de Heere hun kracht en wijsheid door de Heilige Geest, die in hen woont. Door de geestelijke gaven rust Hij de ouders toe en maakt hen bekwaam voor hun taak.
Gehoorzaamheid
Gods Woord legt ook een verplichting op het kind. Dit moet aan zijn ouders gehoorzamen, want een ongehoorzaam kind is als een schip dat zonder roer ronddobbert. Als een ouder in het natuurlijke leven het kind van jongs af aan gehoorzaamheid leert, zal dit ook later in het geestelijke leven gehoorzaamheid leren aan de Heere.
Een kind dat zijn gelovige ouders ongehoorzaam is, kan nooit aan God gehoorzaam zijn. “Want opstandigheid (weerspannigheid, rebellie) is een zonde van waarzeggerij (toverij) en tegenstreven (ongezeglijkheid) is afgoderij en beeldendienst (dienen van terafim)” (1 Samuël 15:23). Als een kind niet aan zijn gelovige ouders gehoorzaamt, is het dus met een andere geest verbonden, die het ook in de verkeerde richting van de Heere af leidt.
Daarom is het uiterst belangrijk om het kind ook in zijn natuurlijke leven aan gehoorzaamheid te wennen. Daarbij geldt: “Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist” (Efeze 6:1). Een vader en moeder, die door de Heilige Geest geleid worden, zullen van God de kracht en de wijsheid, waarin zij tekort schieten, ontvangen als zij er in geloof om bidden (Jakobus 1:5). Zo ontvangen zij in afhankelijkheid van God de wijsheid om kind zonder pressie of geweld te leiden tot gehoorzaamheid. Zij verlangen, waar mogelijk, hun kind in het spoor van God te houden tot verheerlijking van de naam van Jezus. Daarbij geldt de machtige belofte dat het nakroost zal delen in de zegen van de man (of vrouw) die de Heere vreest (Psalm 112:1-2; Spreuken 20:7; Jesaja 59:21).
Eigen verantwoordelijkheid
Wanneer kinderen 18+ zijn, vallen zij niet meer onder de directe verantwoordelijkheid van de ouders, dat wil zeggen: volgens de Nederlandse wet zijn zij dan volwassen. Natuurlijk zullen zij zolang zij thuis wonen zich houden aan de belangrijkste huisregels van de ouders. Voortaan maken zij echter zelfstandig hun eigen keuzes zowel op maatschappelijk als op geestelijk gebied, al kunnen zij altijd als ze dat wensen aan hun ouders om raad vragen. Voor de ouders en voor de gemeente is het een vreugde als 18-plussers persoonlijk en bewust voor Jezus als Heer van hun leven hebben gekozen, Hem in de praktijk willen volgen en gaan functioneren in een levende gemeente. Nemen zij andere beslissingen, dan zullen ouders deze moeten respecteren. In aanhoudend gebed blijven ouders op de bres staan voor hun kinderen.
Jildert de Boer
Geef een reactie