Staat Israël nog steeds centraal in Gods handelen?

Staat Israël nog steeds centraal in Gods handelen?

 In Uitdaging van december 2016 stond een pagina die aangeboden werd door Christenen voor Israël, geschreven door ds. Oscar Lohuis. Christenen voor Israël staat bij menigeen bekend om haar eenzijdige visie op Israël. In het onderstaande artikel plaats ik kritische kanttekeningen bij het artikel van Oscar Lohuis, hoewel ik niet aan zijn goede intenties twijfel.

Het wordt tijd dat in de heersende stroom van Israël-publicaties ook ruimte wordt gegeven aan een ander geluid. Daarbij moge het duidelijk zijn dat ik uitga van de Bijbel en de centrale positie van Jezus Christus in het eeuwig voornemen van God.

De titel van het stuk van broeder Lohuis luidt: ‘Niet de Joden naar de kerk, maar wij naar hen’. Daarin schuilt een halve waarheid. Elke oprechte christen verlangt ernaar dat ook Joden tot Christus komen. Dat zij daarbij lid worden van de Gemeente van Jezus Christus ligt zonder meer in het verlengde daarvan.

 DOOR: JILDERT DE BOER

Eén of twee volken van God?

Als je de overtuiging hebt dat Joden – net als ieder ander mens – tot Christus moeten komen, vindt Oscar Lohuis dat discutabel, want “zeg je daarmee niet ook dat wij, die geloven in Jezus Christus, het enige volk van God in deze wereld zijn? Is dat in feite niet hetzelfde als wat de vervangingstheologie zegt?”

In zijn artikel breekt Lohuis subtiel een lans voor de gedachte dat er vandaag de dag twee volken van God zouden zijn: de Gemeente van Jezus Christus en het volk Israël. Dit nu is een on-Bijbelse zaak. Is er in de Bijbel een in twee delen opgesplitst plan van God: het ene voor de Joden en het andere voor de heidenen? Neen. Het volk van God in het nieuwe verbond bestaat enkel uit hen die in Christus zijn, of zij nu Joden of heidenen zijn: dat maakt geen verschil. Een volk buiten Jezus Christus om kan er geen aanspraak op maken volk van God te zijn. Israël zonder Christus is daarom niet het volk van God.

Het artikel merkt echter op: “alsof de Gemeente, het Lichaam van Christus, het enige kanaal is waardoor Gods zegen deze wereld instroomt.” Daarmee suggereert de auteur dat er een tweede kanaal of heilsorgaan is: Israël, naast de Gemeente of wellicht zelfs in mindering op de Gemeente. De Bijbel zegt: “opdat thans door middel van de gemeente…” (Ef. 3:10) en ziet Israël als voorbeeld en waarschuwing voor ons (de Gemeente) over wie het einde der eeuwen gekomen is (1 Kor. 10:11).

Anders is er sprake van vervangingstheologie, meent Oscar Lohuis, een term die Christenen voor Israël als ‘vloeken in de kerk’ beschouwt. Toch sprak Jezus: “Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt” (Matth. 21:43). Het Koninkrijk van God is weggenomen van het Joodse volk als geheel en gegeven aan de Gemeente die bestaat uit ieder die (in Christus) gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek (heiden) (Rom. 1:16). Het grote, Babylonische christendom heeft evenmin de vruchten opgeleverd, maar in een gemeente van Christus die hemels gezind naar de Geest leeft, is dat mogelijk.

Toch is het begrip vervangingsleer hoogst ongelukkig. In Romeinen 11 is er geen sprake van twee olijfbomen, maar slechts van één olijfboom. Daaruit zijn takken weggebroken (Joden), maar ook takken in de boom gebleven (het gelovige overblijfsel uit de Joden naar de verkiezing der genade, volgens Rom. 11:5; Rom. 9:27). Daartussen zijn de heidenen als wilde loten geënt (Rom. 11:17-19). Dat zou ik daarom de ‘tussenentingsleer’ willen noemen. Het Joodse volk is niet verstoten, weggedaan of afgeschreven bij God, maar het blijft altijd mogelijk dat zij weer geënt worden, wanneer (voorwaarde!) zij niet blijven bij hun ongeloof. God is immers bij machte hen opnieuw te enten (Rom. 11:23). Hier past ons geen hoogmoedige houding tegenover Israël. Immers ook de heidenen kunnen door niet bij de goedertierenheid van God te blijven weggekapt worden uit de edele olijfboom (Rom. 11:20-22).

De wortel

Ik beaam de zin van Oscar Lohuis waar hij zegt: ”Het leven in de olijfboom komt ten diepste uit de wortel.” Inderdaad, wij hebben het eeuwige leven te danken aan het deel krijgen aan de saprijke wortel van de olijf. Wie is die wortel? De Bijbel spreekt over de wortel van Isaï (Rom. 15:12; Jes. 11:1,10) en de wortel van David (Openb. 5:5 en 22:16). Het is duidelijk: die wortel is Jezus Christus.

Lohuis stelt echter: “de wortel en de edele olijfboom staan voor de beloften, de zegeningen en het leven dat God aan Israël heeft geschonken en door Israël aan de hele wereld wil schenken.”

Gaat het om Israël of om Christus? Velen spreken erover dat wij als christenen onze ‘Joodse wortels’ moeten ontdekken. Paulus sprak daar nooit over. Hij zat niet in het ‘Joodse leerhuis’, maar poogde de Joden te overtuigen ten opzichte van Jezus (Hand. 28:23-24). Apollos bestreed de Joden onvermoeid in het openbaar en bewees uit de Schriften dat Jezus de Christus is (Hand. 18:28). Dat is een heel andere houding dan christenen doen die zich associëren met de Joodse godsdienst.

Hartstochtelijk schrijft Paulus: “Broeders, de begeerte van mijn hart en mijn gebed over hun behoud gaan tot God uit” (Rom. 10:1). Hij had een grote smart en een voortdurend hartzeer en wenste wel van Christus verbannen te zijn ten behoeve van zijn broeders, zijn verwanten naar het vlees (Rom. 9:2-3). Wat een bewogenheid: hij wilde zo mogelijk de naijver van zijn vlees (en bloed) opwekken en enigen uit hen behouden (Rom. 11:14).

In het boek Handelingen zien wij hoe de apostelen eerst het evangelie aan de Joden moeten brengen, om vervolgens naar de heidenen te gaan. Paulus deed het zo in de praktijk: “Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus” (Hand. 20:21). Als bepaalde christenen van mening zijn dat het evangelie niet aan Joden verkondigd moet worden, slaan zij in het licht van deze tekst de plank finaal mis.

Het zaad van Abraham

Wanneer wij teruggaan naar de stamvader van het volk Israël komen we uit bij Abraham. Uit Abraham, Izaäk en Jacob, die de naam Israël kreeg (Gen. 32:28), is het volk Israël ontstaan, een door God uitverkoren volk. Israël had de taak om een zegen te worden voor de volken en uit hun nageslacht zou de Messias geboren worden.

Het zaad van Abraham is Christus (Gal. 3:16). Abraham is de vader van vele volken, een vader van de besneden en onbesneden gelovigen (Rom. 4:11-12,16-17). Wanneer zijn mensen zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen? Paulus beantwoordt deze vraag zonneklaar: “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham en naar de belofte erfgenamen” (Gal. 3:29). Tijdens zijn leven kwam Jezus Joden tegen die zich erop beriepen Abrahams nageslacht te zijn (Joh. 8:33,37-38). Zij meenden te kunnen zeggen: “Wij hebben één Vader, God” (Joh. 8:41). Jezus zeide tot hen: “Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik ben van God uitgegaan en gekomen; want ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden” (Joh. 8:42, vergelijk ook vers 54 en 55).

In tegenstelling hiermee horen we in onze tijd regelmatig christenen zeggen dat de orthodoxe Joden dezelfde God als Vader hebben dan wij. De Bijbel zegt: “Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft” (Joh. 5:23b) en: “Een ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader” (1 Joh. 2:23). Onze Vader is echter in het nieuwe verbond slechts bereikbaar via de ene Middelaar (1 Tim. 2:5), Zijn Zoon, Jezus Christus die gezegd heeft: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6).

De Joden dienen over het algemeen niet de Vader van Jezus Christus. Joden en Arabieren staan op één lijn en het tegenwoordige Jeruzalem is met zijn kinderen in slavernij. Hun godsdienst staat buiten Jezus Christus. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij en dat is onze moeder. Daartoe behoort elke Jood en elke heiden die naar de geest verwekt is, die in Christus Jezus is (Gal. 4:21-31).

Het heil is in Christus

“De wortel draagt ons” (Rom. 11:18) zei Paulus. “Het heil is uit de Joden” sprak Jezus (Joh. 4:22). Die wortel is ten diepste de Christus die uit de Joden is wat het vlees betreft (Rom. 9:5). Het heil is daarom uit, maar niet van de Joden. Het heil is bedoeld voor alle volken. God wil Zijn heil in Christus schenken. De Here geeft heil in het gelovig aanvaarden van Jezus Christus door het geloof. Dat is niet aan een natie gebonden. Paulus schrijft: “Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer” (2 Kor. 5:16b). Met andere woorden: wij kennen Christus nu naar de geest en in het Koninkrijk van God is aardse afstamming niet van belang. Het is nu wezenlijk of je een burger bent van een rijk in de hemelen (Fil. 3:20). Daarom vervolgt hij: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping, het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 5:17).

In Joh. 4:20-24 zien we dat God de waarachtige aanbidders zoekt die Hem aanbidden in geest en in waarheid. Niet langer is de focus gericht op zichtbare plaatsen als Jeruzalem of Gerizim om te aanbidden. Het nieuwe verbond kent geen heilige plaatsen, steden of gebouwen meer om te aanbidden, maar gebed kan overal plaatsvinden. Gods huis is nu geen gebouw meer, maar het bestaat uit de gelovigen Zelf.

Lohuis gebruikt de oudtestamentische uitdrukking: “Hij is immers de God van Israël.” In Jes. 54:5 staat: “Want uw man is uw maker, Here der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden.” God heeft alle volken op het oog. De zendingsopdracht reikt tot het uiterste der aarde. In het vrederijk is er hoop voor de volken en zelfs op de nieuwe aarde is er genezing voor de volken (Openb. 22:2).

Met wie sloot God het nieuwe verbond?

Ds. Lohuis schrijft: “Wij hebben toegang gekregen tot het nieuwe verbond dat God met Israël gesloten heeft.” Is dat zo? Jezus en Paulus zeggen over het nieuwe verbond: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis” (1 Kor. 11:25; Luk. 22:20). Wie hebben er deel aan het nieuwe verbond? Zij die deel gekregen hebben aan de vergeving van zonden en de reiniging in het bloed van Christus. Jezus spreekt over het bloed van Mijn verbond (Matth. 26:28; Marc. 14:24).

In Hebr. 8:6-13 wordt gesproken over een nieuw verbond voor het huis Israëls en het huis Juda. Kenmerkend daarin is dat God de wetten in hun verstand legt en in hun hart legt (een aanhaling van Jer. 31:31-34). Het gaat hier om een nieuw verbond met Juda (het gelovige deel der Joden) en met Israël, dat wil zeggen de Efraïmvolken (uit de tien stammen), die model staan voor de heidenen. Steeds weer draait het niet om het vleselijke Israël, maar om het Israël van God. Wie behoort daartoe? “Niet hij is een Jood die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis, wat uiterlijk aan het vlees geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgene is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God” (Rom. 2:28-29). “Want niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël” (Rom. 9:6). Anders gezegd: het etnische of nationale Israël is niet het geestelijke Israël.

Voor wie de beloften zijn

Volgens br. Lohuis “rusten er nog veel beloften op het volk Israël die vervuld gaan worden, opdat heel de wereld gezegend zal gaan worden. Sommige van die beloften gaan voor onze ogen in vervulling… De vervulling van die beloften zal niet buiten Israël omgaan.”

Veeleer zal de vervulling van Gods beloften niet buiten Jezus Christus omgaan! Er zijn alleen beloften voor hen die in Christus Jezus zijn. “Want hoevele beloften van God er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen tot eer van God door ons” (2 Kor. 1:20).

Hoe zit het met de profetieën die gegeven zijn in het oude verbond? Dan moeten we erop letten hoe Petrus deze betrekt op Christus en de Gemeente. “Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard dat zij niet zichzelf dienden, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan” (1 Petr. 1:10-12).

Paulus past de profetische beloften uit Hosea 1:10 en Hos. 2:22 als volgt toe: “En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen” (Rom. 9:24-26). Vele christenen zijn ervan overtuigd dat de terugkeer van een natuurlijk volk Israël in Palestina een vervulling is van bijbelse profetie. In Deut. 30 wordt bekering tot God duidelijk vermeld als voorwaarde voor terugkeer. “En wanneer gij u dan tot de Here uw God, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebiedt, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel – dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u ontfermen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verstrooid heeft” (Deut. 30:2-3,10).

Noch in 1948, noch in 1967 of later is er van bekering sprake geweest. Het huidige Israël is een seculiere staat en van de bevolking is ongeveer 70 % atheïst. Natuurlijk zijn wij blij als Messias belijdende Joden en christen-Palestijnen elkaar in Christus vinden en op die manier één kunnen zijn!

Ten slotte

Oscar Lohuis doet de oproep: “Laten wij daarom Israël steunen, helpen en voor ze bidden, in tegenstelling tot wat de rest van de wereld doet. Op die manier zijn we betere getuigen dan wanneer we Israël willen bekeren tot de kerk.” In Efeze 2:14-22 zien we dat de tussenmuur, die scheiding maakte tussen Jood en heiden, in Christus is weggebroken en dat de twee tot één zijn gemaakt in de geestelijke tempel, dat is de Gemeente.

Wie zijn eerste, afzonderlijke visie op Israël heeft naast een tweede visie op de Gemeente van Christus richt de tussenmuur – de scheiding tussen Jood en heiden – weer op. Israël zonder Christus is Gods volk niet en daarom hebben individuele Joden bekering tot God en geloof in Zijn Zoon Jezus Christus nodig.

Wat bedoelt men met “bidt Jeruzalem vrede toe?” (Ps. 122:6). Gaat het dan om een aardse politieke vrede of wenst men dat Israël vrede met God vindt door het geloof in Jezus Christus? Sommige christenen hebben het op hun hart om Israël te helpen en te steunen, dat is prima. Als men maar niet denkt dat men daarmee een geestelijker werk verricht dan wanneer men een willekeurig ander volk, dat het moeilijk heeft, steunt.

Israël heeft niet meer de uitverkoren positie die het ten tijde van het oude verbond had, want in het nieuwe verbond zijn wij in Hem (Jezus Christus) uitverkoren (Ef. 1:4). Wie zich bij Hem, de Uitverkorene voegt, is uitverkoren. Dit heil is niet langer expliciet voor Israël, maar ook voor ons. Nu geldt: “Maakt alle volken tot Mijn discipelen” (Matth. 28:19).

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *