Welk beeld hebben wij van de toorn van God?

Stuurt God mensen naar de hel?

Veelal heeft men een verkeerd beeld van de toorn van God en wordt dit uitgelegd als een kwade God, die mensen heeft voorbestemd tot de hel, terwijl de Bijbel leert dat het eeuwige vuur voor de duivel en zijn engelen bereid is (Matt. 25:41). Mensen komen daar pas terecht als zij willens en wetens de machten der duisternis dienen en zich aan hen vasthechten. Dan hebben de mensen de duisternis liever gehad, dan het licht (Joh. 3:19). God wil echter dat de wereld door Zijn zoon behouden worde (Joh. 3:17-21, vergelijk 1 Tim. 2:4 en 2 Petr. 3:9).

Wie in de poel van vuur komen

In de poel des vuurs komen dus terecht “al wat tot zonde verleidt” (de boze geesten) en “hen die de ongerechtigheid bedrijven” (mensen) (Matt. 13:41-42). Als God zit op de grote witte troon, dan staat er dat aarde en hemel – mensen en machten der duisternis – vluchtten en dat voor hen geen plaats werd gevonden (Openb. 20:11). Zij kunnen Gods licht en Zijn heiligheid niet verdragen en zo komen zij in de buitenste duisternis terecht.

Oordelen wil zeggen: scheiding maken

Het oordeel begint bij het huis van God (1 Petr. 4:17), want “indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen” (1 Kor.11:31). Wij krijgen dus NU oordeel – stukje bij beetje licht, erkenning, reiniging en scheiding. “Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd (= opgevoed), OPDAT WIJ NIET MET DE WERELD ZOUDEN VEROORDEELD WORDEN” (1 Kor. 11:32). Dat geeft ernst in onze wandel, om niet te zondigen, maar ons zelf te beoordelen en te erkennen waar we reiniging (in het bloed van Jezus) en/of bevrijding (=scheiding maken met de machten der duisternis) nodig hebben.

Het criterium van barmhartigheid als mensen het evangelie niet gehoord hebben

“Barmhartigheid roemt (echter) TEGEN het oordeel” (Jak.3:13b), zoals duidelijk wordt bij het oordeel over de volken (niet over de gemeente!) in Matt. 25:31-46, waar het criterium is, of zij wel of geen barmhartigheid bewezen hebben. Dan kan blijken: “Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus” (Rom. 2:14-16).

De toorn van God houdt in: overgegeven worden aan de machten der duisternis

In Romeinen 1:18 staat als een sleutelvers over dit onderwerp: “Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden”. De toorn van God wil zeggen: God wendt zijn aangezicht af. Hij zal Zijn aangezicht niet van u afwenden, indien gij u bekeert, want genadig en barmhartig is Uw God (2 Kron. 30:9). Iets anders uitgedrukt kan de toorn van God zijn: “Hij verbergt zijn aangezicht” (Ps. 13:2). Het gevolg is dat de mensenovergegeven en prijsgegeven worden aan de machten der duisternis, die zij dienen door hun ongehoorzaamheid. “God heeft hen overgegeven…” lezen we driemaal heel typerend in Rom. 1:24,26,28. In het Oude Verbond zien we: “God liet hen gaan in de verstoktheid van hun harten, zodat zij in hun eigen raadslagen wandelden” (Ps. 81:12-13).

Er was sprake van afgoderij waarbij de onvergankelijke God vervangen werd door het schepsel (Rom. 1:22-23) en vanuit 1 Kor. 10:20 zien wij dat achter afgoden boze geesten actief zijn en “Ik wil niet dat gij in gemeenschap komt met boze geesten”. In Jona 2:8 staat: “zij die nietige afgoden (lees: boze geesten) dienen, geven Hem prijs, die hun goedertieren is”.

Andere voorbeelden zijn onder andere: “God keerde Zich af en gaf hen over, om het heer des hemels te vereren” (Hand. 7:42). De wandel van de mens komt op diens eigen hoofd terug: dat is een wet in de geestelijke wereld – ten goede of ten kwade (Ezech.18). “Te dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en vele rampen en benauwdheden hen treffen” (Deut. 31:17). Dat laatste is weer het gevolg als de mensen gemeenschap hebben met vreemde goden, waarachter immers demonen schuilgaan (1 Kor. 10:19-21), door deze overspelig te dienen (Deut. 31:16).

Als God Zijn aangezicht verbergt (bijv. Deut. 32:15-20), dan krijgen de boze geesten hun invloed, in beelden gesproken: de tanden der wilde dieren en het venijn van wat schuifelt in het stof (Deut. 32:24). We zien hier bekende beelden voor satan als de “brullende leeuw” en “de slang”, even verder ook genoemd als wijn van de verkeerde wijnstok: “slangenvenijn” en “addergif” (Deut. 32:32-35).

Gods toorn is dus dat Hij Zijn hand en bescherming terugtrekt, waardoor de vijandelijke machten vrij spel krijgen. In 1 Petr. 3:12 lezen we: “Want de ogen des Heren zijn OP de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is TEGEN hen, die het kwade doen”. Hij wendt Zich dus van hen af.

In Ps. 78:49 zien we dat Zijn brandende toorn gevormd wordt door een schare verderfengelen (vergelijk Hebr.11:28). In Job 9:13 komen we hetzelfde principe tegen: “God weerhoudt Zijn toorn niet, onder Hem kromden zich de helpers van Rahab”. We vinden dit ook in Job 26:12-13: “Hij stilde de zee door Zijn kracht en verpletterde Rahab door Zijn beleid. Door Zijn adem werd de hemel helder. Zijn hand doorboorde de snelle slang”. Vanwege de betekenis wordt de zeedraak Rahab (vergelijk de Leviathan) met hoogmoed, arrogantie en trots geassocieerd en in Jes. 30:7 met Egypte vereenzelvigd, vergelijk ook zeemonster (Rahab) in Ezech. 32:2.

In Jes. 10:5 wordt gezegd: “Wee Assur, die de roede van Mijn toorn is en in welks hand Mijn gramschap is als een stok”. In 2 Kron. 12:1-7 spreekt de profeet Semaja tegen koning Rechabeam en de oversten van Juda: “Zo zegt de Here: gij hebt Mij verlaten, nu heb Ik ook u verlaten en gegeven in de macht van Sisak. Hierop verootmoedigden zich de oversten van Israël en de koning en zij zeiden: De Here is rechtvaardig. Toen de Here zag, dat zij zich verootmoedigd hadden, kwam het woord des Heren tot Semaja: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verdelgen, maar hun spoedig uitredding geven, zodat Mijn toorn zich niet over Jeruzalem zal uitstorten door de hand van Sisak”. In Hos. 5:4-6 staat over de ontrouw van Israël: “Hun daden gedogen niet, dat zij zich bekeren tot hun God. Want een geest van ontucht woont in hem, en de Here kennen zij niet. De hoogmoed van Israël getuigt tegen hem. Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen. Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen!

Nog een bekend vers over de toorn van God is: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon van God ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3:36). Hij wordt overgegeven aan de machten der duisternis die hij geestelijk dient (Ef. 2:2) en die hem het loon uitbetalen dat de zonde (niet: God!) geeft, namelijk de dood (Rom. 6:23).

In 2 Tess. 2:9-12 lezen we in verband met de antichrist: “Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid”. In de parafrasevertaling van Het Boek staat hier: “Omdat zij niet van de waarheid houden, laat God hen met hun hele hart in leugens geloven”. Met andere woorden: God geeft hen over aan leugengeesten (1 Kon. 22:23; Ezech. 14:9). Het is een geestelijke wetmatigheid: als je de liefde tot de waarheid niet aanvaardt, dan kom je terecht in ongerechtigheid en geeft God je prijs aan de leugen, geïnspireerd door de vader der leugen.

Voor de gelovigen geldt: “God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid door onze Here Jezus Christus” (1 Thess.5:9). Ook het Oude Verbond geeft al aan: “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden” (Ps.103:10).

Tenslotte merken we op dat in het Oude Testament 2 Sam. 24:1 aangeeft: “De toorn des Heren ontbrandde weer tegen Israël; Hij zette David tegen hen op en zeide: Ga, tel Israël en Juda”. Deze volkstelling door David bleek echter zonde te zijn, waartoe God hem nooit kan hebben aangezet: “Maar David had wroeging, nadat hij het volk geteld had, en David zeide tot de Here: Ik heb zwaar gezondigd, doordat ik dit gedaan heb; nu dan, Here, doe toch de ongerechtigheid van uw knecht weg, want ik heb zeer dwaas gehandeld” (2 Sam. 24:10). De latere schrijver van Kronieken blijkt een beter, scherper inzicht te hebben in de achtergrond van deze geschiedenis. In 1 Kron. 21:1-2 lezen we namelijk: “Satankeerde zich tegen Israël en zette David aan, Israël te tellen. Toen zeide David tot Joab en tot de oversten van het volk: Gaat Israël tellen van Berseba tot Dan, en breng mij de uitslag, opdat ik het getal wete”. David wilde weten hoe groot zijn macht was en dit was kwaad in de ogen des Heren. Opnieuw zien we hier dat de toorn van God inhoudt: een door ongehoorzaamheid overgegeven worden aan de macht van satan. God staat buiten het kwade!

De tweede betekenis van toorn is: verdriet, leed, smart, een goddelijke eigenschap

In de dikke Van Dale staat voor ‘toorn’ aan het eind van veel menselijke toorn in de vorm van boosheid als tweede betekenis vermeldt: verdriet, leed. Hier zien wij een goddelijke eigenschap. Het smart God in Zijn hart als een mens in ongehoorzaamheid de verkeerde weg opgaat. God kan dan aan zo’n mens Zijn goedheid niet meer kwijt. Wanneer iemand een verkeerde keuze maakt en van de weg die God aanwijst blijft afwijken, dan kan God met zo’n mens geen gemeenschap meer hebben. Zo’n mens is overgegeven aan de boze die hem of haar in de duisternis leidt.

Zoals iemand eens zo mooi zei: “Gods toorn is dat Hij lijdend loslaat, wie kiest voor eigen wil en weg, de tegenstander tegemoet gaat, die hem misleidt naar heg en steg”. Laten wij gehoorzaam blijven aan Gods Woord, zodat wij trouw blijven wandelen in het licht van Gods goede Geest. Op die manier worden wij onttrokken aan de zonde en de toorn die het gevolg daarvan is!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *