Zal de opname van de gemeente voor de grote verdrukking plaatsvinden?
ZAL DE OPNAME VAN DE GEMEENTE VOOR DE GROTE VERDRUKKING PLAATSVINDEN?
Ontstaan van de idee van de opname voor de grote verdrukking
In 1830 had de vijftienjarige Margareth MacDonald in Schotland een visioen waarin zij zag dat de Gemeente zou worden opgenomen van de aarde voor de grote verdrukking. Het is John Nelson Darby geweest – grondlegger van de Vergadering van Gelovigen – die de gedachte van de ‘pre-tribulational rapture’ (opname vóór de grote verdrukking) verder ontwikkelde en nader onderbouwde. In die visie kreeg het natuurlijke volk Israël de hoofdrol toebedeeld in de eindtijdvisie, uiteraard met reductie op de Gemeente die een ‘ontsnappingsclausule’ zou krijgen om niet door de grote verdrukking heen te hoeven. De verbreiding van deze opnamevisie nam een hoge vlucht, vooral in de Vergadering van gelovigen en de Maranathabeweging al is zij – voor zover wij weten – nauwelijks eerder dan in 1830 eerder naar voren is gebracht. Ook in grote delen van de Pinksterbeweging en in de evangelische wereld werd de eindtijdvisie van de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking min of meer klakkeloos overgenomen. Wij weten dat de belangrijkste voorloper van de Katholiek Apostolische beweging, Edward Irving, op het punt van de opname (= rapture) VOOR de grote verdrukking verwantschap had met John Nelson Darby, de pionier van de Broederbeweging. Irving en Darby verschilden uiteraard van inzicht dat de laatstgenoemde niet geloofde in de actuele werking van Geestesgaven. Vanwege de bedelingenleer of het dispensationalisme geloofde Darby niet in de hedendaagse werking van gaven als het spreken in andere talen, profetie en genezing.
Bedelingenleer
Grote verspreiding kreeg de bedelingenleer (het verdelen van de heilsgeschiedenis in zeven dispensaties) bovenal door de Scofield Reference Bible met haar voetnoten. Welke zeven bedelingen onderscheidt men doorgaans?
- De bedeling van de onschuld
- De bedeling van het geweten
- De bedeling van menselijke regering of menselijk gezag
- De bedeling van de belofte
- De bedeling van de wet
- De bedeling van de genade
- De bedeling van het Koninkrijk
Volgens de bedelingenleer zijn bepaalde sommige Geestesgaven als profetie, genezing en spreken in andere talen niet meer aanwezig in de huidige bedeling van genade. Zij zouden tot het verleden behoren. De Bijbel leert dat profetieën afgedaan zullen hebben, tongen zij zullen verstommen en kennis, zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen (= ten dele) is ons profeteren (1 Kor. 13:8-9). Maar wanneer is dat het geval? Als het volmaakte is gekomen en wij ten volle kennen, zoals wij zelf gekend zijn (1 Kor. 13:10-12). Dat is niet bij het tot stand komen van de canon van Bijbelboeken, maar bij de komst van Christus in heerlijkheid en de openbaring van de zonen van God.
Volgens de bedelingenleer is er een splitsing tussen het evangelie van het Koninkrijk en het evangelie van de genade, terwijl Paulus juist beide in één adem noemt (Hand. 20:24-25). Toen Israël het aangeboden evangelie van het Koninkrijk verwierp tijdens Jezus’ leven en de Handelingenperiode, heeft God het evangelie van de genade voor de heidenen ingelast. In de bedelingenvisie heeft God het Koninkrijk voor Israël uitgesteld en komt dit opnieuw voor hen aan bod in het vrederijk van duizend jaren. De bedelingenleer stelt in feite dat God een plan A met Israël heeft en toen dit afgewezen werd, heeft God een plan B met de Gemeente er tussengeschoven (volgens de bedelingenleer was het geheimenis van de Gemeente in de bedeling van genade zelfs niet bekend bij de oudtestamentische profeten, een opvatting die discutabel is). God was er evenwel al van meet af aan op bedacht geweest om ook een volk voor Zijn naam uit de heidenen te vergaderen (Hand. 15:14). In Rom. 9:23-24 gaat het over de voorwerpen van ontferming die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid en DAT ZIJN WIJ, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.
Kan Jezus vannacht komen?
Kenmerkend in de gedachtegang van de opname vóór de grote verdrukking is onder andere dat men gelooft dat ‘Jezus vannacht kan komen’, met andere woorden: dat niets Zijn (geheime) wederkomstkomst in de lucht (naar 1 Thess. 4:13-18) voor de gelovigen nog in de weg zou staan… Dit wordt ook wel de ‘Maranathaleer’ genoemd. Deze wordt nadrukkelijk onderscheiden van de tweede wederkomst zeven jaren later na de grote verdrukking, waarbij Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg (naar Zach. 14:4).
Er hoeft volgens deze visie niets noodzakelijk eerst nog plaats te vinden. De opname of wegvoering kan daarom elk moment gebeuren: in een oogwenk, in een ondeelbaar ogenblik of in een punt des tijds.
Of is het zo dat er nog meerdere zaken moeten plaatsgrijpen voordat de terugkomst van Jezus aan de orde is? Ja, ik geloof dat zeker.
1. De late regen zal de oogst rijp maken
Een wezenlijke zaak is het volledige groeiproces van de gemeente naar de mannelijke rijpheid (Ef. 4:13). Neemt God zomaar een niet toebereide, onvolwassen gemeente van ‘onrijpe kasplantjes‘ op? Is het God niet te doen om het VOLLE koren in de aar? Slaat Hij niet pas terstond de sikkel erin als de vrucht RIJP is (Marc. 4:28-29). Het moet duidelijk zijn dat het nodig is geduld te hebben tot de komst des Heren! Zo heeft God het immers ook: “Gods molens malen langzaam, Gods molens malen fijn!” “Zie de landman wacht op de KOSTELIJKE VRUCHT des lands (of: der aarde) en heeft geduld, TOTDAT de vroege en de LATE REGEN erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij” (Jak. 5:7-8). De vrouw van het Lam zal zich moeten toebereiden en GEREED maken (Openb. 19:7-8).
Helaas heeft men in bepaalde kringen de nodige toebereiding daarvoor in het openstaan voor en ontvangen van de late regen van de Geest ontkend of terzijde geschoven. De opnameleer vóór de grote verdrukking is ontstaan in kringen die nogal anti-Pinksteren zijn.
2. Aan alle volken moet het evangelie worden gebracht
Een wezenlijk aspect van het komen tot het einddoel is de evangelieverkondiging tot aan het uiterste der aarde. Ik citeer een kerntekst in dit verband: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis van ALLE volken en DAN zal het einde (= einddoel) gekomen zijn” (Matth. 24:14).
Het evangelie van het Koninkrijk is niet een exclusief evangelie dat alleen bestemd zou zijn voor Joden, zoals de bedelingenleer meent, want Paulus onderscheidt in één adem twee facetten van het hetzelfde evangelie: het evangelie der genade Gods en de prediking van het koninkrijk (Hand. 20:24-25). Aan alle volken moet het evangelie gepredikt worden voor het einddoel daar is. Dat betekent echter niet dat alle individuele mensen het gehoord hebben.
3. Eerst moet de afval plaatsvinden
4. De antichrist moet zich openbaren
Tevens zegt de apostel: “laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want EERST moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren…” (2 Thess. 2:3). Daarvoor had hij al aangegeven: “Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak” (2 Thess. 2:1-2). Hier wordt gesproken over de afval en in combinatie daarmee de openbaring van de antichrist die vooraf moeten plaatsvinden.
We citeren ook de passage uit 2 Thess. 1:3-12 die een goed begrip geeft wat de gang van zaken is, waarbij er geen sprake is van een opname van de gemeente vóór de openbaring van de Here Jezus van de hemel: “Wij behoren God te allen tijde om u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof zeer toeneemt en u aller liefde jegens elkander sterker wordt, zodat wij over u roemen bij de gemeenten Gods vanwege uw volharding en uw geloof onder al uw vervolgingen en de verdrukkingen die gij doorstaat: een bewijs van het rechtvaardig oordeel Gods, dat gij het Koninkrijk Gods WAARDIG geacht zijt, voor hetwelk gij ook lijdt, indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de OPENBARING van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf VER van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid Zijner sterkte, wanneer Hij komt om op die dag VERHEERLIJKT te worden IN zijn heiligen (= de openbaring van de zonen Gods) en met VERBAZING aanschouwd te worden IN allen die tot geloof gekomen zijn (het beeld van Christus zal in ons getoond worden); want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u. Hiertoe bidden wij u ook te allen tijde voor u de roeping WAARDIG achte en met kracht alle welgevallen in het goede en het werk des geloofs VOLMAKE, opdat de naam van onze Here Jezus IN u verheerlijkt worde, en gij in Hem, naar de genade van onze God en van de Here Jezus Christus.”
Gods voornemen is geen rampenplan, maar een herstelplan
De voorstelling van zaken van de opname als een abrupte verdwijning uit het verkeer, wat de nodige(?) ongelukken zal veroorzaken, doet ons vreemd en bizar aan in het plan van onze goede God.
De duivel is de dief, die komt om te stelen, te slachten en te verdelgen (Joh.10:10a). Hij is de verwoester en degene die met zijn geestesmachten geweld aanricht op de aarde en als zodanig willen we hem scherp identificeren. Uiteraard maskeert en camoufleert hij zich graag achter allerlei ‘vrome’ leringen, die echter een aantasting (trachten te) vormen voor het eeuwige voornemen van God met de mens en met de gemeente van Jezus Christus.
Het herstelplan van God in en door middel van de gemeente die zonen Gods als vrucht zal opleveren ten dienste van de ganse zuchtende schepping (Rom.8:19), mag niet geloochend worden. Dit gebeurt met een ‘escapism’-actie, waarbij de gemeente van het strijdtoneel verdwenen is. Men geeft veelal aardsgerichte – volgens het natuurlijke denken beschreven – rampscenario’s, die angst en paniek zaaien en weinig hoopvolle gedachten bieden. Behalve misschien de geruststellende eindconclusie: ‘God heeft alles onder controle.’
Opname voor de grote verdrukking: de boeken van Hal Lindsey en Jenkins/La Haye
Een grote vlucht heeft deze visie gekregen door de populaire Hal Lindsey-boeken, die vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw miljoenenoplagen haalden. Ondanks naar ons begrip in menig opzicht verkeerd en een nu ook in menig opzicht door de tijd achterhaald inzicht brachten deze boeken wel veel mensen tot nadenken. Er kwamen er zelfs velen door tot bekering. De (tover)sleutel, die zijn boeken beheerst, is de leer van de opname VOOR de grote verdrukking. De Heer zou Zijn gemeente zeer onverwacht als bij toverslag weghalen van de aarde.
Dezelfde leer is aan de orde bij de populaire romanserie ‘De laatste bazuin’ van Jenkins en La Haye, die helemaal geënt is op de gedachtegang van een opname van de gemeente VOOR de grote verdrukking. Vooral door jonge mensen worden deze dramatische romanseries als ‘zoete koek’ geslikt, waarbij miljoenen christenen opeens op spectaculaire wijze verdwenen zouden zijn van de aardbodem. Er zou immers sprake zijn van een ‘geheime opname.’
Nadien zijn La Haye en Jenkins gekomen met een serie voor kinderen onder de titel ‘De laatste dagen’, waarin zij opnieuw hun fel gekleurde eindtijdscenario in fictievorm verspreiden. Ook deze boeken gaan als ‘zoete broodjes‘ over de toonbank. Bedenkelijk is dat het evangelie van de angst en dreiging een grote plaats krijgt in dit soort boeken en dat het evangelie van de ontwikkeling naar het positieve doel van God veel te weinig aan bod komt. De Here roept ons immers door Zijn heerlijkheid en macht (2 Petr. 1:3). Het boekje ‘Verdwenen’ gewaagt van enorme kettingbotsingen, neergestorte vliegtuigen en aan de grond gelopen schepen, omdat er dan plotseling mensen ‘weg’ zijn van de aarde, terwijl hun kleren achterbleven. Arme kinderen die dergelijke eindtijdtaferelen ter lezing krijgen aangeboden, waarbij de levende hoop van het evangelie niet uit de verf komt.
We denken ook aan films als ‘Like a thief in the night’, gebaseerd op de opname voordat de grote verdrukking losbarst, en ‘Left behind’, omdat velen op aarde achtergelaten zullen worden. Voor ons geldt echter iets heel anders: “Maar gij broeders zijt niet in de duisternis dat die dag u als een dief overvallen zou, want gij zijt allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe. Laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn” (1 Thess. 5:4-6).
Hal Lindsey’s eerste bestseller was ‘The Late Great Planet Earth’, letterlijk vertaald: wijlen de planeet aarde ofwel ‘De planeet die aarde heette.’ Met andere woorden: alles van de door God goed geschapen schepping zou verwoest en vernietigd worden. Echter, wij geloven dat God wat Hij goed geschapen heeft niet zal vernielen, wel verwisselen (Ps. 102:26-27).
Onze verwachting is dat God alle dingen nieuw zal maken en wij te maken zullen krijgen met een vernieuwde hemel en aarde, die gezuiverd is van alle machten der duisternis! Hoe heerlijk is het dat wij daarbij een werkzaam aandeel mogen leveren als zijn dienstknechten!
Escape-theorie
De opname-idee VOOR de grote verdrukking is een ontsnappingstheorie, die de gemeente niet aanmoedigt door middel van de goede strijd van het geloof te jagen naar het doel, de prijs der roeping Gods. Zij predikt veeleer dat als het echt moeilijk wordt in de strijd, dat de Heer dan Zijn gemeente aan de aarde ontrukt en wegvoert in de lucht ten hemel. Als het echt moeilijk wordt, zouden wij er ‘tussenuit’ gaan. Dat lijkt op: ‘na ons de zondvloed’, weliswaar niet meer die van water, maar een zondvloed van vuur (beeld van demonie).
Men meent hiervoor steun te vinden in 1 Thess. 4:13-18 en in 1 Kor. 15:50-54. De laatste bazuin in 1 Kor. 15:52 moet echter wel de zevende bazuin zijn die Johannes in Openb. 11:15-19 noemt. Het probleem is echter dat men reeds bij het “klimt hierheen op…” (Openb. 4:1) daar de opname van de gemeente in leest, terwijl deze oproep aan Johannes persoonlijk is gericht.
De verdwijning of de verschijning van de gemeente?!
Wij geloven dat de gemeente in haar heiligingsproces (1 Thess. 4:1-8) en trouwe volharding door de kracht van de heilige Geest dwars door de goede strijd des geloofs heen (1 Tim. 6:12) tot Gods doel zal komen. Hoe machtig is het woord: “En Hij, de God des vredes, heilige u GEHEEL EN AL, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken IN ALLEN DELE onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; HIJ ZAL HET OOK DOEN” (1 Thess. 5:23-24).
Langs de weg van de strijd in onze eigen levenssituaties in de Geest tegen de zonde en de boze kunnen wij overwinnaar worden. De oorlog van de gemeente samen met de heilige engelen tegen de boze geesten in de hemelse gewesten maken haar sterk, gelouterd en onberispelijk!
Er zou volgens Darby sprake zijn van een falende gemeente die door de opname zelfs samen met de heilige Geest (zo wordt de ‘weerhouder’ uit 2 Thess. 2:7 in de bedelingenleer geïnterpreteerd) gaat verdwijnen van de aarde. Dit in plaats van de bijbelse gedachte van een overwinnende gemeente die door de kracht van de heilige Geest (d.w.z. de late regen) in het vuur van de demonie van de grote verdrukking standhoudt, om meer en meer te gaan verschijnen door het einddoel te bereiken van volwassen zoonschap, waar de zuchtende schepping met reikhalzend verlangen op wacht tot haar herstel (Rom. 8:19).
Wij geloven in de verschijning van de gemeente in plaats van haar verdwijning. In de gemeente van de eindtijd zullen langs de weg van een gestaag, innerlijk groeiproces uiteindelijk volgroeide, volwassen zonen Gods tevoorschijn gaan komen, waarnaar de gehele zuchtende schepping met reikhalzend verlangen of met opgestoken hoofde uitziet (Rom. 8:19, St. Vert.). Wanneer Christus verschijnt, DIE ONS LEVEN IS, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid (Kol. 3:4). Hij wordt verheerlijkt IN Zijn heiligen en dit zal MET VERBAZING aanschouwd worden (2 Thess. 1:10). De bedekking gaat van het beeld (vergelijk het verwijderen van de doeken bij de onthulling van een standbeeld) en wat versluierd was, treedt aan het licht en komt tevoorschijn. De zonen Gods worden onthuld! Het beeld van Christus in hen komt openbaar!
Natuurlijke of geestelijke eindtijdvisie
Jammer genoeg worden velen in hun eindtijdvisie afgeleid met aardse zaken (bijvoorbeeld door wat de krant of internet zegt) die het doel niet raken en het deelgenoot zijn van een hemelse roeping (Hebr. 3:1; Kol. 3:1-2) vertroebelen.
Kijken naar bijv. je voeding kan gezond zijn, maar als je constant bezig bent met een voedingsleer voor je uiterlijke mens (lichaam), trekt je dat naar de aarde, in plaats van in je innerlijke mens (geest en ziel) van dag tot dag vernieuwd te worden (2 Kor. 4:16).
Anderen zijn continu bezig met het natuurlijke Israël in het Midden-Oosten en dat leidt hen af van het doel dat Hij met de gemeente van Christus (uit Jood en heiden) heeft. In een natuurlijk gerichte eindtijdvisie speelt de gedachte aan een opname of wegvoering van de gemeente vóór de grote verdrukking een grote rol, waarbij daarna het ‘stokje’ weer zou worden overgenomen door het volk Israël. 144.000 Joodse evangelisten zouden te midden van de grote verdrukking in zeven jaar tijd de grote schare binnenhalen, iets wat de Gemeente in 2000 jaar niet gelukt is. God werkt in het nieuwe verbond echter via de Gemeente (uit Jood en heiden). Het is door middel van de gemeente dat thans de veelkleurige wijsheid van God bekend zou worden aan de overheden en machten in de hemelse gewesten (Ef. 3:10). In 1 Kor. 10 wordt dat wat het Israël naar het vlees overkwam als voorbeeld voor ons vermeld en is het opgetekend ter waarschuwing voor ons (de Gemeente) over wie de einde der eeuwen gekomen is (1 Kor. 10:11).
Het is een foutieve gedachtegang op basis van de bedelingenleer dat van Israël en de Gemeente twee aparte volken van God gemaakt worden, waarbij in de bedelingenvisie de Gemeente als het hemelse volk van God en Israël als het aardse volk van God wordt beschouwd. In Efeze 2:14-16 zien we juist dat in Christus de tussenmuur die Jood en heiden scheidt is neergehaald en dat er slechts één volk van God is, namelijk hen die in Christus zijn. Dat ene volk van God zijn zij die besneden van hart zijn, een nieuwe schepping in Christus (Gal. 6:15-16) en die de geestelijke sabbatsrust in Christus zijn ingegaan (Hebr. 4:1-11). Hoevele beloften van God er ook zijn: in Hem is het ja (2 Kor. 1:20). Er worden in het Nieuwe Verbond geen beloften vervuld buiten Christus om, dus ook niet aan ongelovige Joden, alleen wanneer zij niet blijven bij hun ongeloof (in Christus), zullen zij wedergeënt worden op de edele olijfboom (Rom. 11:23).
Beelden in Openbaring: letterlijk of symbolisch-geestelijk
De Maranathavisie heeft de spoedige komst van de Heer gepredikt, maar veel mensen laten geloven dat ze vóór de grote verdrukking worden opgenomen. Deze opnameleer met de gedachte: ‘de Heer kan vannacht al komen’ was daarbij funest, evenals de rampenscenario’s daarna, waarbij men de bijbelse beelden in het boek Openbaring op natuurlijk en aards niveau inkleurde, in plaats van te trachten deze symbolen geestelijk te verstaan.
Bijv. de sprinkhanen die volgens Openbaring 9 uit de put van de afgrond komen, zijn niet ‘helikopters’ volgens de natuurlijke uitleg, maar een beeld van boze geesten, zoals uit het tekstverband blijkt.
Of bijv. de straat van goud in Openbaring 21 is niet letterlijk, maar de straat is beeld van de geestelijke wandel en het goud staat symbolisch voor Gods heerlijkheid.
Dan wel: dat men bijv. bij “Zie, Hij komt met de wolken” (Openb. 1:7 en 14:14) het beeld van de natuurlijke regenwolk als werkelijkheid ziet. De wolk is beeld van de Gemeente (vergelijk de ‘wolk van getuigen’ in Hebr. 12:1), een symbool van haar positie in de hemelse gewesten. Christus is samen met al Zijn heiligen (1 Thess. 3:13) en met hen komt Hij weder in heerlijkheid (Kol. 3:4, Judas 14, Zach. 14:5, Openb. 19:14).
De genoemde opnametheorie meent dat de gemeente bij Openb. 4:1 (“Klim hierheen op”…) al verdwenen is naar de hemel, waardoor zij dit boek aan de gemeente onthoudt, zoals in het begin en aan het eind geschreven wordt (Openb. 1:1-8; Openb. 22:10-21). Volgens de bedelingenleer spreekt Openbaring 4 t/m 19 nergens over de Gemeente, maar alleen al Openbaring 12 spreekt over een groot teken dat in de hemel gezien werd: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. De vrouw is hier het type van de Gemeente, de vrouw van het Lam (Openb. 19:7 en 21:9).
Ten slotte een beknopte bespreking van de meest aangehaalde teksten over de leer van de opname of wegvoering van de gemeente vóór de grote verdrukking:
Tien teksten met korte uitleg
- In het bekende gedeelte 1 Thess. 4:13-18 gaat het ons vooral om de passage: “weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht en zo zullen wij altijd met de Here wezen” (1 Thess. 4:17). De algemeen verbreide opvatting is dat de Here ons in een ‘geheime opname’ in een oogwenk zal wegvoeren naar de hemel. In de Studiebijbel lezen we dat het Griekse eis apantēsin letterlijk betekent ‘naar de ontmoeting’. Het was de vaste uitdrukking voor het buiten de stad tegemoet gaan en verwelkomen van een belangrijke bezoeker), meestal een vorst, om hem een geleide te geven bij zijn aankomst (vergelijk Matth. 25:6: “De bruidegom, ziet, gaat uit Hem tegemoet” en Hand. 28:15). Het woordgebruik pleit voor de gedachte dat de Heer de gemeente in de lucht ontmoet en begeleidt naar de aarde. Kortom: de gemeente gaat Jezus tegemoet in de lucht om Hem in te halen bij Zijn komst naar de aarde.
- In Joh. 14:2-3 lezen we: “In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen – anders zou ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” Deze tekst wordt vaak alleen toegepast op de wederkomst van Christus. Een plaats voor ons bereiden of reserveren gebeurt allereerst door het verzoeningswerk van Jezus Christus voor onze zonden. Er is eerst sprake van Zijn terugkeer in de Geest met Pinksteren (Joh. 14:16-18). Jezus die in de discipelen woning gaat maken, door het ontvangen van de heilige Geest (Joh. 14:23). In Joh. 14:28 staat nog een keer: “Ik ga heen en kom tot u.” Dan volgt in Joh. 14:3b: “en zal U tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt waar Hij is.” God heeft ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus naar onze inwendige mens (ziel en geest) (Ef. 2:6, zie ook Joh. 12:26 en Joh. 17:24). De hemel is niet een plaats heel ver weg achter de sterren, maar de hemel is de onzichtbare, geestelijke wereld, waarin ook wij mogen functioneren en onze strijd voeren (Ef. 6:12). Het gaat daar over het Koninkrijk van God, de stad van God en het (geestelijke) huis van God. In deze geestelijke dimensie bestaat geen tijd, ruimte of afstand die in aardse kilometers of lichtjaren kan worden uitgedrukt. Het gaat bij de ‘hemel’ niet om een naar aards begrip aan te geven plaats of locatie, maar om een geestelijke toestand of situatie (dat geldt ook voor geestelijke begrippen als het ‘dodenrijk’ en de ‘poel van vuur’). In de volgende verzen (Joh. 14:4-6) zien we dat Jezus de weg tot de Vader is en tot het Vaderhuis. De christen – levend of gestorven naar de uitwendige mens (lichaam) – blijft hoe dan ook voortdurend verbonden met Christus en hij maakt als inwoner deel uit van het geestelijke, hemelse Jeruzalem, de stad van God in de onzichtbare wereld. Het nieuwe Jeruzalem, de heilige stad, zal te zijner tijd uit de hemel van God nederdalen op aarde, dus in de natuurlijke, zichtbare wereld (Op. 21:2,10). Het is daarom moeilijk om in deze Schriftplaats de opname van de Gemeente vóór de grote verdrukking naar de hemel te lezen en – volgens deze visie – de zeven jaren later volgende wederkomst van Christus.
- Luk. 21:36 zegt: “Waakt te allen tijde, biddende dat gij in staat moogt wezen (“waardig geacht worden”, St. Vert.) te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden (“te staan”, St. Vert.) voor de Zoon des mensen”. Hier gaat het om de instelling waarmee de gelovigen de gebeurtenissen van de laatste dagen zullen moeten ondergaan en waarin zij de Geestkracht moeten hebben om te blijven staan tegenover het demonische geweld. Waakzaamheid is daarbij nodig, in plaats van te leven in de zorgen voor levensonderhoud of te leven in een roes, opdat die dag niet plotseling over hen zal komen als een strik (Luk. 21:34).
- In Matth. 24:21 wordt gesproken over “een grote verdrukking”. In Matth. 24:29 heeft het over: “Terstond NA de verdrukking dier dagen” en wijst voorts op enkele tekenen, waarna we lezen: “En DAN zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere” (Matth. 24:30-31). Die uitverkorenen zijn niet specifiek en uitsluitend Joden zoals de bedelingenleer beweert.
- In 2 Thess. 1:1-3 staat: “Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert…. Daarna zien we in vers 3: “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want EERST moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs”… Het gaat hier over de openbaring van de antichrist die eerst moet komen.
- In Ef. 6:13 lezen we: “Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden.” Deze boze dag of kwade tijd is er telkens wanneer boze geesten op diverse manieren aanvallen en steeds gaat het erom weerstand te bieden. In het bijzonder kunnen wij bij de ‘boze dag’ (‘dag der verschrikking’, Willibrord Vertaling) ook denken aan “de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal“ (Op. 3:10). In die tijdsperiode van de grote verdrukking is het niet Gods bedoeling dat we daar van te voren aan ontsnappen door een opname, maar wil dit veel meer zeggen dat we onze taak geheel zullen vervullen en standhouden! Te midden van dat alles mogen we de overhand behouden op de machten van de duisternis die nu tekeer gaan en in het bijzonder in de tijd kort voor de komst van de Here.
- In de gelijkenis over de tarwe en het onkruid (= de valse tarwe of dolik) lezen we kenmerkend: “Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haal EERST het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur” (Matth. 13:30). Merk op dat er niet geschreven wordt: “Brengt EERST het koren bijeen (door een opname) in mijn (hemelse) schuur en haal daarna het onkruid bijeen.”
- In 1 Thess. 1:10 lezen we: “…en uit de hemelen Zijn Zoon te verwachten die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn.” Dat laatste verstaat men dan zo dat de gemeente aan de grote verdrukking ontsnapt. Bij een beter begrip van dit vers verstaan wij dat de komende toorn ons niet kan of zal aantasten, terwijl wij door de grote verdrukking heengaan (vergelijk het principe in Jes. 43:2b: “Als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden”). Wij zullen door Hem behouden worden van de toorn (Rom. 5:9b, vergelijk 1 Thess. 5:9).
- Openb. 3:10 is een vaak gebruikte tekst om de opnamevisie te ondersteunen dat wij aan de ‘ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal’ zonder meer zullen ontkomen. We lezen: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal Ik ook u bewaren voor (Grieks: tērēsō ek) de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen”. Het woordje ek kan ‘uit’ betekenen, zoals de Statenvertaling heeft, en daar kan men dan de opname uit afleiden. Wij zien in dit ‘bewaren voor’ de bescherming van de Heer te midden van de ure der verzoeking die over de gehele wereld komt. Bovendien is het onze roeping naar de inwendige mens nu al ‘in de hemel te wandelen’ (Fil. 3:20, St. Vert. ; Ef. 2:6; Openb. 12:2; Openb. 13:6; Openb. 19:14), waardoor wij bestand zullen blijken en onaantastbaar worden voor de boze.
- Dezelfde woorden lezen we in Joh. 17:15: “Ik bid niet dat gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor (Grieks: tērēseis ek) de boze (vergelijk 2 Thess. 3:3; 1 Joh. 5:18 en Luk. 22:31v.). Er is hier geen sprake van een ‘wegname’ of ‘opname’, maar veel meer de gedachte dat de Heer, hoe fel de boze ons ook kan aanvallen, ons erdoor heen zal halen.
Het doel
Laten wij ons uitstrekken naar het volle doel van God met de mens en de Gemeente om als zonen van God te worden geopenbaard tot het herstel van de zuchtende schepping (Rom. 8:19-22). Als de weg daartoe voor de gemeente door de grote verdrukking heengaat, moeten wij ons toebereiden in Gods kracht om bestand te blijven tegen de antichristelijke demonie die dan woedt en ons gereed maken voor de komst van de Christus.
Jildert de Boer.
©Verdieping en Aansporing 2018.
Geef een reactie